Читать книгу Raji: Boek Twee - Charley Brindley - Страница 7

Оглавление

Hoofdstuk vijf

De laatste les van de dag was aardrijkskunde. Mr. Lampright, de instructeur, stelde een vraag.

"Geef de naam van een land in Europa dat een binnenstaat is omgeven door binnenstaten."

Drie handen gingen de lucht in, een ervan was die van Liz.

Ik had geen idee wat bedoeld werd met 'binnenstaat', dus noteerde ik het woord om het die avond in de bibliotheek op te zoeken. Ik had al een lange lijst begrippen om op te zoeken.

Mr. Lampright keek rond in het klaslokaal tot zijn ogen op mij vielen.

Oh, nee. Vraag het alstublieft niet aan mij.

Terwijl hij nog altijd naar mij staarde, zei de instructeur: "Elmer Harkey."

Wat een opluchting.

"Eh... I-ik," stamelde Elmer, "eh... Duitsland?"

"Verkeerd, Mr. Harkey. Duitsland heeft onder andere een haven in Hamburg aan de Noordzee. Miss Keesler, denk je dat je het antwoord kent?"

"Liechtenstein."

“Correct. Liechtenstein grenst aan Zwitserland en Oostenrijk en geen van beide hebben een zeehaven."

Elmer Harkey keek boos naar Liz, trok dan een gezicht en schudde zijn hoofd heen en weer.

"Zo, cadet Harkey," zei Mr. Lampright, "een kans om je reputatie te herstellen. Waar bevindt zich het Baikalmeer?"

"Afrika," antwoordde Elmer Harkey meteen.

"Nee. Iemand anders?"

Verschillende handen gingen de hoogte in. Na een ogenblik stak ik ook mijn hand op. Ik was bijna zeker dat ik wist waar het meer was en ik vermoedde dat het belangrijk was om zoveel mogelijk deel te nemen aan de lessen, al was het maar omdat ik dan verplicht zou zijn harder te studeren.

Mr. Lampright glimlachte. "Cadet Devaki."

"Ik denk dat het in Siberië is."

"Goed zo, Devaki. Laten we nu het Himalayagebergte bespreken. En denk eraan je voor te bereiden zodat je klaar bent om morgen vragen te beantwoorden over hoofdstuk drie en vier."

* * * * *

De volgende dag, na het middageten, speelden Liz en ik schaak. Voor we het beseften, was het uur voorbij en moesten we ons haasten om onze geschiedenisboeken te halen en naar het lokaal te rennen.

We waren twee minuten te laat. Mr. von Hoffbrau schreef de roze papiertjes waarmee we elk een strafpunt kregen en ging dan verder met zijn les over de Tweede Punische Oorlog.

Ik deed hard mijn best om te snappen waarover de instructeur sprak, maar hij sprak niet alleen te snel om te kunnen volgen, hij had bovendien een zwaar accent. Het enige wat ik goed verstond, was dat de leesopdracht hoofdstuk een tot en met drie was, want dat schreef hij op het bord.

* * * * *

Aan het begin van de les wetenschappen schreef Mr. Alfred Simpalus zijn naam op het bord en keek dan naar ons.

"De beste manier om wetenschappen te leren," zei Mr. Simpalus, "is door het zelf te ervaren. We zullen geen dissectie doen van kikkers, maar we zullen ze bestuderen om te leren hoe ze aan voedsel komen, hoe ze groeien en hoe ze zich voortplanten. Zoals je ziet, zijn er in het leslokaal geen glazen bokalen of kooien. Dat is omdat we de kikkers niet in gevangenschap zullen bestuderen. We zullen ze observeren in hun eigen leefomgeving, namelijk in de vijver voorbij de schuur en de kraal."

Er klonk wat gefluister terwijl de instructeur voor ons ijsbeerde.

"Ja, we hebben hier een schuur, een kraal en een vijver, maar ook een bos met loblollydennen en platanen en een tuin van vierduizend vierkante meter. Je vindt dat allemaal op wandelafstand achter het Hannibalhuis. Morgen komen we samen in de schuur, waar je kennis zal maken met de twee paarden, vier koeien, vijf schapen, twee dozijn kippen en een ezel. Je zal ook Mr. Frazer ontmoeten, onze conciërge. De eerstejaars zal worden gevraagd Mr. Frazer te helpen met zijn werk."

Er kwam wat gekreun van achterin het lokaal.

