Читать книгу Soldaat, Broeder, Tovenaar - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 15

HOOFDSTUK ZES

Оглавление

Het kon Ceres niet schelen dat het kasteel de laatste, ondoordringbare vesting van het Rijk moest zijn. Het kon haar niet schelen dat het muren als kliffen had, en muren die bestand waren tegen belegeringswapens. Hier zou het eindigen.

“Voorwaarts!” schreeuwde ze naar haar volgelingen, en zij stroomden achter haar aan. Een andere bevelhebber zou wellicht vanaf de achterhoede geleid hebben, zodat hij zorgvuldig kon plannen en anderen de risico’s kon laten nemen. Ceres kon dat niet doen. Zij wilde wat er nog over was van de macht van het Rijk zelf verscheuren, en ze vermoedde dat dat één van de belangrijkste redenen was dat zoveel mensen haar nu volgden.

Er waren er nu zelfs nog meer dan in het Stadion. De mensen uit de stad waren de straten op gekomen, en het verzet had zich verspreid als smeulende resten waar nieuwe brandstof op gegoten werd. Er waren mensen in de kleren van havenarbeiders en slagers, paardenknechten en kooplieden. Er waren nu zelfs een aantal wachters bij, die hun imperiale kleuren haastig losscheurden toen ze de vloedgolf van mensen zagen naderen.

“Ze zullen klaar zijn voor ons,” zei één van de krijgsheren naast Ceres terwijl ze richting het kasteel marcheerden.

Ceres schudde haar hoofd. “Ze zullen ons zien aankomen. Dat is niet hetzelfde als klaar zijn.”

Niemand kon hier klaar voor zijn. Het kon Ceres niet schelen hoeveel mannen het Rijk nu had, of hoe sterk hun muren waren. Zij had een hele stad achter zich. Zij en de krijgsheren stormden door de straten en toen over de brede promenade die naar de poorten van het kasteel leidde. Ze waren de kop van de speer, op de voet gevolgd door de mensen van Delos en wat er nog over was van de mannen van Heer West, die achter hen aan gingen op een tij van hoop en volkswoede.

Ceres hoorde geschreeuw voor zich toen ze het kasteel naderden, en het geluid van hoorns terwijl soldaten trachtten iets van een verdediging te organiseren.

“Het is te laat,” zei Ceres. “Ze kunnen ons nu niet tegenhouden.”

Maar er waren nog genoeg dingen die ze nu konden doen, wist ze. Er werden pijlen afgevuurd vanachter de muren, niet in de aantallen die een dodelijke regen voor de troepen van Heer West hadden gevormd, maar nog altijd gevaarlijk genoeg voor degenen zonder wapenrusting. Ceres zag dat een man naast haar in zijn borst werd geraakt. Een stukje achter hen ging een vrouw schreeuwend tegen de grond.

“Degenen met schilden of bescherming gaan met mij mee,” riep Ceres. “De rest, zorg dat je klaar bent om aan te vallen.”

Maar de poorten van het kasteel sloten zich al. Ceres had een visioen van haar volgelingen die braken op de poorten alsof ze de boeg van een enorm schip waren, maar ze vertraagde niet. Golven konden schepen ook verzwelgen. Zelfs toen de grote poorten met een geluid als donderslag dichtsloegen, stopte ze niet. Ze wist alleen dat het nu meer inspanning zou kosten om het kwaadaardige Rijk te verslaan.

“Klimmen!” schreeuwde ze naar de krijgsheren. Ze stopte haar twee zwaarden in de schedes, zodat ze haar handen vrij had om de muur te beklimmen. Het ruwe gesteente had voldoende handgrepen voor zij die moedig genoeg waren om het te proberen, en de krijgsheren waren meer dan moedig. Ze volgden haar en trokken hun gespierde lichamen omhoog alsof het een trainingsoefening was.

Ceres hoorde de mensen achter zich om ladders roepen, en ze wist dat de andere rebellen haar spoedig zouden volgen. Voor nu concentreerde ze zich op het ruwe gevoel van de stenen onder haar handen, de inspanning die ze nodig had om zichzelf van de ene naar de andere handgreep te hijsen.

Er suisde een speer langs haar heen, duidelijk door iemand van boven naar beneden geworpen. Ceres drukte zich plat tegen de muur om de speer voorbij te laten gaan, en klom toen weer verder. Zolang ze zich op de muur bevond was ze een doelwit, en het enige dat ze kon doen was door blijven gaan. Ceres was dankbaar voor het feit dat ze niet genoeg tijd hadden om kokende olie of brandend zand te halen om zichzelf te beschermen.

Ze bereikte de top van de muur, en er stond meteen een wachter om te verdedigen. Ceres was blij dat ze als eerste boven was, want alleen haar snelheid redde haar. Ze greep haar tegenstander en trok hem van de borstweringen af. Hij viel met een schreeuw in de ziedende massa van haar volgelingen.

Ceres sprong de muur op en trok haar zwaarden. Er kwam een tweede man op haar af, en ze pareerde terwijl ze stak. Ze voelde het zwaard zijn doel raken. Er kwam een speer van de zijkant, die haar gedeeltelijke wapenrusting schampte. Ceres haalde met brute kracht uit. Binnen enkele seconden had ze een open ruimte op de muur gecreëerd, en de krijgsheren stroomden over de muur om die te vullen.

Een aantal van de wachters probeerden terug te vechten. Een man haalde naar Ceres uit met een bijl. Ze dook omlaag, hoorde de klap toen de bijl de stenen achter haar raakte, en boorde één van haar zwaarden door zijn buik. Ze stapte om hem heen en schopte hem naar beneden, de binnenplaats op. Ze ving een zwaardslag tussen haar zwaarden op en duwde een andere man naar achteren.

Er waren niet genoeg wachters om de muur te houden. Sommigen vluchtten. Degenen die het gevecht aangingen stierven. Eén van hen rende met een speer op Ceres af, en ze voelde hem haar been bekrassen terwijl ze zonder ruimte probeerde te ontwijken. Ze sneed laag om haar aanvaller te blesseren, en bracht toen haar zwaarden op keelhoogte bij elkaar.

Haar korte bruggenhoofd op de muur breidde zich al snel uit naar iets dat op een golffront begon te lijken. Ceres vond een trap die naar beneden leidde, en ze nam vier treden tegelijk. Ze pauzeerde alleen om een aanval van een wachtende wachter te pareren en om hem een trap te geven.

Terwijl de krijgsheer achter haar de wachter besprong, vestigde Ceres haar aandacht op de poorten.

Er stond een groot wiel naast, duidelijk bedoeld om de enorme dingen op te krijgen. Er stonden zo’n tien wachters in een cirkel omheen, in een poging het wiel te beschermen en de horde mensen buiten te houden. Er stonden nog meer wachters bewapend met pijl en boog, klaar om te vuren op iedereen die probeerde de poorten te openen.

Ceres stormde zonder te vertragen op het wiel af.

Ze stak dwars door de wapenrusting van een wachter heen, trok haar zwaard uit zijn lichaam, en dook onder de aanval van een tweede wachter door. Ze haalde haar zwaard langs zijn dijbeen, spring overeind en haalde een derde neer. Ze hoorde een pijl van de stenen kletteren en wierp één zwaard. Ze hoorde een schreeuw toen die zich in zijn doelwit boorde. Ze griste het zwaard van een stervende wachter van de grond en wierp zich weer in de strijd. Binnen een seconde waren de anderen bij haar.

In de momenten die volgden was het chaos, want de wachters leken te begrijpen dat dit hun laatste kans was om de rebellen buiten te houden. Eén wachter kwam met twee zwaarden op Ceres af, en ze weerde hem aanval voor aanval af. Ze voelde de impact terwijl ze elke stoot pareerde, waarschijnlijk sneller dan de meeste anderen konden volgen. Toen stak ze tussen zijn aanvallen door en boorde haar zwaard door de keel van de wachter. Nog voordat hij in elkaar was gezakt, was ze alweer verder gegaan, en pareerde ze een aanval met een bijl die op een krijgsheer was gericht.

