Читать книгу Doodsgezicht - Блейк Пирс - Страница 10

HOOFDSTUK VIER

Оглавление

Het tankstation was griezelig stil toen Zoe, in haar eentje, op de plaats delict verscheen. Overal was politielint om eventuele toeschouwers op afstand te houden, en een enkele agent stond bij de voordeur op wacht om rebelleuze tieners tegen te houden.

“Mogge,” zei Zoe, terwijl ze haar legitimatie liet zien. “Ik ga een kijkje nemen.

De man knikte zijn toestemming, niet dat ze dat nodig had, en ze liep hem voorbij, bukkend onder het lint om naar binnen te gaan.

Shelley had de beste manier bedacht om hun unieke en specifieke bekwaamheden in te zetten. Zonder verder overleg had ze voorgesteld dat zij met de familie zou praten, en Zoe had ze naar de plaats delict van de meest recente moord gestuurd nadat die haar bij het huis van de familie had afgezet. Dat was hoe het moest zijn. Zoe kon hier naar patronen zoeken, en Shelley zou daar emoties en leugens kunnen lezen. Zoe moest haar dat meegeven.

Dus was ze ermee akkoord gegaan, en had alleen maar gedaan alsof ze de leiding had. Het was slechts door Shelley’s warme persoonlijkheid – en door het feit dat Zoe in het algemeen geen enkel belang hechtte aan het aanhouden van de hiërarchie, zolang de zaak maar werd opgelost – dat het allemaal goed aanvoelde. Shelley had er zelfs bijna verontschuldigend uitgezien dat ze, zo enthousiast om te tonen dat ze wist hoe het moest, per ongeluk een grens had overschreden.

Ze weifelde bij de deur van het tankstation, in de wetenschap dat alles daar begonnen moest zijn. Er waren lichte sporen op de grond, voetafdrukken die gemarkeerd waren met kleine vlaggetjes en plastic driehoekjes. De vrouw – de oudere vrouw met de stevige stappers en korte passen – was daar voorbijgegaan. Dit tankstation lag zo verlaten dat ze die dag niet meer dan een paar klanten moest hebben gehad, en er waren niet veel andere voetsporen buiten de gemarkeerde afdrukken die voor verwarring konden zorgen.

De vrouw was gevolgd, hoewel ze dat misschien niet had geweten. De getallen dansten voor Zoe’s ogen en vertelden haar wat ze moest weten: de afstand tussen hen gaf een ongehaaste pas aan. Er waren geen voetsporen die aangaven dat de dader uit het tankstation of ergens van de parkeerplaats was gekomen. De vrouw was met een rustige snelheid naar de hoek gelopen, met gelijkmatige tred. Daar was het warrig kluwen, maar Zoe liep eraan voorbij toen ze zag dat de voetafdrukken doorgingen – ze zou er later naar terugkeren.

In eerste instantie gingen de voetsporen met een iets versnelde tred verder. Wist de vrouw nu dat ze gevolgd werd?

Hier – vlak bij een paar balletjes snoep die over de grond verspreid lagen, misschien door een verkeerd gelopen levering of een onhandig kind – waren ze gestopt. De vrouw had zich omgedraaid om naar de man te kijken, en was daarna met een ruk gekeerd en was afgesneld op een deur aan de achterkant van het gebouw.

In het slot hing nog een sleutel, die af en toe heen en weer bewoog in de bries. De aarde was wat ingesleten op deze plek, waar het slachtoffer zich had omgedraaid om de sleutel in het slot te plaatsen en zich toen weg te haasten.

Haar voetsporen lieten hier een veel verder uitgestrekte looppas zien, een hogere snelheid. Ze had bijna gerend in een poging te ontkomen, terug naar haar winkeltje. Was ze bang geweest? Had ze het koud gehad in het donker? Had ze gewoon terug naar haar toonbank gewild?

De man was achter haar aan gegaan. Niet meteen; er was hier een inkeping, een klein stukje opgehoopte aarde aan de rand van een hielspoor waar hij zich langzaam had omgedraaid om haar te bekijken. Toen was hij achter haar aangegaan, met wat leek op een gemakkelijke, lichte tred, was rechtstreeks op haar afgestapt en had haar afgesneden om haar bij de hoek te bereiken.