"Je zal stallen uitmesten, onkruid wieden in de tuin, bomen snoeien, koeien melken en eieren rapen voor de koks. En je moet goed luisteren naar Mr. Frazer, want sommige dingen die hij je zal vertellen, worden ook bevraagd op het examen. Morgen krijgt iedereen een overzicht met de dagen en tijden waarop je Mr. Frazer moet helpen."

* * * * *

Die avond in de kantine waren er maar vijf eerstejaars die geen verzameling roze blaadjes met strafpunten hadden.

"Waarom krijgen we eigenlijk die stomme strafpunten?" vroeg Liz terwijl ze bruine saus over haar puree lepelde.

Een van de eerstejaars aan de tafel achter ons sprak met een klagerige, zangerige stem. "Waarom krijgen we eigenlijk die stomme strafpunten?" Zijn vrienden lachten. "Boehoe." Hij wreef met zijn vuisten in zijn ogen. "Ik wil mijn mama."

Meer gelach.

Ik keek boos naar de eerstejaars. "Elmer Harkey, waarom je niet zwijgen?"

Een paar seconden bleef het stil, maar dan spotte een laatstejaars met een schrille, klagende stem: "Raji Dekaki, waarom jij niet zwijgen?"

De andere jongens lachten.

“Luister niet naar hen,” zei Liz, "ze lijden gewoon aan een collectief minderwaardigheidscomplex."

"Oh, Reynolds," zei Harkey, "ik wist niet dat je een collecte deed voor een mindervaardigheidscomplex."

"Grappig, hoor," zei Liz en at verder.

"Hé, Balboni," riep een laatstejaars, "wat gebeurt er wanneer een onnozel wichtje tien strafpunten heeft?”

"Weet je dat niet?" zei Balboni. "Dan krijgt ze een week lang KD."

"Een week KD," zei Reynolds, "wat leuk."

Hij ging staan, pakte zijn dienblad beet en ging naar de afvalbak om er zijn restjes in te gooien. Verschillende andere laatstejaars volgden hem.

Hobbs, die naast Liz zat, boog zich naar haar. "Wat is KD?"

"Ik heb er geen idee van."

"Keukendienst," zei Clayton. Hij zat naast mij, tegenover Liz.

Liz leunde naar voor om Clayton te zien. "Wat moet je doen als je keukendienst hebt?" vroeg ze.

"De koks helpen, potten en pannen afwassen, de andere studenten bedienen. Zie je die gasten door het raam in de keuken?"

We keken alle drie die richting uit en dan weer naar Clayton.

"Zodra de kantine leeg is, moeten ze de volledige ruimte schoonmaken en alle schotels wassen."

"En 's morgens," vroeg ik, "hoe zij raken in klas voor starttijd?"

"Ze mogen te laat komen in de eerste les, maar ze moeten aan de andere studenten vragen wat ze gemist hebben."

"Oh, hemeltje," fluisterde Hobbs. "Liz, hoeveel strafpunten heb je?"

Liz opende haar hand en spreidde haar vijf vingers terwijl ze kauwde op een hap vlees.

Hobbs staarde naar zijn bord. "Ik heb er al zeven."

"Waarom eigenlijk zij doen ons werken?" vroeg ik.

“Discipline, denk ik,” zei Liz.

"En die discipline zal van ons maken goede studenten?"

"Wel," zei Liz, "na een week KD, zal je allicht wel zorgen dat je bed opgemaakt is, je kleren ophangen en de vloer geveegd is voor je gaat ontbijten en je zal wel op tijd in de les zijn."

Het politiefluitje weerklonk wanneer Miss Elvira Gulch bij de deur ging staan boos kijken naar de studenten die naar buiten gingen.

Liz slurpte van haar melk en sprong dan recht. "Ik wil niet nog een strafpunt van Mevrouw Sterkearm."

Hobbs en ik grepen ons dienblad vast en volgden Liz naar de afvalbak. Hobbs had geen hap gegeten.

* * * * *

Op dinsdag hing Pepper Darling de lijst met strafpunten uit aan het mededelingenbord.

Alle laatstejaars stonden te wachten om ernaar te kunnen kijken zodra Pepper de tweede punaise in het bord duwde.

"Wow!" schreeuwde Kirkpatrick en hij tikte met zijn vinger op de bovenste regel. "Kijk naar Hobbs! Hij heeft er al zeven. Misschien zal ik toch geen KD krijgen volgende week. Ik sta bijna helemaal onderaan de lijst."

Pepper wrong zich tussen de jongens en ging terug naar haar bureau.

