Читать книгу Raji Boek Vier - Charley Brindley - Страница 5
Hoofdstuk twee
ОглавлениеTot mijn opluchting kwamen de meisjes zonder zichtbare verwondingen uit de badkamer.
"Laten we naar beneden gaan," zei ik, "en iets zoeken om te eten."
Ze knikten, maar zeiden niets.
Ik vroeg me af of ze me verkeerd begrepen hadden, of gewoon wachtten tot ik de eerste stap zette.
Ik ging richting badkamer. "Ik zal me even opfrissen voor we naar beneden gaan."
* * * * *
In de lift op weg naar beneden vroeg ik aan een van de meisjes:
"Hoe is je naam?"
"Marie."
Ik veronderstel dat dit me niet had mogen verbazen, maar ik verwachtte een Birmaanse naam. Het duurde een moment voor ik mijn gedachten weer op orde had.
"Dat is de naam van mijn moeder."
"Ja, meneer. Dat weet ik. Wanneer komt grootmoeder Marie ons bezoeken, alstublieft?"
"Wel, als ik haar een brief schrijf en daarin vertel over jou en je zus, dan denk ik wel dat ze jullie snel zal willen zien."
"Alstublieft, mag u vandaag brief schrijven?"
"Misschien doe ik dat wel, maar jullie zullen me moeten helpen met de brief."
Marie fronste haar wenkbrauwen en keek naar de vloer, maar antwoordde niet.
Ik sprak tegen haar zus. "En ik vraag me af of jij Suu-Kyi heet, de naam van je andere grootmoeder."
"Ja. Ze heeft gestorven."
"Ja, dat weet ik. Ze is vele jaren geleden gestorven, toen je moeder nog een klein meisje was, zoals jullie."
"Maar nu hebben we onze nieuwe grootmoeder, Marie."
De kleine Marie vestigde haar blik op me. "Ik begrijp het niet."
"Wat?"
"Over brief maken voor onze grootmoeder Marie."
"Oh, maak je geen zorgen, ik zal de brief wel maken. Jij en Suu-Kyi zullen me alles vertellen wat je wil dat je grootmoeder weet."
Marie leek nog steeds een beetje in de war.
Suu-Kyi stond rechts van me en Marie links; als ik echter mijn ogen zou sluiten en ze wisselden ondertussen van plaats, zou ik het niet weten. Ze hadden niet alleen identieke gezichtjes, ook hun kleren waren dezelfde. Hun verschoten groene T-shirts en bruine shorts leken te zijn ingekort voor hen. Ze droegen geen schoenen.
We kwamen aan op de gelijkvloerse verdieping en Ba-Tu, de liftjongen, opende de deur en groette ons opgewekt.
Ik beantwoordde zijn groet met een hoofdknik en we stapten uit in de lobby. De majordomus kwam ons tegemoet voor we de gebogen dubbele deur naar het restaurant bereikt hadden.
“Mag ik u alstublieft kunnen helpen, meneer?”
"Nee, dank u. We gaan gewoon even iets eten."
De erg forse man blokkeerde ons de doorgang. "Ah." Hij keek van mij naar de meisjes en weer naar mij. "Kunt u mij graag volgen?"
We liepen achter hem in de richting van twee klapdeuren die duidelijk naar de keuken leidden.
"Waar gaan we heen?"
Hij stopte en keek naar me met zijn rechterhand op een van de deuren. "We hebben hele comfortabele tafels hier achterin voor..." Hij aarzelde en keek even om zich heen alsof hij bang was dat iemand ons samen zou zien.
"Voor wie?" vroeg ik.
"Voor kinderen zoals hen."
"Oh, ik snap het. Bedoelt u dat u geen Euraziatische kinderen zoals de mijne wil laten eten in het restaurant?" Ik vroeg ik me af of hij wist hoe makkelijk ik hem bewusteloos kon slaan.
