Читать книгу In de gaten - Блейк Пирс - Страница 10

HOOFDSTUK VIJF

Оглавление

De volgende ochtend zat Riley, samen met andere somber uitziende studenten in het auditorium van de universiteit. Hoewel de algemene gemoedstoestand van de campus nogal down was, vroeg ze zich toch af of iedereen zich zo ellendig voelde als zij. Ze vond dat een aantal van hen er eerder geërgerd dan verdrietig uitzagen. Een paar studenten leken nerveus, alsof ze bang waren van elke beweging om hen heen.

Hoe komen we ooit over zoiets heen? vroeg ze zich af.

Maar natuurlijk had niet iedereen een goede band met Rhea gehad. Niet iedereen had haar gekend. Ze zouden zeker geschokt zijn bij de gedachte aan een moord op de campus, maar voor velen van hen zou het niet persoonlijk zijn.

Voor Riley was het persoonlijk. Ze kon de afschuw niet van zich afschudden die haar had getroffen bij het zien van Rhea’s...

Ze kon zichzelf niet laten denken aan de woorden die ze nodig had. Ze kon haar vriendin nog niet als een lijk beschouwen, ondanks wat ze gisteravond had gezien.

De bijeenkomst van de campus leek vandaag volledig losgekoppeld van wat er was gebeurd. Het leek zich ook voor eeuwig voort te slepen, waardoor ze zich nog slechter voelde.

Chef Hintz was net klaar met het geven van een strenge preek over veiligheid op de campus en beloofde dat de moordenaar snel gepakt zou worden en nu ging rector Trusler maar door en door over hoe het hier op de Lanton University weer normaal zou worden.

Veel succes ermee, dacht Riley.

De lessen van vandaag waren geannuleerd, zei Trusler, maar ze zouden op maandag hervat worden. Hij zei dat hij het begreep als sommige studenten zich misschien niet klaar voelden om zo snel weer naar de lessen te gaan en ook als sommigen misschien een paar dagen naar huis wilden om bij hun familie te zijn en dat de schoolbegeleiders klaar stonden om iedereen met dit vreselijke trauma te helpen, en... en... en...

Riley sloot zich af en onderdrukte een geeuw terwijl de rector ernstig door ratelde, zonder iets nuttigs te zeggen wat haar betreft. Ze had gisteravond nauwelijks geslapen. Ze was net in slaap gevallen toen het team van de patholoog-anatoom luidruchtig arriveerde. Vervolgens stond ze in stil afgrijzen in haar deuropening te kijken terwijl het team een met een laken bedekte vorm op een brancard wegvoerde.

Natuurlijk, dacht ze, kan dat niet iemand zijn die uren geleden nog lachte en danste. Dat kan niet echt Rhea zijn.

Riley had daarna helemaal niet meer geslapen. Ze kon niet anders dan jaloers zijn op Trudy, die de hele nacht buiten westen leek te zijn. Waarschijnlijk, vermoedde Riley, van alle alcohol die ze eerder had gedronken.

Vanmorgen vroeg had de studenten-assistent deze bijeenkomst via de intercom aangekondigd. Trudy had nog in bed gelegen toen Riley vertrok. Toen Riley naar de bijeenkomst was gekomen, had ze Trudy nergens in het auditorium gezien.

Riley keek nu rond, maar zag haar nog steeds niet. Misschien lag ze nog in bed.

Ze mist niet veel, dacht Riley.

Ze zag Heather, Rhea’s huisgenoot ook nergens. Maar Gina en Cassie zaten een paar rijen voor haar. Ze hadden Riley rakelings gepasseerd op weg naar de bijeenkomst, blijkbaar nog steeds boos op haar, omdat ze hun namen aan de politie had gegeven.

Gisteravond had Riley begrepen waarom ze zich zo zouden voelen, maar nu begon het kinderachtig te lijken. Het was ook ontzettend pijnlijk. Ze vroeg zich af of haar vriendschappen zich ooit zouden herstellen.

Op dit moment leek dat ‘normaal’ waar de rector over sprak voor altijd verdwenen.