"Dat zou je wel willen," zei Layzard. "Hobbs is de winnaar nog niet."

"Oh, ja?" zei Kirkpatrick. "Als je nog een keer de avondklok niet respecteert, spring je meteen naar bovenaan de lijst."

"Maak je maar geen zorgen, Kirkpatrick."

"Kijk waar de onnozele wichtjes staan," zei Elmer Harkey en hij wees naar het midden van de lijst.

Liz, Hobbs en ik stonden achterin het groepje studenten en probeerden de lijst te zien over het hoofd van de laatstejaars.

Harkey merkte ons op. "Hé, jongens, laat de drie dames eens door." Hij grijnsde en stapte opzij terwijl hij de andere laatstejaars uit de weg duwde. Ze maakten plaats zodat een doorgang naar het mededelingenbord ontstond.

"Shoot," zei Liz. "Nummer vijf op de lijst."

"En ik ben nummer zes," zei ik.

Toen Hobbs naar de lijst keek, liet hij zijn schouders hangen.

Een van de laatstejaars gaf hem een schouderklopje. "Maak je geen zorgen, man, het is maar een week dat je op moet om 3 uur en gaat slapen om 10 uur. Tenzij je 's avonds na de KD nog wil studeren, dan wordt het misschien 1 uur 's nachts en dan moet je weer op om 3 uur."

Hobbs duwde de hand van de jongen weg en baande zich zo snel mogelijk een weg door het lachende groepje.

"Jullie zijn een bende stomkoppen." Liz keek boos naar de laatstejaars. "Dat weten jullie toch, hé?"

"Hé, Emmerharkje, ik denk dat ze je uitscheldt."

"Ja, wel, volgende week," zei Elmer Harkey, "zal ze ons, stomkoppen, bedienen aan tafel."

Hij lachte en gooide zijn wetenschapsboek in de lucht. Een laatstejaars sprong omhoog en sloeg het boek weg. Het viel op de grond en gleed verder door de gang. De anderen renden erheen voor een spelletje boekje-schoppen terwijl ze elkaar duwden en porden.

Naast de lijst met strafpunten hing nog een lijst. Op die getypte lijst stonden drie namen.

"Hier is de lijst met bonuspunten," zei ik, de titel lezend bovenaan het papier.

Liz keek naar de lijst. "Clyde Breckenridge, drie punten," las ze van de lijst. "James Walker, een punt en Michael Lemondowel, een punt. Allemaal laatstejaars."

"Hoe kunnen we punten verdienen, denk je?"

Liz haalde haar schouders op. "En waar dienen ze voor?"

"Misschien heft een bonuspunt een strafpunt op."

"Hm... misschien," zei Liz. "Hé, kijk. Er heeft iemand een paardje getekend onderaan het papier."

"Als Miss Pepper dit ziet, wordt ze kwaad," zei ik.

"Ja. Kom op, de les Engels begint over vijf minuten."

* * * * *

De tweede dag dat we wetenschappen hadden, leidde Mr. Simpalus ons naar de schuur op vijf minuten wandelen van het Hannibalhuis.

Het kronkelende pad liep langs dennen en platanen en het was best aangenaam om in de ochtendzon te wandelen en ondertussen te luisteren naar Mr. Simpalus' uitleg over de planten en de dieren.

Sciurus carolinensis.” Mr. Simpalus wees naar een tak helemaal bovenaan een grote plataan. "De grijze eekhoorn."

De twee kwetterende eekhoorns klauterden langs de tak naar de stam van de boom. Even stopten ze om naar ons te kijken en dan klommen ze naar een hogere tak, vanwaar een van de twee naar de boom ernaast sprong.

"Het zijn knaagdieren die hoofdzakelijk op de takken en in de holen van bladverliezende bomen leven."

"Wat is 'bladverliezend'?" fluisterde ik tegen Liz.

"Hun bladeren vallen eraf in de herfst."

Van ergens links van ons kwam een schril geluid, als van een geroest wiel dat dringend geolied moet worden.

Cyanocitta cristata,” zei Mr. Simpalus. "Van de familie Corvidae en inheems over heel Noord-Amerika. Beter gekend als de blauwe gaai."

Ik doorzocht de bomen op zoek naar de blauwe vogel. Toen het geluid als van een piepend wiel opnieuw weerklonk, zag ik hem bovenin een den. "Daar is hij."

De andere cadetten rekten zich en hielden de zon uit hun ogen om de blauwe gaai te kunnen zien.

“Loblollyden,” zei Mr. Simpalus. "Een groenblijvende boom inheems voor het zuidoosten van de Verenigde Staten."