De andere deur zwaaide open en er kwam een ober naar buiten met een groot, metalen dienblad balancerend op zijn schouder. Het dienblad stond vol stomende kommen, afgedekte schotels en een mandje met vers brood. Het aroma van gebakken biefstuk en warm brood was heerlijk.
“Po-Sin!”
Ik zag dat hij blij was dat ik me zijn naam herinnerde, maar hij leek niet verrast me te zien. In 1933 was hij een jonge piccolo geweest, nu was hij blijkbaar bevorderd tot ober.
"Mr. Busetilear," zei Po-Sin. "Zo blij u te zien van zoveel jaar geleden." Hij keek naar de meisjes en dan naar de majordomus. "Maar wat zal u in de achterkeuken gaan?"
Voor ik kon antwoorden, zag Po-Sin er plots geïrriteerd uit, alsof hij net aan iets onaangenaams gedacht had. Hij keek heel even boos naar de majordomus voor hij met zijn vrije hand de deur openduwde en naar iemand in de keuken gilde. Er kwam een jongen aangerend die eruitzag alsof hij betrapt was terwijl hij zijn vinger in het dessert van een klant aan het dopen was. Hij maakte een lichte buiging naar Po-Sin en gluurde dan snel even naar ons. Po-Sin gaf zijn zware dienblad aan de jongen en rammelde instructies af waarvan ik maar een paar woorden begreep.
"Engelsman met baard... dikke vrouw... slaatje... kleine vrouw... niet morsen... haast je..."
De jongen, die duidelijk opgelucht was dat hij niet in de nesten zat, knikte verschillende keren en haastte zich dan om de klanten te bedienen. Ondertussen wierp Po-Sin de majordomus een strenge blik toe met ogen als pistolen.
"Het is voor u, Mr. Busetilear," hij aarzelde en op zijn gezicht verscheen een brede glimlach, "en uw kleine gezelschap, dat we onze mooiste tafel gereserveerd hebben in het grootste restaurant van het beste hotel van heel Mandalay."
De majordomus opende zijn mond, maar hij zei niets.
"Alstublieft u volgt mij graag," zei Po-Sin en hij leidde de weg naar het restaurant.
Ik zette een stap opzij en deed teken naar de meisjes dat ze voor moesten gaan. Ze deden wat ik vroeg, maar - via communicatie die alleen zij begrepen - manoeuvreerden ze zich al gauw aan weerszijden van me, waarna ze achter me gingen lopen.
De planken van de houten vloer kraakten onder onze voeten terwijl we Po-Sin volgden die door de tafeltjes zigzagde. Hij leidde ons naar een erg respectabel tafeltje bij de zonnige ramen, gaf ons drie menu's en deed teken naar een andere ober dat hij ons elk een glas gekoeld water moest brengen. Daarna beloofde hij terug te komen zodra we klaar waren en vertrok hij snel. Hij ging nog even checken bij een tafeltje in onze buurt hoe zijn jonge stagiair het stelde die druk in de weer was voor een Engelsman en zijn twee vrouwelijke metgezellen. Ze zagen er geen van de drie echt blij uit.
Het was halverwege de voormiddag en ik had geen honger. Eigenlijk at ik zelden meer dan een keer per dag. Maar een van de meisjes - Suu-Kyi denk ik - had eerder gezegd dat ze honger hadden, dus besloot ik iets voor mezelf te bestellen om hen op hun gemak te stellen.
De menu's waren in het Birmaans en het Engels. De meisjes bestudeerden ze grondig, maar ik wist niet of ze konden lezen. Net toen ik het hen wilde vragen, schrok ik van een scherp geluid rechts van me. Ik draaide me met een ruk om en zag dat de oudere Engelsman zich bukte om een vork op te rapen terwijl hij naar me keek. Terwijl hij rechtkwam, staarden hij en zijn vrouwelijke metgezellen ons alle drie met een blik vol afgrijzen aan. Ik zag dat de meisjes hen geen aandacht schonken.
Goed zo, laat de mensen maar denken wat ze willen. Het kan ons niet schelen.
