Читать книгу Historisch dagverhaal der reize van den heer De Lesseps - Jean-Baptiste-Barthélemy baron de Lesseps - Страница 78
Koophandel in het algemeen.
ОглавлениеOm dit artikel van den Koophandel te eindigen, zal ik er nog bijvoegen, dat die geenen, welke denzelven door het geheele schier-eiland Kamschatka meer in het groot drijven, niet anders zijn, dan de bediendens der Kooplieden van Totma, Vologda, groot Ustiug, en van verscheidene steeden uit Siberien, of wel factooren van andere vermoogende lieden, die tot zoo ver toe hunne uitzichten in den handel uitstrekken.
Alle de Koopmanschappen en levensbehoeftens, welke de noodzaaklijkheid hun verplicht opteslaan, worden ’er uitermaaten duur verkogt, en wel omtrent tien maal boven derzelver vasten prijs te Moscou; voor de vedro[39] fransche brandewijn wordt hier tagtig Roubels betaald; de verkoop hier van is aan de Kooplieden geoorloft; dog de Koornbrandewijn die van Okotsk komt, en die welke in het land met slatkaïa-trava of zoet gras word gemaakt, worden voor rekening van de regeering verkogt, tegens een-en veertig Roubels en zes en negentig kopecks het vedro; men kan deeze niet verkoopen dan in de kabacs of herbergen, die daar toe geschikt zijn; te Okotsk kost het vedro brandewijn uit graan gestookt maar agttien roubels; waar uit blijkt, dat de kosten van de overvoering op drie en twintig roubels zes en negentig kopecks kunnen beloopen, het geen zeer buitenspoorig moet voorkomen. Dat men vervolgens hier uit den winst beoordeele.
[39] Het vedro is een maat, die op dertig a veertig pints flessen komt.
De andere ingevoerd wordende waaren[40], namelijk die van Okotsk gezonden worden, bestaan in Nankins en eenige Chineesche stoffen, en in een meenigte zaaken uit de Russische en vreemde fabrieken getrokken, als linten, doeken, koussen, mutzen, schoenen, laarzen en andere artikels die tot de kleeding der Europeesche volkeren gebezigd worden, en die hier, wanneer men de uiterste eenvoudigheid der Kamschatters zo in kleeding als gewoontens in aanmerking neemt, tot overdaad strekken; men voert ook nog in suijker, thée, een weinig coffij en wijn, beschuit, ingemaakte of gedroogde vrugten, als pruimen, rosijnen &c., eindelijk kaarssen, waschkaarssen, buskruid, loot &c.
[40] Boven heb ik verhaald, dat de uitvoer zich alleen tot het bontwerk bepaalde; ze geschied voornamelijk door de handelaars, van welken ik zoo even gewaagde.
De zeldzaamheid van alle deeze goederen in een zo afgelegen land, en de nood-druft, die men ’er aan heeft, of die men ’er zich van maakt, noodzaaken de bewoonders om ze tot die uitermaate hooge prijzen te neemen, welke de schraapzucht des verkoopers aan dezelve hegt; gewoonlijk kan die, zo dra ze aankoomen, dezelve ook kwijt worden; deeze koopluiden houden winkels, zij bewoonen ieder één van die houten huizen, die regt tegen over het wagthuis geplaatst zijn; deeze winkels zijn dagelijks open, uitgenomen de feestdagen.