Ze kon hen niet allemaal redden. Terwijl Ceres om zich heen keek zag ze oneindig geweld. Ze zag één van de krijgsheren die het Stadion had overleefd neerkijken op een zwaard dat uit zijn borst stak. Hij trok zijn aanvaller naar zich toe terwijl hij viel, en raakte hem één laatste keer met zijn eigen zwaard. Ceres zag een andere man tegen drie wachters vechten. Hij doodde er één, maar terwijl hij dat deed kreeg hij zijn zwaard niet meteen los, waardoor een andere wachter van de gelegenheid gebruik maakte om hem in zijn zij te steken.

Ceres rende naar voren en schakelde de twee overgebleven wachters uit. Om haar heen woedde de strijd om het wiel voort tot zijn onvermijdelijke einde. Het was onvermijdelijk, want met de krijgsheren waren de wachters als rijpe mais, wachtend om neergehaald te worden. Dat maakte het geweld, of de dreiging, echter niet minder echt. Ceres kon nog net op tijd een zwaard ontwijken, en duwde de eigenaar terug naar de anderen. Zodra ze de ruimte had, sloot Ceres haar vingers om het wiel en duwde met alles dat haar krachten haar gaven. Ze hoorde het gekraak van katrollen, en het langzame gekreun van de deuren terwijl ze uiteengingen.

De mensen stroomden naar binnen, het kasteel in. Haar vader en broertje waren bij de eersten die door de poort kwamen, en renden naar haar toe. Ceres gebaarde met haar zwaard.

“Verspreiden!” riep ze. “Bezet het kasteel. Dood alleen degenen die je moet doden. Dit is een tijd voor vrijheid, niet voor een slachtpartij. Het Rijk valt vandaag!”

Ceres leidde de golf van mensen naar de troonzaal. In tijden van crisis was dit de plek waar mensen heen gingen om uit te vinden wat er gaande was, en Ceres vermoedde dat degenen die de leiding hadden in het kasteel daar zo lang mogelijk zouden blijven, in een poging de controle te behouden.

Om zich heen zag ze geweld uitbreken. Het was onmogelijk te bedwingen, onmogelijk om te vertragen. Ze zag een jonge aristocraat voor hen lopen, en de menigte viel op hem en sloeg hem met de wapens die ze konden vinden. Er liep een dienstmeid in hun weg, en Ceres zag dat ze tegen de muur werd geduwd en werd neergestoken.

“Nee!” schreeuwde Ceres toen ze zag dat een aantal burgers tapijten begonnen te verzamelen of achter aristocraten aangingen. “We zijn hier om er een eind aan te maken, niet om te plunderen!”

Maar het was al te laat. Ceres zag één van de bedienden achtervolgd worden door rebellen, terwijl anderen de gouden ornamenten die het kasteel versierden begonnen te verzamelen. Ze had een vloedgolf het kasteel in gebracht, en ze kon het nu niet meer terugdraaien.

Er stond een eskader koninklijke lijfwachten voor de deuren die naar de grote zaal leidden. Ze zagen er formidabel uit in hun vergulde wapenrustingen, geëtst met valse musculatuur en afbeeldingen die ontworpen waren om te intimideren.

“Geef je over en er overkomt je niets,” beloofde Ceres hen, hopend dat ze die belofte waar kon maken.

De koninklijke lijfwachten aarzelden geen seconde. Ze stormden met getrokken zwaarden naar voren, en binnen een seconde was het chaos. De koninklijke lijfwachten behoorden tot de beste krijgers in het Rijk, hun vaardigheden verfijnd door vele uren van training. De eerste die op haar af kwam was zo snel dat zelfs Ceres haar best moest doen om de aanval te onderscheppen.

Ze pareerde weer, en haar tweede waard glipte langs zijn wapen en boorde zich in zijn keel. Naast zich hoorde ze de geluiden van vechtende en stervende mensen, maar ze durfde niet om zich heen te kijken. Ze had het te druk met het terugdrijven van een andere tegenstander, en duwde hem de massale strijd in.