Eindelijk kwam de bijeenkomst tot een einde. Terwijl de studenten het gebouw uitkwamen, stonden er buiten verslaggevers te wachten. Ze gingen meteen op Gina en Cassie af en stelden hen allerlei vragen. Riley vermoedde dat ze erin geslaagd waren om erachter te komen wie Rhea’s metgezellen die nacht vóór haar moord waren geweest.

Als dat zo was, dan wisten ze waarschijnlijk ook van Riley. Maar tot nu toe hadden ze haar nog niet gezien. Misschien was het een geluk dat Gina en Cassie Riley vanmorgen hadden afgewimpeld. Anders had ze daar bij hen gestaan en vastgezeten aan het beantwoorden van onmogelijke vragen.

Riley versnelde haar pas om de verslaggevers te ontwijken en zich een weg tussen de andere studenten door te banen. Terwijl ze wegliep, hoorde ze de verslaggevers Gina en Cassie steeds opnieuw met dezelfde vraag bestoken...

‘Hoe voel je je?’

Riley voelde een prikkeling van woede.

Wat is dat nou voor een vraag? vroeg ze zich af.

Wat verwachtten ze dat Gina en Cassie zouden antwoorden?

Riley had geen idee wat ze zelf zou zeggen, behalve misschien de verslaggevers te zeggen haar verdomme met rust te laten.

Ze werd nog steeds met verwarde en vreselijke gevoelens overspoeld; verdovende shock, aanhoudend ongeloof, knagende afschuw en nog veel meer. Het ergste gevoel van alles was een soort schuldige opluchting dat zij het lot van Rhea niet had ontmoet.

Hoe konden zij of haar vriendinnen dit onder woorden brengen?

Wat had een ander daar eigenlijk mee te maken om dat aan hen te vragen?

Riley was bij de cafetaria van de studentenvereniging aangekomen. Ze had nog geen ontbijt gegeten en begon zich net te realiseren dat ze honger had. Bij het buffet pakte ze spek en eieren en schonk voor zichzelf wat sinaasappelsap en koffie in. Toen keek ze rond op zoek naar een zitplaats.

Haar oog viel al snel op Trudy, die alleen aan een tafel zat, haar ontbijt zat te eten, met haar rug naar de anderen in de ruimte gekeerd.

Riley slikte nerveus.

Had ze het lef om bij Trudy aan tafel te gaan zitten?

Zou Trudy zelfs maar met haar praten?

Ze hadden sinds gisteravond geen woord meer gewisseld toen Trudy Riley bitter had verteld om te gaan slapen.

Riley verzamelde al haar moed en manoeuvreerde zich een weg door de ruimte naar Trudy’s tafeltje. Zonder iets te zeggen zette ze haar dienblad op de tafel en ging naast haar kamergenoot zitten.

Trudy hield even haar hoofd omlaag, alsof ze Riley’s aanwezigheid niet had opgemerkt.

Ten slotte zei Trudy zonder naar Riley te kijken: ‘Ik had besloten om de bijeenkomst over te slaan. Hoe was het?’

‘Het was klote,’ zei Riley. ‘Ik had het ook moeten overslaan.’

Ze dacht even na en voegde eraan toe: ‘Heather was er ook niet.’

‘Nee,’ zei Trudy. ‘Ik hoorde dat haar ouders vanmorgen zijn gekomen en haar meteen mee naar huis hebben genomen. Ik denk dat niemand weet wanneer ze weer naar school terugkomt en óf ze überhaupt nog terug zal komen.’

Trudy keek eindelijk naar Riley en zei: ‘Heb je gehoord wat er met Rory Burdon is gebeurd?’

Riley herinnerde zich hoe Hintz haar vannacht naar Rory had gevraagd.

‘Nee,’ zei ze.

‘De politie stond gisteravond laat op de deur van zijn appartement te bonken. Rory had geen idee wat er aan de hand was. Hij wist niet eens wat er met Rhea was gebeurd. Hij was doodsbang dat hij gearresteerd zou worden en hij wist niet eens waarom. De politie heeft hem ondervraagd totdat ze er uiteindelijk achter kwamen dat hij niet de dader was en zijn toen vertrokken.’