Ah, hier was het weer troebel op de grond. Zoe ging op haar hurken zitten om het van dichtbij te kunnen zien. Hier was de grond flink omgewoeld, met duidelijk zichtbare slijtplekken waar het slachtoffer zich overeind had proberen te trappen tegen de grond. Het had misschien een paar seconden geduurd, of minder. Nog beter zichtbaar was de zware afdruk van een mannenschoen op deze plek waar hij een deel van haar gewicht met het wurgkoord had opgevangen.

Het lichaam was misschien al weggebracht, maar het bloed sprak voor zich.

Het was snel gegaan; ze had niet lang geworsteld.

Zoe ging de voetafdrukken van de man beter bekijken. Ze zagen er interessant uit. Ze kon vaag een patroontje ontwaren in de afdrukken van het slachtoffer – genoeg om een idee te geven van het merk en dat het gemakkelijke schoenen waren – maar zijn voetsporen waren weinig meer dan een vaag silhouet, voornamelijk bestaand uit een hielafdruk.

Zoe liep weer terug. Er waren maar twee plekken waarop ze zijn voetsporen kon ontwaren: bij de deur, waar hij had staan wachten, en hier, tijdens het plegen van de moord. In beide gevallen was alles dat hem zou kunnen identificeren – inclusief de lengte en breedte van de schoen – uitgewist.

Hij had, met andere woorden, zijn rommel achter zich opgeruimd.

“Op het lichaam na is geen enkel ander fysiek bewijs gevonden?” vroeg Zoe aan de bewaker, die nog niet van zijn plaats bij de deur was geweken.

Zijn duimen waren aan de lussen van zijn riem gehaakt. Met vernauwde ogen keek hij heen en weer over de weg. “Nee, mevrouw,” zei hij.

“Geen haarzakjes? Bandensporen?”

“Niets dat we op een dader kunnen vastpinnen. Het lijkt erop dat alle bandensporen op de parkeerplaats zijn uitgewist, niet alleen die van hem.”

Zoe kauwde bedachtzaam op haar lip. Hij had misschien wel zijn slachtoffers willekeurig uitgekozen, maar een ongeleide krankzinnige was hij geenszins. Net wat Shelley had gezegd – hij was beheerst. Sterker nog, hij was geduldig en nauwkeurig. Zelfs moordenaars die hun daden van te voren planden waren gewoonlijk niet zo goed.

De rinkeltoon van Zoe’s telefoon klonk als een luide gil temidden van de stille weg, en de bewaker maakte een sprong van schrik. “Special Agent Prime,” antwoordde ze automatisch, zonder zelfs maar naar het scherm te kijken.

“Z, ik heb een aanknopingspunt. Agressieve ex-man,” zei Shelley. Geen prietpraat. Haar stem was gehaast, opgewonden. De kick van een eerste aanknopingspunt. “De echtscheiding was kennelijk net doorgekomen. Wil je me ophalen zodat we het kunnen uitzoeken?”

“Niet veel te zien hier,” antwoordde Zoe. Het had weinig zin dat ze allebei de plaats delict zouden verkennen als er andere sporen te volgen waren. Los daarvan vermoedde ze dat Shelley heel graag weg zou willen blijven van de plaats waar een vrouw was omgebracht. In veel aspecten was ze echt nog een groentje. “Ik ben over twintig minuten bij je.”

***

“En waar was je gisteravond?” drong Shelley aan. Ze leunde voorover zodat de man het gevoel kreeg dat dit hun kleine geheimpje was.

“Ik was in een bar,” gromde hij. “Lucky’s, in het oosten van de stad.”

Zoe luisterde wel, maar meer ook niet. Vanaf het eerste ogenblik dat ze hierbinnen waren gelopen had ze geweten dat dit niet hun moordenaar was. De ex-man had misschien het overwicht willen hebben toen ze getrouwd waren, maar dat was nu net het probleem: zijn gewicht. Hij was minstens vijfenveertig kilo te zwaar om die afdrukken te hebben achtergelaten, en te kort bovendien. Hij was lang genoeg om zijn vrouw onderuit te halen – een vrij kleine vrouw die ongetwijfeld vaak met zijn vuisten in aanraking was geweest – maar niet het langste slachtoffer. Hij was een meter drieënzeventig, waarschijnlijk zelfs maar een meter tweeënzeventig. Hij had zich niet zo ver kunnen uitstrekken.

“Kan iemand bevestigen dat je daar was?” vroeg Shelley.

