Читать книгу Een Schreeuw Van Eer - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 17

HOOFDSTUK ZEVEN

Оглавление

Gwen knielde aan Godfreys zijde in het claustrofobische huisje. Ze kon het niet meer verdragen. Ze had urenlang haar broers gekreun aangehoord, en ze had gezien hoe Illepra’s gezicht steeds somberder werd, en het leek vrijwel zeker dat hij zou sterven. Ze voelde zich zo hulpeloos door daar zo te zitten. Ze had het gevoel dat ze iets moest doen. Wat dan ook.

Ze voelde zich geteisterd door schuld en bezorgdheid om Godfrey—maar ook om Thor. Ze kon het beeld dat hij de strijd tegemoet reed, recht in een hinderlaag van Gareth, maar niet uit haar hoofd zetten. Ze had het gevoel dat ze Thor ook moest helpen. Ze werd gek van het nietsdoen.

Gwen stond ineens op, en ze haastte zich door het huisje.

“Waar ga je heen?” vroeg Illepra, haar stem schor van het zingen van alle psalmen.

Gwen draaide zich naar haar om.

“Ik kom terug,” zei ze. “Er is iets dat ik moet proberen.”

Ze opende de deur en haastte zich naar buiten, en knipperde met haar ogen: de lucht was vergeven met rode en paarse tinten, en de tweede zon hing als een groene bal aan de horizon. Akorth en Fulton stonden nog steeds op wacht—ze sprongen op en keken haar bezorgd aan toen ze haar zagen.

“Zal hij het overleven?” vroeg Akorth.

“Ik weet het niet,” zei Gwen. “Blijf hier. Houdt de wacht.”

“En waar gaat u heen?” vroeg Fulton.

Ze had een idee gekregen terwijl ze in de bloedrode hemel keek en het mystieke gevoel in de lucht voelde. Er was één man die haar wellicht zou kunnen helpen.

Argon.

Als er een persoon was die Gwen kon vertrouwen, een persoon die om Thor gaf en die altijd trouw was geweest aan haar vader, een persoon die de kracht had om haar op de één of andere manier te helpen, dan was hij het.

“Ik moet een speciaal iemand opzoeken,” zei ze.

Ze draaide zich om en rende over de velden, op weg naar Argons huisje.

Ze was er al jaren niet meer geweest, maar ze herinnerde zich dat hij hoog op de verlaten, ruige vlaktes woonde. Ze rende en rende en stopte niet om op adem te komen terwijl het terrein steeds ruiger werd. Het gras maakte plaats voor steentjes, en toen voor rotsen. Het werd steeds winderiger, en het landschap werd griezeliger; ze had het gevoel alsof ze op het oppervlak van een ster liep.

Eindelijk bereikte ze Argons huisje. Buiten adem bonkte ze op de deur. Er was nergens een deurknop te bekennen, maar ze wist dat dit zijn huis was.

“Argon!” schreeuwde ze. “Ik ben het! MacGils dochter! Laat me naar binnen! Ik beveel het u!”

Ze bonsde en bonsde, maar het enige antwoord was het huilen van de wind.

Ze barstte in tranen uit, compleet uitgeput. Ze had zich nog nooit zo hulpeloos gevoeld.

Ze voelde zich hol, alsof ze nergens meer heen kon.

Terwijl de zon onderging, en de bloedrode hemel plaats maakte voor de schemering, draaide Gwen zich om en begon de heuvel weer af te lopen. Ze veegde de tranen van haar gezicht en probeerde wanhopig te bedenken waar ze nu heen moest.

“Alstublieft, vader,” zei ze hardop, terwijl ze haar ogen sloot. “Geef me een teken. Laat me zien waar ik heen moet. Laat me zien wat ik moet doen. Laat alstublieft uw zoon niet sterven. Niet vandaag. En laat alstublieft Thor niet sterven. Als u van me houdt, geef me dan antwoord.”

Gwen liep verder in de oorverdovende stilte, luisterend naar de wind, terwijl ze ineens inspiratie kreeg.

Het meer. Het Meer van Verdriet.

