Читать книгу Sprookjes: Tweede verzameling - Jacob Grimm - Страница 10

Tweede Sprookje.

Оглавление

Inhoudsopgave

Toen de oude heer Vos dood was, kwam de wolf als vrijer en klopte aan de deur, en de kat die dienstmeisje was bij vrouw Vos, deed open. De wolf groette en zei:

»Dag vrouw poes van schuiermaar,

Zit je nu alléén daar?

Wat voor lekkers maak je klaar?«

De kat antwoordde:

»’k Drink mijn melk en bak mijn brood,

Is mijnheer te gast genood?«

»Dat niet juffer poes, is vrouw Vos niet thuis?«

»Zij zit op haar kamer in zorg en nood,

Want mijnheer de Vos is dood!«

De wolf antwoordde:

»Wil zij soms een anderen man,

Laat ze gauw maar komen dan.«

De kat liep op de trap,

Haar staartje ging: wip wip,

En haar oogjes gingen rond,

Tot zij juffrouw Vos vond,

Zij klopte met haar vijf gouden ringen:

»Juffrouw vos is u daarbinnen?

Wil je soms een anderen man?

Gauw maar naar beneden dan!«

Vrouw Vos vroeg: »heeft hij een rood broekje aan, en een spits snoetje?« »Neen,« zei de kat. »Dan kan ik hem niet gebruiken.« Toen de wolf weggestuurd was, kwam er een hert, een haas, een beer, een leeuw en vele dieren de een voor den ander. Maar er ontbrak altijd een van de goede eigenschappen van den ouden heer Vos, en de kat moest iedere keer de vrijers weêr wegsturen. Eindelijk kwam er een jonge vos. Toen zei vrouw Vos: »heeft hij een rood broekje aan en een spits snoetje?«

»Ja, dat heeft hij!« zei de kat. »Dan moet hij boven komen,« zei vrouw Vos, en de meid moest het bruiloftsmaal bereiden.

»Katje veeg de kamer aan.

En smijt den ouden Vos maar uit het raam,

Een dikke vette muis,

Bracht hij zoo dikwijls thuis,

Maar at ze op alléén,

Gaf er mij nooit één.«

Toen werd er bruiloft gehouden met den jongen heer Vos, er werd gezongen en gedanst, en als ze niet opgehouden hebben dansen ze nog.



Sprookjes: Tweede verzameling

Подняться наверх