Читать книгу Het Geld van Robinson Crusoe - David Ames Wells - Страница 4
Hoofdstuk II.
Een nieuwe maatschappelijke orde van zaken
ОглавлениеHet eerste menschelijke wezen, dat Robinson Crusoe gezelschap kwam houden op zijn eiland, was Vrijdag en vervolgens Vrijdag’s vader. Maar zelfs deze vermeerdering van personen had nog geen behoefte aan geld tengevolge, omdat deze drie menschen tesamen slechts één familie vormden, waarvan de leden volkomen samenwerkten en alle nuttige dingen, die zij in gemeenschap verkregen, onderling deelden, zonder ruilhandel met elkander te drijven. Maar toen Will Atkins kwam met de Engelsche zeelieden en, zooals wij mogen aannemen, het bevolkingscijfer van het eiland aanmerkelijk en blijvend vermeerderde, werd een nieuwe maatschappelijke orde van zaken onvermijdelijk. Onderscheid van karakter en smaken en een natuurlijk verlangen naar persoonlijke onafhankelijkheid maakten het weldra onmogelijk, dat allen tesamen zouden leven en alles deelen als één groote familie. En weldra leerde het eigenbelang hun ook, dat het voor de vermeerdering der productie en de verbetering der qualiteit van alles wat de nieuwe gemeenschap in haar geheel noodig had, wenschelijk was, indien niet iedereen in al zijn eigen behoeften trachtte te voorzien en daarom nu eens het werk van een timmerman of een bakker en dan weer dat van een kleermaker, een metselaar enz. deed; maar dat het voor elkeen het beste was om zich uitsluitend tot één vak te bepalen, zich daarin te bekwamen en zichzelf de dingen, welke hij niet zelf vervaardigde en die hij noodig mocht hebben, te verschaffen, door zijn eigen producten of diensten te ruilen tegen de producten of diensten van een ander. Zij begrepen instinctmatig, dat Robinson Crusoe, al was hij oorspronkelijk een beschaafd mensch geweest, onvermijdelijk een echte wilde zou zijn geworden, wanneer hij alleen was gebleven op het eiland en wel uitsluitend daarom, omdat hij er alleen was en geen ruilhandel kon drijven. Gedurende eenigen tijd hielden de voorwerpen, die hij uit het wrak had kunnen redden, hem nog op een zeker peil van beschaving, want alles wat het schip hem gebracht had—de messen, bijlen, geweren, stof, enz.—was kapitaal of het product van de vereenigde arbeidskrachten van andere menschen. Maar als het schip hem niets had gebracht, dan had hij alles zelf moeten maken: “zijn hoed, zijn kleeren, zijn voetbekleeding, zijn brood, zijn vleesch door middel van zijn pijl en boog, zijn huis met behulp van zijn bijl, zijn bijl met behulp van zijn hamer, zijn hamer.... ja, hoe hij zijn hamer had moeten maken, mag de hemel weten”—en hij zou een wilde geworden zijn, al zijn beschaving ten spijt; omdat het hem met inspanning van al zijne krachten ternauwernood mogelijk zou zijn geweest om zichzelf een schamel bestaan te verzekeren.
Eene systematische arbeidsverdeeling en een ruilhandel in producten en diensten deden aldus voor het eerst hun intrede op het eiland en vormden een onderdeel van een verbeterd productiesysteem en het middel voor de bewoners om in hun levensonderhoud te voorzien. En hierbij dient tevens opgemerkt te worden, dat daar artikelen en diensten nu voor het eerst ruilbaar werden, dezen ook voor het eerst dat attribuut verkregen, dat wij “waarde” noemen.