Читать книгу Ridder, Erfgenaam, Prins - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 14

HOOFDSTUK VIJF

Оглавление

Thanos zag de wachter hem opwachten bij de stadspoorten toen hij en Stephania thuiskwamen. Hij stak zijn kin omhoog en reed verder. Dit had hij wel verwacht. En hij zou er niet voor vluchten.

Stephania had hen ook gezien. Thanos zag dat ze verstijfde in haar zadel; ze ging in een fractie van een seconde van ontspannen naar keurig en formeel. Het was alsof ze een masker had voorgedaan, en Thanos legde automatisch een hand over de hare.

De wachters kruisten hun hellebaarden om hen de weg te versperren, en Thanos hield zijn paard in. Hij hield het dier tussen Stephania en de wachters, voor het geval dat Lucious mannen had omgekocht om hem aan te vallen. Hij zag een officier zich losmaken uit de groep. De man salueerde naar hem.

“Prins Thanos, welkom terug in Delos. Mijn mannen en ik hebben instructies gekregen om u naar de koning te escorteren.”

“En als mijn echtgenoot niet met jullie mee wil rijden?” vroeg Stephania op een toon die het hele Rijk had kunnen onderwerpen.

“Vergeef me, mijn vrouwe,” zei de officier, “maar de koning heeft ons duidelijke bevelen gegeven.”

Voor Stephania ertegenin kon gaan, stak Thanos zijn hand op.

“Ik begrijp het,” zei hij. “Ik zal met u mee gaan.”

De wachters leidden hem door Delos, en hij moest het hen nageven, ze slaagden erin om het te laten lijken op de escort die ze claimden dat het was. Thanos merkte op dat ze een route hadden gekozen die door de mooiste delen van de stad leidde, langs met bomen beplante lanen met huizen van adel. Ze vermeden de slechte buurten, zelfs wanneer die een meer directe route boden. Misschien probeerden ze simpelweg in de veilige buurten te blijven. Maar misschien dachten ze dat aristocraten als Thanos en Stephania er geen behoefte hadden om de ellende in de andere delen van de stad te zien.

Al spoedig torenden de muren van het kasteel boven hen uit. De wachters leidden hen door de poorten, en de staljongens namen hun paarden over. De wandeling door het kasteel voelde meer gesloten; de gangen van het kasteel leken smaller nu ze door zoveel wachters werden omgeven. Stephania pakte Thanos’ hand vast, en hij gaf haar een geruststellend kneepje.

Toen ze de koninklijke kamers bereikten, werd de doorgang versperd door koninklijke lijfwachten.

“De koning wenst Prins Thanos alleen te spreken,” zei één van hen.

“Ik ben zijn echtgenote,” zei Stephania op een toon die zo kil klonk dat Thanos vermoedde dat de meeste mensen direct opzij zouden stappen.

Het leek de koninklijke lijfwacht niets te doen. “Desalniettemin.”

“Het komt wel goed,” zei Thanos.

Toen hij naar binnen liep zat de koning al op hem te wachten. Koning Claudius ging staan, leunend op een zwaard waarvan het heft bestond uit de kronkelende tentakels van een kraken. Het zwaard kwam bijna tot aan zijn borst, en Thanos twijfelde er niet aan dat het mes vlijmscherp was. Thanos hoorde de deur achter zich sluiten.

“Lucious heeft me verteld wat je hebt gedaan,” zei de koning.

“Ik ben ervan overtuigd dat hij direct naar u is toegekomen,” antwoordde Thanos. “Heeft hij u ook verteld waar hij op dat moment mee bezig was?”

“Hij deed wat hem bevolen was,” beet de koning, “om het verzet te onderdrukken. Maar jij bent erop uit gegaan en hebt hem aangevallen. Je hebt zijn mannen gedood. Hij zegt dat je hem met een list hebt verslagen, en dat je hem ook gedood zou hebben als Stephania niet tussenbeide was gekomen.”

“Hoe zorgt het afslachten van dorpelingen dat het verzet tegen wordt gehouden?” kaatste Thanos terug.

“Je bent meer geïnteresseerd in boeren dan in je eigen daden,” zei Koning Claudius. Hij tilde het zwaard op, alsof hij het wilde wegen. “Het is verraad om de zoon van de koning aan te vallen.”

“Ik ben de zoon van de koning,” herinnerde Thanos hem. “U wilde Lucious niet laten executeren toen hij me probeerde te vermoorden.”

“Je afkomst is de enige reden dat je nog leeft,” antwoordde Koning Claudius. “Je bent mijn zoon, maar dat is Lucious ook. Je hebt niet het recht om hem te bedreigen.”

Thanos voelde woede in zich opwellen. “Voor zover ik kan zien krijg ik niets. Zelfs niet de erkenning van wie ik ben.”