"Loblolly," zei cadet Layzard. "Da's een grappige naam."

"Dat klopt," zei Mr. Simpalus. "Vroeger aten zeemannen toen ze op zee gingen pap die ze 'loblolly' noemden. Aangezien dit soort dennenbomen houden van zachte, vochtige aarde die lijkt op de pap van de zeemannen, werden ze 'loblollydennen' genoemd."

We verlieten het bos en kwamen bij een houten afsluiting met een hek in het midden. We duwden het hek open en stapten op een groot braakliggend terrein, waar we verwelkomd werden door een kleine ezel die ons luid iaënd tegemoet kwam.

“Goeiemorgen, Dusty,” zei Mr. Simpalus.

Dusty snuffelde aan de hand van de leraar en knabbelde dan aan zijn jaszak.

Mr. Simpalus klopte op de kop van de ezel. "Ja, ik heb iets voor je."

Hij haalde een grote wortel uit zijn jaszak en gaf hem aan Dusty. Sommigen moesten lachen toen ze Dusty op de wortel zagen kauwen.

Equus afnicanus asinus,” zei Mr. Simpalus. "Gedomesticeerd lid van de Equidae, de familie van de paarden."

Dusty at de wortel helemaal op, met loof en al.

"Het mannetje van deze soort noemen we een 'ezelhengst' en het vrouwtje is een 'ezelin'. Als je even kijkt tussen de achterpoten van Dusty, zal je zien dat hij een..."

"Ezelhengst is," zei Wilson, "en een grote."

Die opmerking was goed voor wat gelach van de jongens en een brede glimlach van Mr. Simpalus.

"Hallo, wetenschappers," riep iemand achter ons.

We keken om naar de schuur en zagen een oude man mankend onze richting uit komen.

“Goeiemorgen, Mr. Frazer,” zei Mr. Simpalus. "Ik ben hier met de nieuwe studenten."

"Het is fijn zoveel opgewekte, stralende gezichten te zien. Laten we een bezoek brengen aan de schuur."

We volgden Mr. Frazer en Dusty liep met ons mee. In de schuur overviel me een gevoel van droefheid.

"De oude schuur werd gebouwd in 1885 en heeft al veertig winters overleefd..."

Mr. Frazer beschreef de schuur en zijn bewoners, maar ik hoorde niet veel van wat hij vertelde. Herinneringen overspoelden me en dreigden me te machtig te worden. Die eerste ochtend, toen Fuse me slapend vond in het hooi, en dan later, samen van de hooizolder neerkijkend naar de boerderijkatten beneden die Ransom, het miniatuurpaard, belaagden. We zorgden voor de twee percherons: Cleopatra en Alexander, we raapten eieren, voederden maïs aan de varkens... zoveel mooie herinneringen, maar triest ook, want ik miste de karweien die Fuse en ik samen deden. En onze gesprekken over schaak, India, zijn vader, James... in een mix van Engels en Hindi. Zo leerden we elkaars taal en cultuur kennen.

"... eiken balken, leiendak..."

Ik keek even naar boven en zag het licht schijnen door verschillende openingen in het dak.

Als Fuse dat zou zien, zou hij gereedschap gaan zoeken en omhoogklimmen om dat te repareren.

Ik glimlachte als ik me hem voorstelde daarboven op de balken, aan het zagen en timmeren.

"Wat is er zo grappig?" fluisterde Liz.

Haar woorden brachten me weer met mijn voeten op de grond. "Oh, i-ik hou echt van oude schuur als deze."

"Hou je van de geur ook?"

Ik knikte. Zelfs de geur van de dieren, de aarden vloer en het antieke hout van de balken en de palen. Alles herinnerde me aan een gelukkiger tijd; nog maar een week geleden, maar het leek al jaren.

Mr. Frazer leidde ons naar buiten door de schuifdeuren en naar het terrein errond waar verschillende kippen, parelhoenen en kalkoenen rondscharrelden op zoek naar insecten en zaadjes.

"De eenden en de kippen leggen twee dozijn eieren per dag," zei hij terwijl de kippen wegstoven voor ons.

Ik keek om me heen naar het gevogelte, maar zag geen eenden. Ik stak mijn hand op.

"Ja," zei Mr. Frazer, "Miss...?"

"Ik ben Raji Devaki."

"Miss Devaki, de eenden zijn op dit uur van de dag bij de vijver, als dat was wat je wilde vragen."

"Ja, mijnheer."

