Читать книгу Beknopte handleiding voor eigenaars van kleine tuinen - Henrick Witte - Страница 4
Inleiding.
ОглавлениеWanneer een tuinarchitect dit onder de oogen krijgt, zal hij het hierboven geplaatste opschrift wraken. Het woord „maken” is zeker te triviaal naar zijn zin, en geheel ongelijk heeft hij dan niet. „Aanleggen” is het gebruikelijke woord, maar toch spreek ik hier liever van een tuin maken, om goed te doen uitkomen wat met dit boekje eigenlijk mijne bedoeling is. Een tuin aanleggen doet een zaakkundige, hetzij hij zich architect of eenvoudig aanlegger noemt; een tuintje maken doet hij, die vreemd aan het tuinbouwvak is, die een lapje grond achter of bij zijn huis heeft, en alles wat daarin te doen valt zooveel mogelijk zelf bereddert, slechts nu en dan, in het najaar b.v. en in het voorjaar, mogelijk nog eens in den zomer, de hulp van een gewoon tuinman inroept.
Nu mogen sommigen die onderscheiding tusschen een tuintje maken en een tuin aanleggen gezocht noemen, ontkennen zal men niet, dat ik reeds daardoor doe blijken over welk soort van tuinen ik hier wil spreken, terwijl tevens het doel dat ik met dit boekje heb er duidelijk door wordt. Ik hecht er toch zeer aan dat men zich hierin niet vergist, wijl ik mij voorstel den inhoud geheel en al daarnaar in te richten, en men dus, het van een ander standpunt beschouwende, met die inrichting geen vrede zou kunnen hebben, haar terecht als al te oppervlakkig veroordeelende.
Ik wensch thans het woord te richten niet tot min of meer deskundigen, zelfs niet tot hen, die zich op de tuinaanlegkunst willen gaan toeleggen; dezen zullen beter doen een elementair boek over tuinarchitectuur ter hand te nemen; maar ik spreek tot iederen in dit vak volkomen onkundige, veronderstel daarbij niet de minste voorkennis, of het moest zijn die van eenige zeer algemeen bekende boomen of planten; ik wil hier antwoord geven op verschillende vragen, mij tallooze malen door stadbewoners uit den deftigen en minder deftigen stand gedaan, en wel zoo, dat, naar ik mij vlei, iedereen het zal kunnen begrijpen, en den raad, dien ik hem geef zal kunnen volgen.
Ik neem het woord kleine tuinen hier dan ook in den letterlijken zin, en stel mij daarbij, als een van middelbare grootte uit deze rubriek, voor, een tuin die een oppervlakte heeft van 600 vierk. Meter, n.l. 15 Meter breedte, bij 40 Meter lengte. Van die afmeting toch zijn er zeer vele, mag dan ook al de ééne wat breeder en ondieper, de andere wat smaller en dieper, de ééne een honderd Meter grooter, de andere even zoo veel kleiner zijn. Ook leveren zij veel onderling verschil op in de begrenzing. In de nieuwere stadswijken toch zijn de meeste regelmatig, min of meer langwerpig vierkant; midden in de stad is dit veelal anders, en heeft het terrein een onregelmatig vlak, door het, meest in het achtergedeelte, vooruitspringen van een belendenden muur, schutting of huis. Weet men echter eenmaal hoe men een stuk grond, als bovenbedoeld is, tot een tuin moet maken, dan zal men in die gewijzigde gevallen daar ook wel meê terecht komen. Verder dan den op dit terrein geheel onbedrevene op den weg te helpen, ga ik met dit boekje niet; maar hier is het de meesten dan ook eigenlijk alleen om te doen.
Heeft men een grooteren tuin, en stelt men daaraan hoogere eischen dan een lief uitzicht en om in den zomer bloemen en frisch groen te geven, wil men daarin zooveel mogelijk de tuinbouw-æsthetiek tot haar recht laten komen, dan raadplege men een deskundige. Zelfs in een tuin van de bovengenoemde vierk. oppervlakte is dit, als bijkomende omstandigheden niet al te ongunstig zijn, zeer goed mogelijk, maar dáárvoor is veel vakkennis noodig; ja, het is veel gemakkelijker een terrein van de dubbele of driedubbele oppervlakte in te richten tot een tuin, die aan de strenge eischen van kunst en smaak beiden voldoet, dan een van zulke kleine afmetingen.—