Читать книгу Een Schreeuw Van Eer - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 15

HOOFDSTUK VIJF

Оглавление

Kendrick had vrijheid—echte vrijheid—nooit echt gewaardeerd. Tot vandaag. De tijd die hij opgesloten in de kerker had doorgebracht, had zijn kijk op het leven veranderd. Nu waardeerde hij alle kleine dingen—het gevoel van de zon, de wind in zijn haar, buiten zijn. Terwijl hij op zijn paard reed en voelde hoe de aarde zich onder hem uitstrekte, hoe hij zijn wapenrusting weer aan had, zijn wapens bij zich had, en samen met zijn broeders de strijd tegemoet reed—het zorgde dat hij zich voelde alsof hij uit een kanon was geschoten. Hij voelde een roekeloosheid die hij nog nooit eerder had gevoeld.

Kendrick galoppeerde, laag over zijn paard gebogen, zijn vriend Atme aan zijn zijde, en hij was zo dankbaar voor de kans om met zijn broeders te mogen vechten. Hij wilde het gevecht niet missen, en was vastberaden om zijn stad van de McClouds te bevrijden—en hen te laten boeten voor de invasie. Hij verlangde naar bloedvergieten, hoewel hij wist dat het ware doelwit van zijn wraakzuchtigheid niet de McClouds waren, maar zijn broer, Gareth. Hij zou hem nooit vergeven voor het feit dat hij hem had laten opsluiten, dat hij hem had beschuldigd van de moord op zijn vader, dat hij hem in het bijzijn van zijn mannen had laten arresteren—en dat hij had getracht hem te executeren. Kendrick wilde wraak nemen op Gareth—maar omdat hij dat niet kon doen, in ieder geval niet vandaag, zou hij zich op de McClouds afreageren.

Als Kendrick zou terugkeren naar het Koninklijk Hof, echter, zou hij de rekening vereffenen. Hij zou doen wat hij kon om zijn broer te laten aftreden en zijn zus Gwendolyn te laten kronen.

Ze naderden de stad. Grote, opbollende zwarte wolken rolden naar hen toe en vulden Kendricks neusgaten met bijtende rook. Het deed hem pijn om een MacGil stad zo te zien. Als zijn vader nog had geleefd, dan zou dit nooit gebeurd zijn; als Gareth hem niet had opgevolgd, dan zou dit ook nooit gebeurd zijn. Het was een schande, een smet op de eer van de MacGils en de Zilveren. Kendrick bad dat het nog niet te laat was om de mensen te redden, dat de McClouds er nog niet al te lang waren, en dat er niet veel mensen gewond of gedood waren.

Hij spoorde zijn paard aan en ging voor de anderen uitrijden terwijl ze aanvielen, als een zwerm bijen, richting de open poort naar de stad. Ze stormden naar binnen en Kendrick trok zijn zwaard, voorbereid om het leger van de McClouds te lijf te gaan. Hij liet een luide strijdkreet uit, evenals alle mannen om hem heen, klaar voor de impact.

Maar terwijl hij door de poort de stoffige stad in draafde, was hij verbijsterd door wat hij zag: niets. Overal om hem heen zag hij tekenen van een invasie—verwoesting, brand, geplunderde huizen, lijken, kruipende vrouwen. De dieren waren gedood en de muren waren besmeurd met bloed. Het was een slachtpartij geweest. De McClouds hadden deze onschuldige mensen verwoest. De gedachte maakte Kendrick misselijk. Het waren lafaards.

Maar wat Kendrick verbaasde was dat de McClouds nergens te bekennen waren. Hij begreep het niet. Het was alsof het gehele leger bewust geëvacueerd was, alsof ze hadden geweten dat ze kwamen. De branden woedden nog hevig, en het was duidelijk dat ze doelbewust waren aangestoken.

Kendrick begon te beseffen dat het allemaal een afleidingsmanoeuvre was. Dat de McClouds het leger van de MacGils hierheen hadden willen lokken.

Maar waarom?

Kendrick draaide zich met een ruk om en keek om zich heen, om te zien of één van zijn mannen miste, of er een contingent naar een andere plek was geleid. Zijn gedachten werden overspoeld door een gevoel, het gevoel dat dit allemaal was opgezet om een deel van zijn mannen apart te krijgen, om hen in een hinderlaag te lokken. Hij keek overal en vroeg zich af wie er miste.

En toen drong het tot hem door. Er miste iemand. Zijn schildknaap.

Thor.

Een Schreeuw Van Eer

Подняться наверх