Er was niets dan de botsende lichamen. Er verschenen zwaarden uit, alsof een soort kronkelende massa van vlees was. Ze zag een man tegen de deuren gedrukt worden, en het gewicht van de mensen, dat haar naar voren droeg, drukte hem plat.

Ceres wachtte tot ze dichterbij kwam, en trapte de deur naar de grote zaal in. De poorten van het kasteel waren solide, maar deze braken open door de kracht van haar trap, en sloegen tegen de muren aan.

In de grote zaal zag Ceres groepen van adellijken, wachtend, alsof ze niet wisten waar ze heen moesten. Ze hoorde een aantal adellijke vrouwen schreeuwen alsof er een horde moordenaars was neergedaald. Vanaf waar ze stond vermoedde Ceres dat het waarschijnlijk ook zo leek.

In het hart van dit alles zag ze Koningin Athena, zittend op de hoge troon die van de koning had moeten zijn, geflankeerd door een stel enorme lijfwachten. Ze renden tegelijk naar voren, en Ceres deed een stap naar voren om hen te ontmoeten.

Ze stapte niet alleen, ze rolde.

Ze wierp zichzelf naar voren en dook onder de zwaarden van haar aanvallers door, waarna ze in een soepele beweging weer overeind kwam. Ze draaide zich om en haalde met beide zwaarden tegelijk uit. Ze raakte de lijfwachten met voldoende kracht om hun wapenrustingen te doorboren. Geruisloos vielen ze op de grond.

Er was één geluid dat wel boven het gekletter van zwaarden bij de deur uit kwam: het geluid van Koningin Athena die met bewuste traagheid in haar handen klapte.

“Oh, heel goed,” zei ze terwijl Ceres zich weer naar haar omdraaide. “Heel elegant. Elke hofnar zou trots zijn geweest. Wat is je volgende truc?”

Ceres beet niet. Ze wist dat Koningin Athena alleen nog maar woorden overhad. Natuurlijk zou ze daar alles uit proberen te halen.

“Nu zal ik het Rijk ten val brengen,” zei Ceres.

Ze zag Koningin Athena haar een blik toewerpen. “Met jezelf als leider? Hier komt het nieuwe Rijk, hetzelfde als het oude.”

Dat raakte Ceres harder dan ze wilde. Ze had het geschreeuw van de adel gehoord terwijl de rebellen zich als een wildvuur door het kasteel hadden verspreid. Ze had gezien hoe ze de aristocraten hadden aangevallen.

“Ik ben niet zoals jij,” zei Ceres.

De koningin gaf geen antwoord. Ze lachte alleen, en een aantal aristocraten deden met haar mee. Ze waren duidelijk allang gewend om mee te giechelen wanneer hun koningin iets grappig vond. De anderen leken veel te bang en hielden zich afzijdig.

Toen voelde ze haar vaders hand op haar schouder. “Je bent helemaal niet zoals zij.”

Er was echter geen tijd om daarover na te denken, want de menigte om Ceres heen begon rusteloos te worden.

“Wat gaan we met ze doen?” wilde één van de krijgsheren weten.

Eén van de rebellen had daar direct een antwoord op. “Vermoorden!”

“Vermoorden! Vermoorden!” Het werd een eentonige melodie, en Ceres kon de haat in hun ogen zien. Het voelde veel te veel zoals in het Stadion, waar ze om bloed hadden gevraagd. Waar ze bloed hadden geëist.

Er liep een man naar één van de edelvrouwen toe, een mes in zijn hand. Ceres reageerde instinctief, en deze keer was ze snel genoeg. Ze beukte tegen de aanstaande moordenaar aan, waardoor hij op de grond viel. Geschokt staarde hij Ceres aan.

“Dat is genoeg!” schreeuwde Ceres, en het werd doodstil.

Ze keek om zich heen en ontmoette hun blikken, ongeacht wie ze waren. Ze schuifelden beschaamd naar achteren.

“Geen doden meer,” zei ze. “Het is genoeg.”

“Wat doen we dan met ze?” wilde een rebel weten. Hij gebaarde naar de adel. Hij was duidelijk moediger dan de rest. Of misschien haatte hij de adel nog meer.

“We arresteren ze,” zei Ceres. “Vader, Sartes, kunnen jullie dat regelen? Ervoor zorgen dat niemand hen of iemand anders kwaad doet?”

Ze kon wel raden naar alle manieren waarop dit verkeerd kon gaan. Er zat zo veel woede in de mensen van de stad, in de mensen die het Rijk kwaad had gedaan. Dit kon gemakkelijk in een bloedbad uitlopen zoals Lucious dat veroorzaakt zou hebben, met gruweldaden waar Ceres geen deel van wilde uitmaken.

“En wat ga jij doen?” vroeg Sartes haar.

Ceres kon de angst die ze in zijn stem hoorde wel begrijpen. Haar broertje was waarschijnlijk in de veronderstelling geweest dat zij hier zou blijven om dit allemaal te organiseren, maar Ceres vertrouwde niemand anders meer dan hem.

“Ik moet de rest van het kasteel veroveren,” zei Ceres. “Op mijn manier.”

“Ja,” onderbrak Koningin Athena haar. “Nog meer bloed aan je handen. Hoeveel mensen zijn er al gestorven voor je zogenaamde idealen?”

Ceres had dat kunnen negeren. Ze had gewoon weg kunnen lopen, maar er was iets aan de koningin dat ze onmogelijk los kon laten, als een wond die maar niet wilde genezen.

“Hoeveel mensen zijn er gestorven zodat jij kreeg wat je wilde van hen?” kaatste Ceres terug. “Je hebt zoveel geïnvesteerd om het verzet te vernietigen terwijl je gewoon had kunnen luisteren en iets had kunnen leren. Je hebt zoveel mensen pijn gedaan. Daar zal je voor boeten.”

Ze zag een strakke glimlach op Koningin Athena’s gezicht verschijnen. “Zonder twijfel met mijn hoofd.”

Ceres negeerde haar en begon weg te lopen.

“Gelukkig,” zei Koningin Athena, “ben ik niet de enige. Het is te laat voor Thanos, liefje.”

“Thanos?” zei Ceres. Het was genoeg om haar halt te doen houden. Ze draaide zich om naar de koningin. “Wat heb je gedaan? Waar is hij?”

Ze zag Koningin Athena’s glimlach breder worden. “Je weet het echt niet, he?”

Ceres voelde woede en ongeduld in zich opwellen. Niet vanwege de manier waarop de koningin haar probeerde te provoceren, maar vanwege wat het betekende als Thanos echt in gevaar was.

De koningin lachte weer. Deze keer deed niemand met haar mee. “Je bent helemaal hierheen gekomen, en je weet niet eens dat je favoriete prins op het punt staat te sterven voor de moord op de koning.”

“Thanos zou nooit iemand vermoorden!” hield Ceres vol.

Ze wist niet waarom ze het zelfs maar moest zeggen. Niemand zou toch zeker geloven dat Thanos tot zoiets in staat zou zijn!

“Toch zal hij ervoor sterven,” antwoordde Koningin Athena. Het was de kalmte in haar stem die Ceres ertoe aanzette om naar haar toe te stormen en een mes tegen haar keel te zetten.

Op dat moment waren alle gedachten aan het beëindigen van het geweld vergeten.

“Waar is hij?” wilde ze weten. “Waar is hij?”

Ze zag de koningin bleek wegtrekken, en een deel van Ceres was er blij om. Koningin Athena verdiende het om bang te zijn.

“De zuidelijke binnenplaats, waar hij wacht op zijn executie. Zie je wel, je bent geen haar anders dan wij.”

Ceres gooide haar van de troon op de grond. “Laat iemand haar meenemen voordat ik iets doe waar ik spijt van krijg.”

Ceres rende door de zaal en baande zich een weg langs de laatste gevechten. Achter zich hoorde ze Koningin Athena lachen.

“Je bent te laat! Je komt nooit op tijd om hem te redden.”

Soldaat, Broeder, Tovenaar

Подняться наверх