In een hoek van de ruimte stonden een aantal standbeelden, die beroemde koninklijke voorouders moesten voorstellen. Ze stonden uit de weg, bijna verstopt, alsof de koning niet aan hen herinnerd wilde worden. Toch wees Thanos naar hen.

“Lucious kan daar naar kijken en autoriteit claimen die teruggaat naar de beginjaren van het Rijk,” zei hij. “Hij kan de rechten claimen van zij die de troon verkregen toen de Ouden uit Delos vertrokken. Wat heb ik? Vage geruchten over mijn geboorte? Bijna vergeten beelden van ouders waarvan ik niet eens zeker weet of ze echt zijn?”

Koning Claudius schreed naar de plek waar zijn grote stoel stond. Hij ging erop zitten en wiegde het zwaard boven zijn knieën.

“Je hebt een eervolle plaats in het hof,” zei hij.

“Een eervolle plaats in het hof?” herhaalde Thanis. “Ik heb een plaats als een reserve prins die niemand wil. Lucious mag dan degene zijn geweest die heeft geprobeerd me te vermoorden op Haylon, maar u was degene die me daarheen heeft gestuurd.”

“Het verzet moet vernietigd worden, waar het ook opduikt,” antwoordde de koning. Thanos zag dat hij met zijn duim langs de rand van zijn zwaard streek. “Dat moest je leren.”

“Oh, ik heb wel wat geleerd,” zei Thanos, die naar zijn vader toeliep. “Ik heb geleerd dat u liever van me af bent dan dat u me erkend. Ik ben uw oudste zoon. Volgens de regels van het koninklijk ben ik uw erfgenaam. De oudste zoon is altijd de erfgenaam, al sinds het ontstaan van Delos.”

“De oudste overlevende zoon,” zei de koning zachtjes. “Denk je dat je nog zou leven als de mensen het wisten?”

“Doe niet alsof u me wilde beschermen,” antwoordde Thanos. “U beschermde alleen uzelf.”

“Dat is nog altijd beter dan mijn tijd verspillen aan vechten voor mensen die het niet eens verdienen,” zei de koning. “Weet je wel hoe het eruit ziet als je erop uit trekt om boeren te beschermen die op hun plek gezet moeten worden?”

“Het ziet eruit alsof er iemand om hen geeft!” schreeuwde Thanos. Hij kon zichzelf er niet van weerhouden om zijn stem te verheffen, want het leek de enige manier om tot zijn vader door te dringen. Misschien, als hij ervoor kon zorgen dat hij het begreep, dan zouden er eindelijk positieve veranderingen in het Rijk kunnen plaatsvinden. “Het ziet eruit alsof hun machthebbers geen vijanden zijn die hen willen doden, maar mensen die gerespecteerd mogen worden. Het ziet eruit alsof hun levens iets voor ons betekenen, in plaats van dat het iets is dat wij opzij kunnen zetten terwijl we uitbundige feesten vieren!”

De koning zweeg een lange tijd. Thanos kon de woede in zijn ogen zien. Dat was prima. Het paste perfect bij de woede die Thanos zelf voelde.

“Kniel,” zei Koning Claudius uiteindelijk.

Thanos aarzelde, slechts een seconde, maar het was overduidelijk dat hij aarzelde.

“Kniel!” bulderde de koning. “Of wil je dat ik je laat knielen? Ik ben hier nog altijd de koning!”

Thanos knielde op de harde stenen vloer voor de stoel van de koning. Hij zag dat de koning moeite had om zijn zwaard te heffen, alsof het lang geleden was dat hij dat voor het laatst had gedaan.

Thanos’ gedachten gingen naar zijn eigen zwaard. Hij twijfelde er niet aan dat als het tot een gevecht tussen hem en de koning zou komen, hij zou winnen. Hij was jonger, sterker, en had getraind met de beste vechters in het Stadion. Maar dat zou betekenen dat hij zijn vader moest doden. En bovenal zou het verraad zijn.

“Ik heb veel dingen geleerd in mijn leven,” zei de koning, terwijl het zwaard in de lucht bleef hangen. “Toen ik jouw leeftijd was, was ik net als jij. Ik was jong, ik was sterk. Ik vocht, en ik vocht goed. Ik doodde mannen in de strijd, en in duels in het Stadion. Ik probeerde te vechten voor alles waarvan ik geloofde dat het juist was.”

“Wat is er met u gebeurd?” vroeg Thanos.

De lippen van de koning krulden zich tot een grijns. “Nu weet ik wel beter. Nu weet ik dat als je hen de kans geeft, mensen niet samenkomen om je omhoog te tillen. In plaats daarvan proberen ze je naar beneden te halen. Ik heb getracht om medeleven te tonen, maar in werkelijkheid is dat niets meer dan dwaasheid. Als iemand tegen je in opstand komt, dan maak je hem af, want als je dat niet doet, dan maakt hij jou af.”

