Читать книгу Verloving en Huwelijk in vroeger dagen - Laurentius Knappert - Страница 5
HOOFDSTUK II.
ОглавлениеDE VRIJAGE.
Tot alle vereeniging, van het wettig huwelijk af tot de losse verbintenis toe, leidt de vrijage. Het is de werving van den man om de begeerde vrouw. Vrijen beteekent ook het minnelijk omgaan met elkander van twee gelieven, maar ieder voelt in de taal het verschil tusschen „vrijen om” en „vrijen met”, gelijk bij Petrus Stastok's eerste minnekoozerij, zoo wreed door Rudolf van Brammen verstoord, de jongeling met Koosje van Naslaan vrijde en misschien wel den moed zou gehad hebben later om haar te vrijen, als de jonge wijnkooper uit de naburige stad hem niet vóór geweest ware. Wie eene stad wil innemen moet haar belegeren, wie de bruid voor zich wil innemen moet om haar vrijen en aan de vrijage ontkomt alleen hij, die met voorbedachten rade het huwelijk mijdt. Zóó waren er ook onder de vaderen, die hun goeden raad te berde brachten en uitriepen: „gij, o, geluckige, die noch buyten dien grouwelijcken staat zijt, schrik voor dezelve. Schu een vrou veel meerder als de vissen den angel!” Onze letterkunde bewaart—het is waar niet op hare fraaiste bladzijden—lange, berijmde samenspraken tusschen een „huwelijksbeminnenden Jacob” en eene „echthatende Maria” en andere grove en zoutelooze polemiek tegen het huwelijk. Maar gelukkig hield de natuur het tegen het „contra” met het „pro” en de grove scherts van het voorgeslacht spaarde zelfs de verlangende, oude vrijster niet, die op 5 December vroeg: