Читать книгу Een Rijk van Schaduwen - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 13

HOOFDSTUK ZEVEN

Оглавление

Vesuvius stond bij de rand van de klif, naast de Toren van Kos, en staarde neer op de kolkende golven van de Zee van Verdriet. Er rees nog steeds stoom op van de plek waar het Zwaard van Vlammen was gezonken—en hij grijnsde breed. Het was hem gelukt. Het Zwaard van Vlammen was niet meer. Hij had de Toren van Kos, of liever gezegd Escalon, van haar meest kostbare artefact beroofd. Hij had voor eens en altijd de Vlammen uitgeschakeld.

Vesuvius straalde, onbezonnen van opwinding. Zijn handpalm brandde nog doordat hij het brandende Zwaard van Vlammen had vastgegrepen, en toen hij keek zag hij dat het insigne in zijn huid gebrandmerkt was. Hij liet zijn vinger over zijn verse littekens glijden, wetend dat ze daar altijd zouden blijven zitten, als teken van zijn succes. De pijn was verblindend, maar hij dwong zichzelf er niet aan te denken. Sterker nog, hij leerde zichzelf van de pijn te genieten.

Na al die eeuwen zouden zijn mensen eindelijk krijgen wat hen toekwam. Ze zouden niet langer verbannen zijn tot Marda, tot het meest noordelijke gebied van het rijk, tot het onvruchtbare land. Nu zouden ze wraak nemen voor het feit dat ze achter een muur van vlammen in quarantaine waren gehouden. Ze zouden Escalon overspoelen en het aan stukken scheuren.

Zijn hart maakte een sprongetje, opgewonden bij de gedachte. Hij kon niet wachten om terug te gaan over de Duivelsvinger, terug naar het vasteland, en zijn mensen midden in Escalon te ontmoeten. De hele natie van trollen zou convergeren bij Andros, en samen zouden ze Escalon voorgoed vernietigen. Het zou het nieuwe thuisland van de trollen worden.

Maar terwijl Vesuvius daar stond en neerkeek op de golven, naar de plek waar het zwaard was gezonken, knaagde er iets aan hem. Hij keek op naar de horizon en bestudeerde de zwarte wateren van de Baai des Doods. Er was daar iets dat zijn genoegen teniet deed. In de verte zag hij een klein schip met witte zeilen. Het zeilde naar het westen, weg van de Duivelsvinger. Terwijl hij het zag, wist hij dat er iets mis was.

Vesuvius draaide zich om en keek op naar de Toren. Hij was leeg geweest. De deuren waren open geweest. Het Zwaard had daar gewoon gelegen, wachtend. Degenen die het hadden bewaakt hadden het achter gelaten. Het was allemaal te makkelijk geweest.

Waarom?

Vesuvius wist dat de huurling Merk achter het Zwaard aan had gezeten; hij had hem over de hele Duivelsvinger achtervolgd. Waarom had hij het dan achter gelaten? Waarom was hij hier vandaan gezeild, over de Baai des Doods? Wie was die vrouw die hem vergezelde? Had zij deze toren bewaakt? Wat voor geheimen hield ze achter?

En waar gingen ze heen?

Vesuvius keek neer op het stoom dat van de zee omhoog rees, en toen weer naar de horizon. Zijn bloed brandde in zijn aderen. Hij kon het niet helpen; hij had het gevoel dat hij misleid was. Dat hem een complete overwinning ontnomen was.

Hoe langer Vesuvius erover nadacht, hoe sterker zijn gevoel werd dat er iets mis was. Het was allemaal te makkelijk. Hij bestudeerde de gewelddadige zee onder zich, de golven die tegen de rotsen aan sloegen, het stoom, en hij besefte dat hij nooit de waarheid zou kennen. Hij zou nooit weten of het Zwaard van Vlammen echt naar de bodem was gezonken. Of hij iets over het hoofd had gezien. Of dat zelfs maar het juiste zwaard was geweest. Of de Vlammen ook echt uitgeschakeld zouden blijven.

Vesuvius, die brandde van verontwaardiging, wist wat hij moest doen: hij moest hen achtervolgen. Anders zou hij nooit achter de waarheid komen. Was er ergens een andere geheime toren? Een ander zwaard?

Zelfs als dat niet het geval was, zelfs als hij alles had bereikt dat hij moest bereiken, Vesuvius stond erom bekend om geen levende slachtoffers achter te laten. Nooit. Hij achtervolgde iedereen tot zijn dood, en het zat hem niet lekker om die twee te zien ontsnappen. Hij wist dat hij hen niet zomaar kon laten gaan.

Vesuvius keek neer op de tientallen schepen die bij de kust lagen vastgebonden. Ze waren verlaten, wild schommelend in de golven, alsof ze op hem wachtten. En hij kwam tot een besluit.

“Naar de schepen!” beval hij zijn leger van trollen.

Zijn trollen haastten zich naar de rotsachtige kust en gingen aan boord van de schepen. Vesuvius volgde en klom aan boord van het laatste schip.

Hij draaide zich om, hief zijn hellebaard en hakte het touw door.

Een moment later waren ze op weg, alle trollen met hem, samengepakt op de schepen, en zetten ze koers op de legendarische Baai des Doods. Ergens aan de horizon zeilden Merk en dat meisje. En Vesuvius zou niet stoppen tot ze allebei dood waren.

Een Rijk van Schaduwen

Подняться наверх