Читать книгу Rhandensche Jongens - J. Lens - Страница 5
III. Cor leert Rhanden en wij leeren Cor kennen.
ОглавлениеHet was Woensdag. In Rhanden heerschte een gezellige drukte: één der druk bezochte voorjaarsmarkten werd gehouden.
Cor en Nel keken hun oogen uit. 't Was ook zoo'n ongewoon gezicht voor hen, die keuterboertjes in d'r stijve kleeding: zwart-lakensche pet op, hoog om den hals gesloten zwart vest aan, hun voeten in de helder-wit geschuurde klompen. Ze zagen er, die met hun klompen aan, voortfietsten; en Nel had de grootste pret, toen ze een boer en een boerin op de fiets zag, beide met klompen aan.
"Zeg, Cor, kijk eens, daar gaan Klompertje en zijn wijfje!"
"Nee, kijk die daar!" En Cor proestte het uit van den lach, toen hij een arbeider zag, die een schreeuwend varkentje in den arm droeg.
Cor maakte, dat hij er bij kwam. Hij liep achter 't spannetje en kon de lust niet weerstaan, om 't dier aan 't grappige krulstaartje te trekken. 't Scheen nog al aan te komen, want 't beest begon, naar varkensaard, erbarmelijk te schreeuwen.
"Hè Cor, hoe gemeen!" viel Nel snibbig uit, "zoo'n schattig diertje, en dan zoo valsch doen!"
"Och meid", weerde Cor af, "wat hindert dat? Zooveel voelt hij er niet van!"
"Nou, en ik vind het heel leelijk van je, om zoo'n arm dier te plagen, hoor!"
Nel ging op den man af, en vroeg:
"Baas, mag ik je varkentje eens zien?"
"D'n keu-e mien-de? Wel joâ, jongejuffer."
Nel streelde het dier over de borstelige haren, maar trok toch haar hand terug, toen het zijn kop ophief, druk met het beweeglijke snuitje tastend.
"Wel een aôrig diertgien, niet dan?" vroeg de man. "Minsch, a'j ze 'n paôr wêken hèd, dan binnen ze hielendal aan je gewend en loopen ze de vrouw na as keinders."
Cor stond er bij te kijken. Dat staartje... dat was toch zoo leuk. Dat lokte tot plagen... Maar Nel was d'r bij. En die vond het naar. Hij zou zich daarom bedwingen.
"Zeg Cor!" viel Nel ineens uit, "'k zal aan Vader vragen, of we ook zoo'n varkentje mogen."
"Vader zal je feestelijk bedanken", antwoordde Cor. "Waar moet je zoo'n dier nu houden? 't Is veel te vies."
"Vies, hoe kom je d'r bij? 't Beestje is zoo schoon als 't maar kan. Ik vraag het aan Vader!"
"Doe het. Ik zeg je dat 't niet lukt. Je hebt toch vanmorgen gezien, hoe vies die hokken zijn en 't stroo d'r in, op de markt?"
Nel liet het plotseling opgekomen plan zoo gauw niet los!! Ze waren bij huis. Nel stormde den winkel binnen. Wat was het daar vol! En wat leuke menschen, vooral die boerinnen met d'r gladgestreken haren onder de witte muts, die haar bolle wangen omspande en in breede plooien over rug en schouders afhing.
Met d'r groote boodschappenmand aan den arm, hadden ze voor de geheele week inkoopen gedaan.
Meneer Poorters was met 'n paar boeren aan 't onderhandelen over een landbouwmachine. Zonder te bedenken, dat hij dan niet gestoord mocht worden, liep ze ineens op haar vader toe.
"Dag vader! Vadertje, mag ik een varkentje hebben, zoo'n kleintje?"
"Dag Nel." Vader keek haar wat ontstemd aan. Hij hield niet van kinderdrukte in den winkel. "Is er zoo'n haast bij? Kun je niet even wachten?"
De boeren hadden er schik van.
"Waôr mot de jongejuffer die hou'en?" vroeg er een. "Nee, dat geêt niet."
"Waarom niet?" vroeg Nel. Ze had het zich zoo vast voorgesteld. Vader zou dat niet weigeren.
"Dan môt de jongejuffer môar 'ns kommen kijken bij ons, dan ziede-ge het wel!"
"Hè ja, Vader, mag dat?" Cor had het aanbod van boer Jansen gehoord, en hij haastte zich, er op in te gaan. Hij wou juist zoo graag eens een boerderij bekijken.
"Wat mij betreft, best", antwoordde meneer, "als Jansen niet bang is voor 'n paar van die drukjes, ik vind het goed."
"Komme gullie dan moâr 'ns met mien zeun Geurt mit." 't Bleek, dat Geurt de groentenman was. Cor en Nel zouden graag komen, zeiden ze, en meneer Poorters vond, dat hij met 't koopen van een varkentje nog wel tot een volgende week kon wachten.
Aan de koffietafel wachtte Moe ze al, met de "broertjes", een aardig stel tweelingen: Dirk wat langer dan Daan. Daan was breeder gebouwd dan Dirk. Ze gingen ook al naar school, maar werden nog gehaald en gebracht. Toen ze hoorden van 't plan, om met Geurt Jansen mee te gaan, wilden ze ook graag van de partij wezen. Moeder vond het wat gewaagd voor ze, en beloofde ze 'n wandeling den berg op, waarmee ze meer tevreden gesteld dan op schik waren.
Al vroeg na de koffietafel kwam Geurt Cor en Nel aanhalen. "Vaôder had 't 'ezeid", vertelde hij. Nel vond het eerst wel wat vreemd, op die groentekar, maar Cor zat er op zijn gemak, vooral toen hij de leidsels mocht vasthouden. "D'n Bles weet gaôr zoo goed den weg as ikke", verzekerde Geurt, wat wel bleek, want met zijn gestadigen stap ging Bles, zonder dat Cor eigenlijk stuurde, den weg naar de boerderij, waar vrouw Jansen dadelijk begon aan 't afladen van de bennen en manden. Cor hielp een handje mee: dat was net wat voor hem!
Nel wilde dadelijk naar de "varkentjes" gaan kijken.