Читать книгу Reis naar Yucatan - Désiré Charnay - Страница 5
III
ОглавлениеNadat wij te Merida eenige dagen hadden vertoefd, maakten wij ons gereed voor een uitstapje naar Aké. Dit uitstapje was inderdaad een reisje en famille, want Louis Aymé, de amerikaansche consul, die ook in archeologie liefhebberde, en die reeds meer dan eens de ruïnen bezocht had, wilde mij vergezellen; maar mevrouw Aymé, eene Amerikaansche, gaf daartoe alleen hare toestemming, onder voorwaarde dat zij ook mede zou gaan; en daar Shuty niet alleen thuis kon blijven, moesten wij hem ook mede nemen. Shuty was de gunsteling van mevrouw, een mooi hondje, met lange zijdeachtige haren. Met inbegrip van mijn secretaris en mijn bediende, waren wij dus met ons zessen: wij hadden mitsdien twee rijtuigen noodig.
Aké is eene hacienda, hofstede, van don Alvaro Peon, bij wien ik een bezoek ga afleggen om hem vergunning te vragen tot het bezichtigen der ruïnen, en tevens een brief van aanbeveling voor den majordomo of intendant. Don Alvaro deed meer dan van hem verlangd werd: niet tevreden met den brief van aanbeveling, zond hij zijn chineeschen bediende met allerlei levensmiddelen en benoodigdheden, opdat het ons aan niets ontbreken zou.
Wie in het binnenland reizen wil, heeft tusschen twee vervoermiddelen te kiezen: de groote kales, eene soort van diligence, bij ieder bekend; en den volan coché, het eigenlijke nationale rijtuig. Wij kozen het laatste. De volan coché is geheel van hout, met uitzondering alleen van de ijzeren banden om de wielen. Op een zwaar en lomp onderstel rust, gedragen door twee lederen riemen, een soort van langwerpige bodemlooze bak of kist; over een van touw gevlochten net wordt een dunne matras uitgespreid, om het schokken en stooten minder hinderlijk te maken. Voorop zit de koetsier; van achteren is plaats voor de bagage; terwijl ook een aantal voorwerpen onder aan het net hangen. Reist men alleen, dan gaat men lang uit op de matras liggen; maar is men met zijn drieën, dan moet men op turksche manier, met samengevouwen beenen, gaan zitten: eene houding, welke iemand, die daaraan niet gewoon is, in het eind onuitstaanbare kramp bezorgt. De inlanders zitten met hun zessen of achten—hoe, begrijpt men niet—in zulk een wagen. Hoewel de bak volkomen in evenwicht hangt, schokt en slingert hij toch op eene geweldige manier; en wanneer de half dronken koetsier zijn drie muildieren in vollen ren laat draven over de ongelijke, rotsige wegen, schokt en hotst het rijtuig zoo hevig, dat de reizigers Bladzijde 27door en over elkander geworpen worden. Gevaar is er echter niet; het verwonderlijkste is dat er nooit iets aan het rijtuig breekt, en op al mijne tochten ben ik maar eens omgevallen.
Aké ligt tien mijlen ten oosten van Merida. Wij volgen den weg naar Izamal, ter wederzijde omzoomd door onafzienbare velden met agaven beplant, en laten ter rechterhand twee met ruïnen bekroonde heuvels liggen. Vervolgens komen wij aan het dorp Tixpeual, waar de Spanjaarden in 1541 een langdurig en bloedig gevecht moesten leveren. Het dorp ziet er zoo armoedig uit en heeft zoo veel bouwvallige en verwoeste huisjes, als ware de veldslag eerst gisteren geleverd; dat komt, omdat de opstandelingen in 1848 tot aan de poorten van Merida doordrongen en Tixpeual in de asch legden. Maar de gansche landstreek, met haar weinige vervallen dorpen, haar eenzame wegen en schralen plantengroei, maakt een zeer somberen indruk.
Drie mijlen verder wijzen palmboschjes de ligging aan van Tixkokob, waarvan al de inwoners zich bezig houden met het vervaardigen van hangmatten. In de openstaande huizen, ziet men overal de witte, gele, blauwe, roode of veelkleurige netten uitgespannen; deze hangmatten, de eenige soort van bedden waarvan de Indianen gebruik maken, zijn zeer goedkoop: zij kosten niet meer dan drie à vijf francs; de mooisten komen uit de omstreken van Valladolid.
Te Tixkokob waar wij een kop chocolade gebruikten, verlaten wij den grooten weg, en slaan een zijweg in, waarop wij alle gelegenheid hebben om met den volan coché nader kennis te maken. De rotsen zijn steil, en het rijtuig schokt op de merkwaardigste wijze: wij zitten te dansen als de poppen in een poppenkast.—Het was inmiddels avond geworden; de indiaansche hutten, in de duisternis verloren, waren nog maar alleen kenbaar aan het wegstervende schijnsel van de niet langer onderhouden wordende vuren; de omtrekken der pyramiden teekenden zich in zwarte massa's tegen den donker blauwen hemel; overal heerschte een doodelijke stilte, alleen afgebroken door het knarsen en kraken van het hotsende en stootende rijtuig. Wij vonden den toegang tot de hacienda gesloten: men verwachtte ons niet meer. Op het luid geblaf der honden verscheen de majordomo; hij liet de zware balken wegruimen, die de poort barrikadeerden; weldra waren wij geïnstalleerd en sliepen in de vervallen, verwaarloosde zaal der heerenhuizinge.