Trudy haalde lichtjes haar schouders op en voegde eraan toe: ‘Die arme gozer. Ik had zijn naam niet aan die stomme politiechef moeten geven. Maar hij bleef maar al die vragen stellen, ik wist niet wat ik anders moest zeggen.’

Er viel een stilte tussen hen. Riley merkte dat ze aan Ryan Paige moest denken en hoe ze zijn naam aan Hintz had gegeven. Had de politie Ryan gisteravond ook een bezoekje gebracht? Het leek niet onwaarschijnlijk, maar Riley hoopte van niet.

Hoe dan ook, ze voelde zich opgelucht dat Trudy tenminste bereid was om met haar te praten. Misschien zou Riley het nu kunnen uitleggen.

Ze zei langzaam: ‘Trudy, toen de politie daar aankwam, vroeg die vrouwelijke agent me wat ik wist en ik kon er niet over liegen. Ik moest vertellen dat je gisteravond met Rhea uit was geweest. Ik moest haar ook over Cassie, Gina en Heather vertellen.’

Trudy knikte. ‘Ik snap het, Riley. Je hoeft het niet uit te leggen. Ik begrijp het. En het spijt me … Het spijt me dat ik je behandeld heb als een...’

Opeens begon Trudy stilletjes te huilen, haar tranen vielen vrijuit op het dienblad met haar ontbijt.

Ze vroeg: ‘Riley, was het mijn schuld? Wat er met Rhea is gebeurd, bedoel ik.’

Riley kon haar oren nauwelijks geloven.

‘Waar heb je het over, Trudy? Natuurlijk niet. Hoe kan het jouw schuld zijn?’

‘Nou, ik was gisteravond zo stom en dronken en ik lette niet op wat er om me heen gebeurde en ik weet niet eens meer wanneer Rhea de Centaur’s Den verliet. De andere meiden zeiden dat ze alleen was vertrokken. Misschien als ik...’

Trudy’s stem vervaagde, maar Riley wist wat ze onuitgesproken liet...

‘... misschien als ik gewoon met Rhea mee naar huis was gelopen.’

En ook Riley voelde zich vreselijk schuldig.

Ze zou zichzelf tenslotte dezelfde vraag kunnen stellen.

Áls ze niet alleen vanuit de Centaur’s Den was vertrokken en áls ze er was geweest toen Rhea zich klaarmaakte om weg te gaan en áls ze had aangeboden om met Rhea mee naar huis te lopen...

Dat woord: als...

Riley had nooit beseft hoe naar een woord zou kunnen zijn.

Trudy bleef zachtjes huilen en Riley wist niet wat ze kon doen om haar zich beter te laten voelen.

Ze vroeg zich half af waarom ze zelf niet huilde.

Natuurlijk had ze gisteravond in haar eigen bed gehuild. Maar ze had toch echt nog niet genoeg gehuild, niet om zoiets vreselijks. Er was vast nog meer gehuil voor haar in petto.

Ze zat aan haar ontbijt te plukken terwijl Trudy haar ogen afveegde, haar neus snoot en een beetje tot rust kwam.

Trudy zei: ‘Riley, ik vraag me steeds af wáárom? Waarom Rhea bedoel ik? Was het iets persoonlijks? Haatte iemand haar genoeg om haar te vermoorden? Ik zie niet eens in hoe dat mogelijk is. Niemand haatte Rhea. Waarom zou iemand Rhea haten?’

Riley gaf geen antwoord, maar ze vroeg zich hetzelfde af. Ze vroeg zich ook af of de politie al antwoorden gevonden had.

Trudy vervolgde: ‘En was het iemand die we kennen die haar vermoord heeft? Is een van ons misschien de volgende? Riley, ik ben bang.’

En weer gaf Riley geen antwoord.

Ze was er echter zeker van dat Rhea haar moordenaar had gekend. Ze wist niet waarom ze het zeker wist. Het was niet alsof ze politieagent was ofzo of echt iets over criminelen wist. Maar iets in haar onderbuik vertelde haar dat Rhea haar moordenaar had gekend en had vertrouwd, tot het te laat was om zichzelf te redden.

Trudy keek Riley doordringend aan en zei toen: ‘Jij lijkt niet bang te zijn.’