Natuurlijk. Het meer was waar iedereen heen ging om te bidden voor iemand die dodelijk ziek was. Het was een ongerept, klein meer, in het midden van het Rode Woud, omgeven door torenhoge bomen die de hemel in reikten. Het werd beschouwd als een heilige plek.

Dank u vader, dat u me geantwoord heeft, dacht Gwen.

Ze voelde dat hij nu bij haar was, en ze begon te rennen, op weg naar het Rode Woud, naar het meer dat haar verdriet zou aanhoren.

*

Gwen knielde aan de rand van het Meer van Verdriet. Haar knieën rustten op de zachte bodem van dennennaalden die zich als een ring om het water heen uitstrekte, en ze keek uit over het stille meer, het kalmste water dat ze ooit had gezien, het meer dat de opkomende maan weerspiegelde. Het was een schitterende volle maan, en hoewel de tweede zon nog niet helemaal onder was, kwam de maan al op, waardoor de Ring werd gehuld in het licht van zowel de zonsondergang de maan. De zon en de maan reflecteerden tegenover elkaar in het meer, en ze voelde de heiligheid van dit tijdstip van de dag. Het was het venster tussen het einde van de ene dag en het begin van de andere, en op dit heilige tijdstip, op deze heilige plek, was alles mogelijk.

Gwen huilde en bad met alles dat ze had. De gebeurtenissen van de afgelopen dagen waren teveel voor haar, en ze liet alles gaan. Ze bad voor haar broer, en voor Thor. Ze kon de gedachte dat ze hen deze nacht beide zou verliezen niet verdragen. De gedachte dat ze niemand meer zou hebben behalve Gareth. De gedachte dat ze zou worden uitgeleverd aan één of andere barbaar. Ze voelde haar leven om zich heen ineenstorten, en ze had antwoorden nodig. En bovenal, hoop.

Er waren veel mensen in haar koninkrijk die baden tot de God van de Meren, of de God van de Bossen, of de God van de Bergen, of de God van de Wind—maar Gwen had nooit in hen geloofd. Zij was, net als Thor, één van de weinigen die ingingen tegen het geloof in haar koninkrijk en het radicale pad volgden van het geloven in slechts één God, slechts één entiteit die het hele universum controleerde. Tot deze God bad ze.

Alstublieft God, bad ze. Breng Thor naar me terug. Laat hem veilig terugkeren. Laat hem de hinderlaag ontsnappen. Laat alstublieft Godfrey leven. En bescherm alstublieft mij—laat me niet uitgehuwelijkt worden aan die wilde. Ik zal alles doen. Geef me een teken. Laat me zien wat u van me wilt.

Gwen bleef een lange tijd zitten. Ze hoorde niets anders dan het huilen van de wind, die door de eindeloos lange dennenbomen van het Rode Woud waaide; ze luisterde naar het zachte gekraak van de takken die boven haar hoofd heen en weer zwaaide, naar de naalden die in het water vielen.

“Wees voorzichtig met wat je wenst,” klonk een stem.

Ze draaide zich met een ruk om en zag tot haar verbazing iemand staan, niet ver bij haar vandaan. Ze zou bang geweest zijn, maar ze herkende de stem onmiddellijk—een eeuwenoude stem, ouder dan de bomen, ouder dan de aarde zelf, en haar hart zwol terwijl ze zich realiseerde wie het was.

Daar stond hij, in zijn witte mantel en kap, met zijn doorzichtige ogen die door haar heen brandden alsof hij recht haar ziel in keek. Zijn staf lichtte op in het licht van de zon en de maan.

Argon.

Ze stond op en wendde zich tot hem.

“Ik heb u opgezocht,” zei ze. “Ik ben naar uw huisje gegaan. Hoorde u me kloppen?”

“Ik hoor alles,” antwoordde hij cryptisch.

Ze zweeg even. Hij was uitdrukkingsloos.

“Vertel me wat ik moet doen,” zei ze. “Ik zal alles doen. Alstublieft, laat Thor niet sterven. U kunt hem niet laten sterven!”

Gwen deed een stap naar voren en greep smekend zijn pols vast. Maar toen ze hem aanraakte voelde ze een verzengende hitte die via zijn pols door haar handen heen ging, en ze ziet hem los, overweldigd door de energie.