Het management had het oude hotel niet erg goed onderhouden. De gele verf bladderde van de muren en er ontbraken een paar luiken. Aan het plafond in het restaurant hingen er vier punkahs - grote, roze ventilatoren in de vorm van fors uitgegroeide bougainvilleabladen. Slechts een ervan werkte; hij zwiepte traag heen en weer om de lucht te verplaatsen. Ik stelde me voor dat er ergens in de keuken een jongen aan het snoer trok en dan weer losliet om de ventilator te bedienen. Ik wist dat Po-Sin ons op de beste plaats gezet had om optimaal van de ventilator te genieten zonder dat we er rechtstreeks onder zaten, want daar koelt het zachte windje je eten te snel af.
Toen ik mijn menu neerlegde, keerde Po-Sin terug en ging naast me staan met zijn notitieboekje in de aanslag. Ik vroeg een kleine kom own-nort khaukswe - noedels met kip in kokosnoot.
"Koffie, Mr. Busetilear?"
"Ja. Dank je, Po-Sin." Zowel hij als ik keken naar de meisjes.
"Hamburger, alstublieft," zei Marie.
"Hamburger, alstublieft," echode Suu-Kyi.
Ik moest glimlachen. Po-Sin keek naar me.
"Weet je nog hoe je een hamburger klaarmaakt?" vroeg ik hem. Ik wist dat het niet op het menu stond.
"Ja zeker, meneer, maar Kokkie zal niet blij zijn."
"Zeg tegen Kokkie dat ik hem een roepie extra zal betalen voor zijn tijd."
"Dat zal hem veel blijer houden, Mr. Busetilear." Po-Sin hoopte waarschijnlijk ook op een fooi met een extra roepie.
Ik glimlachte toen ik hem mijn familienaam, Fusilier, hoorde uitspreken. Het deed me denken aan Kayin die hetzelfde probleem had gehad.
"En breng, alsjeblief, ook twee cola's en zes gouden shweji voor de jongedames," ik ving een glimp op van twee paar grote ogen en ging verder, "zo hebben ze iets terwijl we wachten op ons eten." Ik wist nog dat shweji hele lekkere tarwegebakjes waren, gevuld met kokosroom en rozijnen.
De meisjes grinnikten naar elkaar terwijl de ober vertrok en toen glimlachten ze naar mij. Het was de eerste blijk van emotie die ik bij hen zag. Ik vermoedde dat ze niet vaak cola dronken en zeker geen hamburgers aten. Ik vond het niet erg dat het me wat extra zou kosten; hun prachtige glimlach maakte dat - en nog veel meer - goed.
Po-Sin bracht mijn koffie, samen met de cola's en de gebakjes. Hij haalde een blinkende flesopener uit de zak van zijn witte schort en opende de flesjes. Toen hij de drankjes voor de meisjes neerzette, pakten ze de flesjes vast op een manier die wel een choreografie leek. Het ene meisjes gebruikte daarbij haar rechterhand, het andere de linker. Ze namen elk een klein slokje en plaatsten dan de flesjes terug op tafel.
Hoewel Po-Sin niet veel aandacht aan de meisjes besteedde, zag ik vernietigende, starende blikken van de andere gasten. Ze vroegen zich allicht af wat onze relatie was: een achtentwintigjarige, witte man met twee Euraziatische kinderen.
Er spookten wel honderd vragen door mijn hoofd: waar hadden ze gewoond, waar gingen ze naar school, wie was de oude vrouw die hen bij me achtergelaten had, waar was hun moeder... maar ik wilde de meisjes niet overdonderen door hen over hun verleden te ondervragen. Ik zou de brief aan hun grootmoeder gebruiken om meer informatie los te krijgen, maar voor het moment genoot ik ervan gewoon naar hen te kijken.