Riley voelde zich onthutst.

Voor het eerst drong het tot haar door...

Nee, ik ben niet bang.

Ze had elke andere vreselijke emotie in de wereld gevoeld, schuld, verdriet, shock en ja, afschuw. Maar haar afgrijzen verschilde op de een of andere manier met de angst voor haar eigen leven. De afschuw die ze voelde was voor Rhea zelf, afschuw over het verschrikkelijke van wat haar was overkomen.

Maar Riley was niet bang.

Ze vroeg zich af of het kwam door wat er al die jaren geleden met haar moeder was gebeurd, het geluid van dat schot, de aanblik van al dat bloed, het onbegrijpelijke verlies waar ze zelfs vandaag nog mee worstelde?

Had het ergste trauma dat ze ooit had meegemaakt, haar sterker gemaakt dan andere mensen?

Om de een of andere reden hoopte ze bijna van niet. Het leek niet helemaal goed om zo sterk te zijn, sterk op manieren die andere mensen niet waren.

Het leek gewoon niet helemaal...

Het kostte Riley een paar seconden om het woord te vinden.

Menselijk.

Ze huiverde een beetje en zei toen tegen Trudy: ‘Ik ga terug naar de kamer. Ik moet echt wat slapen. Ga je mee?’

Trudy schudde haar hoofd.

‘Ik wil hier gewoon een tijdje zitten’, zei ze.

Riley stond op van haar stoel en gaf Trudy een snelle knuffel. Toen maakte ze het dienblad met haar ontbijt leeg en verliet de studentenvereniging. Het was geen lange wandeling terug naar de studentenkamer en ze was opgelucht dat ze onderweg geen verslaggevers zag. Toen ze bij de voordeur van het studentenhuis aankwam, wachtte ze even. Nu drong het tot haar door waarom Trudy nu niet met haar mee terug had willen komen. Ze was er gewoon nog niet klaar voor om het studentenhuis weer onder ogen te zien.

Toen Riley voor de deur stond, kreeg zij er ook een raar gevoel van. Natuurlijk had ze de nacht hier doorgebracht. Ze woonde hier.

Maar na enige tijd buiten te hebben doorgebracht, waar een terugkeer naar normaliteit was verklaard, was zé er wel klaar voor om terug te gaan naar het gebouw waar Rhea vermoord was?

Ze haalde diep adem en liep door de voordeur naar binnen.

Eerst dacht ze dat ze zich goed voelde. Maar toen ze door de gang liep, werd het vreemde gevoel dieper. Riley had het gevoel alsof ze onder water liep en bewoog. Ze liep regelrecht naar haar eigen kamer en stond op het punt de deur te openen toen haar ogen naar de kamer in de gang werden getrokken, de kamer die Rhea en Heather gedeeld hadden.

Ze liep ernaartoe en zag dat de deur was afgesloten en verzegeld met politielint.

Riley stond daar en voelde zich plotseling vreselijk nieuwsgierig.

Hoe zag het er daar nu uit?

Was de kamer schoongemaakt sinds ze hem voor het laatst had gezien?

Of lag het bloed van Rhea daar nog?

Riley werd door een vreselijke verleiding gegrepen om het lint te negeren, die deur te openen en naar binnen te lopen.

Ze wist beter dan aan die verleiding toe te geven. En natuurlijk zou de deur op slot zijn.

Maar toch …

Waarom voel ik me zo?

Ze stond daar en probeerde deze mysterieuze drang te begrijpen. Ze begon zich te realiseren dat het iets met de moordenaar zelf te maken had.

Ze kon het niet helpen om te denken...

Als ik die deur open, dan kan ik in zijn gedachten kijken.

Het sloeg natuurlijk nergens op.

En het was echt een angstaanjagend idee om in een kwade geest te kijken.

Waarom? bleef ze zich afvragen.

Waarom wilde ze de moordenaar begrijpen?

Waarom voelde ze in vredesnaam zo’n onnatuurlijke nieuwsgierigheid?

Voor het eerst sinds dit hele vreselijke iets gebeurd was, voelde Riley zich opeens heel bang...

... niet vóór zichzelf, maar ván zichzelf.

In de gaten

Подняться наверх