Argon zuchtte diep en liep naar het meer. Hij keek uit over het water, zijn ogen reflecterend in het licht.

Ze liep naar hem toe en ging zwijgend naast hem staan, wachtend tot hij klaar was om te spreken.

“Het is niet onmogelijk om het lot te veranderen,” zei hij. “Maar het vraagt een hoge prijs van de indiener. Je wilt een leven redden. Dat is een nobel streven. Maar je kunt geen twee levens redden. Je zult moeten kiezen.”

Hij keek haar aan.

“Zou je willen dat Thor deze nacht overleefd, of je broer? Eén van hen moet sterven. Het staat geschreven.”

Gwen was verafschuwd door die vraag.

“Wat voor keuze is dat?” vroeg ze. “Door één van hen te redden, veroordeel ik de ander.”

“Dat doe je niet,” antwoordde hij. “Ze zijn beiden voorbestemd om te sterven. Het spijt me. Maar dat is hun lot.”

Het voelde alsof er een dolk in Gwens maag was geduwd. Beiden voorbestemd om te sterven? Het was te afschuwelijk voor woorden. Kon het lot werkelijk zo wreed zijn?

“Ik kan niet de één boven de ander verkiezen,” zei ze uiteindelijk. Haar stem klonk zwak. “Mijn liefde voor Thor is sterker, natuurlijk. Maar Godfrey is mijn vlees en bloed. Ik kan het idee dat de één zou sterven ten koste van de ander niet verdragen. En ik denk ook niet dat zij dat zouden willen.”

“Dan zullen ze beiden sterven,” antwoordde Argon.

Gwen voelde zich overspoeld worden door paniek.

“Wacht!” riep ze uit, toen hij zich begon om te draaiden.

Hij keek haar aan.

“En ik dan?” vroeg ze. “Wat als ik zou sterven in hun plaats? Is dat mogelijk? Kunnen zij beiden leven, als ik sterf?”

Argon staarde haar een lange tijd aan, alsof hij haar diepste essentie in zich opnam.

“Je hart is puur,” zei hij. “Jouw hart is het meest puur van alle MacGils. Je vader heeft goed gekozen. Ja, dat heeft hij zeker…”

Argons stem vervaagde terwijl hij in haar ogen bleef staren. Gwen voelde zich ongemakkelijk, maar durfde niet weg te kijken.

“Vanwege jouw keus, vanwege jouw offer op deze nacht,” zei Argon, “heeft het lot geluisterd. Thor zal gered worden. Je broer ook. Jij zult ook blijven leven. Maar een klein deel van je leven zal je worden ontnomen. Onthoudt dat er altijd een prijs is. Je zult een gedeeltelijke dood sterven in ruil voor hun levens.”

“Wat betekent dat?” vroeg ze, terwijl de schrik haar om het hart sloeg.

“Op alles staat een prijs,” antwoordde hij. “Je hebt een keus. Wil je hem liever niet betalen?”

Gwen schraapte zichzelf bijeen.

“Ik zal alles doen voor Thor,” zei ze. “En voor mijn familie.”

Argon staarde dwars door haar heen.

“Thor heeft een grote lotsbestemming,” zei Argon. “Maar het lot kan veranderen. Ons lot staan in de sterren geschreven. Maar het wordt ook bepaald door God. God kan het lot veranderen. Thor was voorbestemd om deze nacht te sterven. Dankzij jou zal hij leven. Jij zult daar de prijs voor moeten betalen. En die is hoog.”

Gwen wilde meer weten, maar op dat moment werd ze verblind door een felle lichtflits, en Argon verdween.

Gwen keek om zich heen, maar hij was nergens te bekennen.

Uiteindelijk draaide ze zich om. Ze keek uit over het meer. Het zag er zo sereen uit, het was alsof er niets was gebeurd. Ze zag haar eigen weerspiegeling, en ze leek zo ver weg. Ze werd overspoeld door dankbaarheid, en uiteindelijk ook met een gevoel van vrede. Maar ze voelde ook angst voor haar eigen toekomst. Hoe graag ze het ook uit haar hoofd wilde zetten, bleef ze het zich afvragen: welke prijs zou ze betalen voor Thors leven?

Een Schreeuw Van Eer

Подняться наверх