Voor we naar beneden kwamen, was ik naar de badkamer gegaan om me te scheren en mijn haar te kammen. Mijn scheergerief was nat geweest en op de borstel had nog schuim gezeten. Ik glimlachte toen ik me voorstelde dat de meisjes mijn spullen bekeken en zich afvroegen waar ze voor dienden. Er lag een scheermes in het medicijnenkastje, samen met mijn scalpel. Ik gebruikte graag het scalpel om mijn bakkebaarden en snor bij te werken omdat ik dat veel handiger vond dan het scheermes. Ze waren allebei extreem scherp en de meisjes hadden geluk gehad dat ze zich niet gesneden hadden toen het scalpel in de lavabo gevallen was. Bovendien hadden ze op de lavabo moeten klimmen om bij het medicijnenkastje te komen. Ik zou in de toekomst voorzichtiger zijn met waar ik het scheermes en het scalpel liet.
Van alle scenario's die ik me bij mijn terugkeer naar Birma had voorgesteld, was het kant-en-klare vaderschap zelfs niet bij me opgekomen. En ik maakte me zorgen over mijn prestatie tot nu toe.
"Wat moet ik schrijven in onze brief naar jullie grootmoeder?" Ik stelde mijn vraag aan Suu-Kyi, maar Marie antwoordde.
"We moeten haar vragen dat ze ons morgen komt bezoeken."
“Oh, Amerika is erg ver. Ik denk niet dat ze morgen kan komen. Maar ze zal van alles willen weten over jullie."
"Wat zoal, alstublieft?"
"Zoals waar je naar school gaat..."
“We hebben nooit naar school gegaat,” zei Marie.
Dit antwoord bracht me in de war, maar ik wist niet precies waarom.
"In welk soort huis woon je?"
"Wij kunnen niet in een huis wonen."
Het was Marie die al die antwoorden gaf en ik begon te denken dat ik misschien niet alles wilde weten. Hun omstandigheden waren waarschijnlijk moeilijk in het beste geval. Mijn hart brak al bij het idee alleen dat ik de afgelopen zeven jaar twee prachtige dochters had gehad zonder het te weten. Kayin had me natuurlijk niet kunnen contacteren waar ik was, maar toch voelde ik me onwaardig om hun vader te zijn.
"Jullie grootmoeder zal ook willen weten hoe oud jullie zijn."
"Zeven jaar..." begon Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar.
“Acht jaar,” zei Marie, “bijna.”
Wanneer verjaren jullie?
"11 juli."
Hm... juli min negen maanden - november. November 1933. Misschien scheelde het een paar weken, maar nee, het waren beslist mijn kinderen. Ik twijfelde er niet aan. Marie had de naam van mijn moeder en de beide meisjes hadden de blauwe ogen van hun moeder. En die oude vrouw aan mijn deur kende me. Wie was ze en wie had haar gezegd dat ik terug was in Mandalay?
"Jullie verjaren volgende maand. Zullen we een verjaardagsfeestje houden?"
“Oh, ja!” gilden de beide meisjes samen.
"Met taart en cadeautjes?" vroeg Suu-Kyi.
"Natuurlijk. Je kan toch geen feestje houden zonder taart en cadeautjes. Wanneer hadden jullie laatst een verjaardagsfeestje?"
"Toen we vijf werden," zei Marie.
"Wie heeft dat feestje voor jullie georganiseerd?"
"Moeder en..." zei Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar weer.
"Alleen moeder." Marie keek even naar haar zus.
Suu-Kyi liet haar handen zakken en staarde naar het gele tafelkleed. Haar handen leken constant te bewegen als ze sprak, alsof ze haar woorden kracht wilde bijzetten.
"Waar is Kayin? Waar is jullie moeder heengegaan?"
"Twee mannen hebben haar meegenomen," zei Marie.
"Welke twee mannen?"
“Dezelfde net als die twee daar." Marie wees achter me.
Toen ik me omdraaide, zag ik twee tafeltjes verder twee mannen in identieke militaire uniformen. Ze waren fluisterend in gesprek terwijl ze kleine kopjes sake dronken. Alle angst en pijn van de voorbije acht jaar sloeg me plots weer om het hart - de twee mannen waren officieren van het Japans Keizerlijk Leger.