Hij opende een hek in een afsluiting van prikkeldraad. "Hier is het kippenhok. Er is niet genoeg plaats binnen voor iedereen, dus zal ik alleen met Miss Devaki naar binnen gaan terwijl jullie door het deurgat kijken en wij Mrs. Keaton ontmoeten."

Ik trok mijn hoofd in om Mr. Frazer naar binnen te volgen en vroeg me af wie Mrs. Keaton kon zijn en waarom ze in het kippenhok zat.

"Mrs. Keaton," zei Mr. Frazer, "is een witte leghorn." Hij wees naar een rij open kooien aan een kant van het kippenhok op een meter boven de grond. "Miss Devaki, als je voorzichtig bent zodat je Mrs. Keaton niet bang maakt, mag je onder haar veren voelen en zien wat je daar vindt."

Terwijl ik mijn hand naar de kip uitstak, pikte ze in mijn pols, maar niet met veel overtuiging, gewoon om te zeggen: ik vind dit niet leuk, maar het is goed voor een keer.

"Eieren!" riep ik.

"Ja, ze zit te broeden op een nest van dertien eieren."

"Het is er erg warm," zei ik.

"Het is ongeveer 38 graden. Een klokhen plukt haar veren onderaan als ze klaar is om te broeden en zo komt haar huid en dus haar warmte rechtstreeks in contact met de eieren."

"Hoe lang duurt het nog voor ze uitkomen?" vroeg Liz.

"Eenentwintig dagen," zei Mr. Frazer. "Breng een van de eieren mee, Miss Devaki, dan doen we er in de schuur een klein experiment mee."

Mrs. Keaton bekeek me kritisch toen ik een ei van onder haar haalde. Ze pikte in mijn hand, een beetje krachtiger dan daarnet.

"Mrs. Keaton heet hen," zei ik.

"Ja," zei Mr. Frazer.

"En heet haar man stierkip?"

De cadetten lachten me uit; zoals gewoonlijk had ik weer iets stoms gezegd. Ik keek naar de grond, maar ik wilde het antwoord wel weten.

"Nee." Mr. Frazer gaf me een schouderklopje. "Maar dat is een logische gok. De mannelijke kip heet een haan."

"Haan. Dat zal ik onthouden."

Mr. Frazer zette zijn uiteenzetting voort terwijl we naar de schuur liepen. "De eerste achttien dagen draait de hen haar eieren verschillende keren per dag. Ze doet dat om te voorkomen dat het embryo aan de binnenkant van het ei blijft plakken en zo misschien een misvorming bij het kuiken veroorzaakt. De laatste drie dagen laat ze ze liggen om het kuiken de gelegenheid te geven in de juiste positie te komen om uit te komen."

Ik omsloot het ei met mijn hand om het warm te houden.

In de schuur nam Mr. Frazer een kaars van een legplank en stak een lucifer aan met zijn duimnagel. Dit trucje ontlokte een paar 'ohs' en 'ahs' van de cadetten want niemand hand hem de lucifer zien nemen terwijl onze aandacht bij de kaars was en het leek alsof de vlam als bij toverslag verschenen was.

Hij stak de kaars aan, schudde de lucifer uit en liet een paar druppels hete was lopen op een eiken balk die zich voor de schapenstal bevond.

Mr. Frazer stak zijn vrije hand uit naar me terwijl hij de onderkant van de kaars in de hete was duwde. Ik gaf hem het ei.

"Dit proces wordt 'schouwen' genoemd," zei Mr. Frazer en hij hield het ei voor de vlam van de kaars. "Willen jullie in een rij gaan staan, dan kunnen jullie allemaal even kijken wat er in het ei zit."

Liz was de eerste die naar voor stapte en het ei van dichtbij bestudeerde met de kaars erachter. "Ik zie het kuikentje!"

"Ja," zei Mr. Frazer. "Het ei is zeventien dagen oud en bijna klaar om uit te komen."

Terwijl de andere cadetten in de rij gingen staan om te kijken, zei Mr. Simpalus, die niets gezegd had terwijl Mr. Frazer met de studenten bezig was geweest: "Haast jullie nu maar, want we moeten terug naar het klaslokaal."

"Ik zal vijf cadetten nodig hebben vanavond om te helpen zorgen voor..."

Liz en ik staken meteen onze hand op. Ongeveer de helft van de jongens staken ook hun hand op, wat een glimlach op het verweerde gezicht van Mr. Frazer toverde.

Raji: Boek Twee

Подняться наверх