Zoe wilde haar eigenlijk laten ophouden met het gesprek zodat ze niet nog meer tijd zouden verdoen. Maar ze zweeg. Ze wilde niet iets proberen uit te leggen dat voor haar zo klaar als een klontje was.

“Ik lag onder de tafel,” zei hij, terwijl hij met zijn hand gefrustreerd in de lucht gebaarde. “Kijk maar naar de camerabeelden. Vraag maar aan de barman. Hij heeft me er ver na middernacht uitgegooid.”

“Heeft die barman nog een naam?” vroeg Zoe, terwijl ze een notitieblok pakte om een aantekening te maken. In ieder geval zouden ze het gemakkelijk kunnen verifiëren. Ze schreef op wat hij haar vertelde.

“Wanneer heb je je ex-vrouw voor het laatst gezien?” vroeg Shelley.

Hij haalde zijn schouders op. Zijn ogen bewogen zijwaarts terwijl hij nadacht. “Weet ik veel. Dat kutwijf stond me altijd in de weg. Paar maanden geleden, denk ik. Ze liep vreselijk te zeiken over de alimentatie. Ik had een paar overmakingen gemist.

De manier waarop hij sprak werkte duidelijk als een rode lap op Shelley. Er waren emoties die Zoe slechts met veel moeite kon herkennen, ongrijpbare dingen die niet echt namen hadden of voortkwamen uit bronnen waarmee ze zich niet kon identificeren. Maar woede was gemakkelijk. Woede had evengoed een rood knipperlicht kunnen zijn, en op dit moment ging het af boven Shelley’s hoofd.

“Beschouw je alle vrouwen als ongemakken, of alleen degenen die van je gescheiden zijn nadat je gewelddadig mishandeld hebt?”

De ogen van de man vielen praktisch uit zijn hoofd. “Zeg hoor eens, je kan niet-“

Shelley viel hem in de reden voor hij zijn zin af kon maken. “Je hebt in het verleden Linda mishandeld, toch? We hebben verscheidene arrestaties voor uiteenlopende klachten over huiselijk geweld op je strafblad gezien. Je had er kennelijk een gewoonte van gemaakt om haar verrot te slaan.”

“Ik…” De man schudde zijn hoofd, alsof hij zijn gedachten op een rijtje probeerde te zetten. “Ik zou haar nooit zoiets aandoen. Iets echt ergs bedoel ik. Ik zou haar nooit om het leven brengen.”

“Waarom niet? Toch wel lekker om die alimentatie niet meer te hoeven betalen?” drong Shelley aan.

Zoe verstijfde, en haar handen balden zich tot vuisten. Als dit zo doorging zou ze moeten ingrijpen. Shelley begon haar zelfbeheersing te verliezen, haar stem werd zowel hoger als luider.

“Ik betaalde die toch al niet,” merkte hij op. Zijn armen had hij defensief over elkaar gevouwen.

“Misschien werd het je wel rood voor de ogen de laatste keer. Je wilde haar pijn doen, en het ging verder dan normaal?”

“Hou op!” schreeuwde hij terwijl hij zijn kalmte verloor. Onverwacht deed hij zijn handen over zijn gezicht, en toen hij deze weer weghaalde was er nattigheid van zijn ogen tot zijn wangen. “Ik ben opgehouden alimentatie te betalen zodat ze me zou komen opzoeken. Ik miste haar, oké? Stom wijf had me in haar greep. Ik ga me iedere avond bezatten omdat ik helemaal alleen ben. Is dat wat je wilde horen? Tevreden?”

Ze waren klaar – dat was wel duidelijk. Desondanks bedankte Shelley de man stijfjes en overhandigde hem een kaartje met het verzoek te bellen als er iets in hem opkwam. Wat Zoe zou hebben gedaan als ze gedacht had dat het iets zou uitrichten. De meeste mensen belden Zoe niet terug.

In dit geval betwijfelde ze het ook ten zeerste dat Shelley gebeld zou worden.

Shelley ademde zwaar uit terwijl ze wegliepen. “Dood spoor. Sorry, onbedoelde woordspeling. Ik geloof hem. Wat moeten we nu doen, denk je?”

“Ik wil het lichaam zien,” antwoordde Zoe. “Als er al aanknopingspunten te vinden zijn, dan zijn die bij het slachtoffer.”

Doodsgezicht

Подняться наверх