Aké is eene hacienda voor de veeteelt; en men had ons gewaarschuwd, dat het, overal waar runderen zijn, wemelt van garrapaten. Wij hadden dus alle mogelijke voorzorgen genomen, want deze verfoeilijke houtluis is het geduchtste insekt dat ik ken. Wij knoopten al onze kleeren dicht; wij staken de pijpen van onze pantalons in hooge laarzen; wij stopten zoo veel mogelijk alle denkbare openingen. Mevrouw Aymé, in een sierlijk bloomerskostuum, scheen ook tegen de indringers gewapend; maar Shuty, de aardige Shuty, hoe zou hij zich verdedigen? Ten slotte bleek dat al onze voorzorgen ons niets baatten. De hongerige garrapate laat zich door niets weerhouden; schier onmerkbaar en dunner dan een velletje papier, dringt zij overal door, ook door onzichtbare openingen; wij ondervonden het tot onze schade.
Wij gaan uit om den cénoté op te zoeken; Shuty springt vroolijk blaffend voor ons uit. Wat is een cénoté? Yucatan heeft noch stroomen, noch rivieren, maar daarentegen een zeer uitgestrekten onderaardschen waterplas, meer of minder diep beneden de oppervlakte, naarmate de kalklaag dikker of dunner is; nabij de kust is het water zeer dicht bij den beganen grond, in het binnenland vindt men het eerst op aanmerkelijke diepte. Men noemt nu cénotés de inzinkingen van den bodem, die tot dit water toegang geven. Is het water op geringe diepte onder den grond, en is de kalklaag slechts aan den eenen kant verteerd, dan verkrijgt men een onregelmatige spelonk, die over de geheele breedte open is. Heeft de kalklaag eene middelbare dikte en stroomt het onderaardsche water in bepaalde richting, dan wordt de bodem regelmatig ondermijnd, tot de bovenlaag, niet langer steun vindende, instort; zóó ontstaat een reusachtige put, meestal van ronde gedaante, zooals de cénotés van Chichen-Itza. Is de kalklaag daarentegen zeer dik, dan tast het water slechts de weeke, zachte deelen aan waarvan een gedeelte instort, waardoor somtijds in de bovenste laag eene smalle opening ontstaat: zoo krijgt men eene werkelijke grot, met stalactiten en stalagmiten versierd, zooals te Sacalun en te Valladolid; somwijlen ook is de cénoté niet meer dan eene reusachtige onderaardsche ruimte, zooals te Bolonchen.
Het is opmerkelijk dat alle beschaafde nederzettingen in Yucatan zich hebben gevormd om deze natuurlijke waterbekkens; want in den beginne hadden de kolonisten vermoedelijk niet de noodige hulpmiddelen om putten of waterbakken te graven, noch ook om kunstmatige reservoirs te maken, zoo als zij het later te Uxmal deden.
De cénoté van Aké behoort tot de eerste kategorie; de toegang vormt als het ware een grooten boog, die een zeer schilderachtig en bijna indrukwekkend voorkomen heeft. Op den achtergrond, omstreeks twintig voet beneden het gewelf, en dertig beneden den beganen grond, ziet men een groot bekken vol frisch en helder water, waarin eene menigte kleine vischjes zwemmen, terwijl zwermen van zwaluwen in alle richtingen de grot doorkruisen en de ruimte vullen met haar vroolijk geroep.
Van den cénoté begeven wij ons naar de ruïnen, die onze bedienden inmiddels bezig waren van den overvloedigen plantengroei te zuiveren. In afwachting dat zij daarmede gereed waren, dwaalden wij rond door de bosschen, uitziende naar ruïnen, zonder eenig kwaad vermoeden ons een weg banende door de verraderlijke takken der boomen, maar welhaast stikkende van de hitte in onze nauw sluitende kleeding. Niemand voelde zich onwel of klaagde over iets buitengewoons. Shuty was de eerste, die teekenen gaf van een abnormalen toestand; bij het verlaten van den cénoté was hij onrustig geworden; hij stond eensklaps stil en beet zich in zijne pooten of maakte zonderlinge Bladzijde 28sprongen; maar steeds vroolijk, levendig en aardig, vervolgde hij, luid blaffende, zijn weg. Wij gingen toen door het dichte hout; en de min of meer gekunstelde vroolijkheid van Shuty maakte plaats voor wezenlijken angst; zijn blaffen ging over in janken; hij beet zich met woedende heftigheid, rolde zich in het gras en begon zoo akelig te huilen, dat zijne meesteres hem opnam: het lichaam van het arme dier was geheel en al overdekt met wriemelende garrapaten: wij zelven werden onmiddellijk door dit ongedierte aangetast.—Gelukkig vonden wij bij onze tehuiskomst een uitnemend dejeuner, door den chineeschen kok van don Alvaro klaar gemaakt; maar eer wij aan tafel gingen, begaven wij ons een voor een naar een kabinetje om ons van ongedierte te zuiveren en op nieuw toilet te maken. Mevrouw Aymé en Shuty bleven verder tehuis en waagden zich niet meer aan ontdekkingstochten.