“Of je wordt vrienden met hem,” zei Thanos, “en hij helpt je om de dingen beter te maken.”

“Vrienden?” Koning Claudius hief zijn zwaard nog iets hoger. “Machtige mannen hebben geen vrienden. Ze hebben bondgenoten, bedienden en aanhangers, maar denk geen moment dat ze zich niet tegen je zullen keren. Een verstandig man houdt hen op hun plaats, of kijkt toe hoe ze tegen hem in opstand komen.”

“De mensen verdienen beter,” hield Thanos vol.

“Jij denkt dat mensen krijgen wat ze verdienen?” bulderde Koning Claudius. “Ze krijgen wat ze nemen! Je praat alsof je denkt dat de mensen onze gelijken zijn. Dat zijn ze niet. We zijn opgevoed om hen te regeren. We zijn beter opgeleid, sterker, beter in elk opzicht. Jij wil varkensboeren in kastelen naast je zetten, terwijl ik hen wil laten zien dat ze in hun stal thuishoren. Lucious begrijpt het.”

“Het enige dat Lucious begrijpt is wreedheid,” zei Thanos.

“En wreedheid is wat er nodig is om te regeren!”

Thanos zag de koning met het zwaard zwaaien. Misschien had hij kunnen duiken. Misschien had hij kunnen proberen om zijn eigen zwaard te grijpen. Maar in plaats daarvan knielde hij daar, en keek hij toe hoe het zwaard op zijn keel af kwam, de kromming van het staal glinsterend in het zonlicht.

Het stopte voordat het zijn keel kon doorsnijden, maar het scheelde niet veel. Thanos voelde de rand van het zwaard in zijn vlees prikken, maar hij reageerde niet, hoe graag hij dat ook wilde.

“Je gaf geen krimp,” zei Koning Claudius. “Je knipperde niet eens. Lucious zou dat wel gedaan hebben. Hij zou waarschijnlijk om zijn leven hebben gesmeekt. Dat is zijn zwakte. Maar Lucious heeft wel de kracht die nodig is om ons heerschap te behouden. Dat is waarom hij mijn erfgenaam is. Tot je deze zwakte uit je hart kunt snijden, zal ik je niet erkennen. Ik zal je niet mijn zoon noemen. En als je mijn erkende zoon nog eens aanvalt, dan kost het je je kop. Heb je dat begrepen?”

Thanos ging staan. Hij had er genoeg van om voor deze man te knielen. “Ik begrijp het, Vader. Ik begrijp het volkomen.”

Hij draaide zich om en liep naar de deuren toe, zonder op toestemming te wachten. Wat kon zijn vader doen? Het zou zwak lijken om hem terug te roepen. Thanos liep naar buiten, waar Stephania op hem stond te wachten. Het leek alsof ze haar koelbloedige houding voor de lijfwachten had behouden, maar op het moment dat Thanos verscheen haastte ze zich naar hem toe.

“Ben je in orde?” vroeg Stephania, die een hand naar zijn wang bracht. Toen ze haar hand weghaalde, zag Thanos dat er bloed op zat. “Thanos, je bloed!”

“Het is maar een krasje,” verzekerde Thanos haar. “Ik heb waarschijnlijk meer opgelopen tijdens het eerdere gevecht.”

“Wat is er daarbinnen gebeurd?” wilde ze weten.

Thanos forceerde een glimlach, maar die kwam er krampachtiger uit dan zijn bedoeling was. “Zijne majesteit wilde me eraan herinneren dat ik, prins of geen prins, niet zoveel waard ben als Lucious.”

Stephania legde haar handen op zijn schouders. “Ik heb het je gezegd, Thanos. Het was niet verstandig om dit te doen. Je kunt jezelf niet zo in gevaar brengen. Je moet me beloven dat je me vertrouwd, en dat je nooit meer zoiets stoms doet. Beloof het me.”

Hij knikte.

“Voor jou, mijn liefste, beloof ik het.”

Hij meende het. Openlijk met Lucious het gevecht aangaan was niet de juiste strategie, want hij had er niets mee bereikt. Lucious was ook het probleem niet. Het hele Rijk was het probleem. Hij had even gedacht dat hij misschien in staat zou zijn om de koning te overtuigen om de dingen te veranderen, maar in werkelijkheid wilde zijn vader helemaal niets veranderen.

Nee, het enige dat hij nu moest doen was manieren vinden om het verzet te helpen. Niet alleen de rebellen op Haylon, maar alle rebellen. Alleen kon Thanos niet veel bereiken, maar samen zouden ze het Rijk misschien wel ten onder kunnen brengen.

Ridder, Erfgenaam, Prins

Подняться наверх