Читать книгу Heerser, Rivaal, Banneling - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 10
HOOFDSTUK TWEE
ОглавлениеCeres kon nog steeds niet geloven dat ze waren ontsnapt. Ze lag op het dek van de kleine boot die ze hadden gestolen, en het was lastig te bevatten dat ze echt hier was, in plaats van in een vechtkuil onder het kasteel, wachtend op haar dood.
Niet dat ze nu veilig waren. De pijl die over hen heen suisde maakte dat wel duidelijk.
Ceres keek over de reling van de boot heen en probeerde te bedenken of er iets was dat ze kon doen. Boogschutters vuurden vanaf de kust, en de meeste pijlen raakten het water rondom de boot. Een paar raakten het hout, waar ze na bleven trillen en hun laatste energie verbruikten.
“We moeten sneller,” zei Thanos naast haar. Hij rende naar één van de zeilen. “Help me deze omhoog te krijgen.”
“Nog… niet,” klonk een schorre stem vanaf de andere kant van het dek.
Akila lag daar, en Ceres vond dat hij er afschuwelijk uitzag. Ceres had het zwaard van de Eerste Steen slechts enkele minuten geleden uit zijn lichaam getrokken, en hij verloor veel bloed. Toch slaagde hij erin om zijn hoofd op te tillen en haar aan te kijken met een blik van urgentie die ze moeilijk kon negeren.
“Nog niet,” herhaalde hij. “De schepen in de haven weten waar we zijn, en een zeil zal ons alleen maar een makkelijk doelwit maken. Gebruik de roeispanen.”
Ceres knikte en trok Thanos naar waar de krijgsheren die ze hadden gered zaten te roeien. Het was lastig om een plekje te vinden tussen de zwaar gespierde mannen, maar ze wist zichzelf ertussen te proppen en gebruikte het laatste beetje kracht dat ze nog in zich had om hen te helpen.
Ze voeren de schaduw van een verankerde sloep in, en de pijlen stopten.
“We moeten slim zijn nu,” zei Ceres. “Ze kunnen ons niet doden als ze ons niet kunnen vinden.”
Ze liet haar roeispaan even los, evenals de anderen. Ze lieten hun boot in de golfslag van het grotere schip drijven, waar ze vanaf de kust niet te zien waren.
Het gaf haar de tijd om even bij Akila te kijken. Ceres kende hem nog niet zo lang, maar ze voelde zich schuldig vanwege wat er met hem gebeurd was. Hij had voor haar gevochten toen hij de verwonding had opgelopen die haar nu als een gapende mond in zijn zij leek aan te staren.
Sartes en Leyana knielden naast hem en probeerden het bloeden te stelpen. Ceres was verrast door hoe goed ze dat deden. Ze bedacht dat de oorlog mensen dwong om vaardigheden te leren die ze anders nooit gehad zouden hebben.
“Zal hij het halen?” vroeg Ceres aan haar broertje.
Sartes keek naar haar op. Er zat bloed aan zijn handen. Leyana, die naast hem zat, zag lijkbleek van de inspanning.
“Ik weet het niet,” zei Sartes. “Ik heb heel wat zwaardverwondingen gezien, en ik denk dat deze de belangrijke organen heeft gemist. Maar dat baseer ik alleen op het feit dat hij nog niet dood is.”
“Je doet het goed,” zei Leyana, die Sartes’ hand even aanraakte. “Maar we kunnen slechts zoveel doen op een boot, en we hebben een echte genezeres nodig.”
Ceres was blij dat Leyana er was. Van wat ze tot dusver van het meisje had gezien, leek ze heel goed bij haar broertje te passen. Ze deden in elk geval wat ze konden om Akila in leven te houden.
“We brengen je naar een genezeres,” beloofde Ceres, hoewel ze op dat moment niet wist hoe ze die belofte kon waarmaken. “Hoe dan ook.”
Thanos stond nu op de boeg van de boot. Ceres liep naar hem toe, hopend dat hij meer ideeën had dan zij over hoe ze hier vandaan moesten komen. De haven lag vol schepen, en de invasievloot leek op een soort drijvende stad.
“In Felldust was het nog erger,” zei Thanos. “Dit is de hoofdvloot, maar er komen nog veel meer boten aan.”
“Wachtend om het Rijk uit elkaar te trekken,” raadde Ceres.
Ze wist niet wat ze daarvan moest denken. Ze had haar best gedaan om het Rijk ten val te brengen, maar dit… dit betekende slechts dat er nog meer mensen zouden lijden. Gewone mensen en aristocraten zouden door de aanvallers tot slaven worden gemaakt, als ze al niet meteen gedood zouden worden. Ze zouden Stephania inmiddels ook wel gevonden hebben. Ceres zou daar waarschijnlijk blij mee moeten zijn, maar ze voelde niet veel anders dan opluchting dat Stephania eindelijk uit hun leven was.
“Heb je spijt dat je Stephania hebt achtergelaten?” vroeg Ceres aan Thanos.
Hij legde een arm om haar heen. “Ik heb spijt dat het zo ver moest komen,” zei hij. “Maar na alles dat ze heeft gedaan… nee, ik heb er geen spijt van. Ze verdiende het, en meer.”
Hij klonk alsof hij het meende, maar Ceres wist hoe gecompliceerd de zaken waren als het op Stephania aankwam. Desondanks was ze nu weg, waarschijnlijk dood. Ze waren vrij. Of dat zouden ze kunnen zijn, als ze levend de haven uit konden komen.
Aan de andere kant van het dek zag ze haar vader knikken en wijzen.
“Daar, zien jullie die schepen? Het ziet ernaar uit alsof ze vertrekken.”
Zowaar, daar waren sloepen en koggen die de haven verlieten, geconcentreerd in een groep, alsof ze bang waren dat iemand hen alles zou afnemen als ze het niet deden. Gezien de mentaliteit van de mensen in Felldust hadden ze waarschijnlijk nog gelijk ook.
“Wat zijn het?” vroeg Ceres. “Koopvaardijschepen?”
“Sommige, denk ik,” antwoordde haar vader. “Gevuld met de buit van de verovering. Ik denk dat er ook een paar slavenhouders bij zitten.”
Die gedachte vulde Ceres met afschuw. Dat er schepen waren die de mensen uit haar stad meenamen in boeien deed haar wensen dat de schepen met haar blote handen uit elkaar kon trekken. Maar dat kon ze niet. Ze waren maar met één boot.
Ondanks haar woede kon Ceres de mogelijkheid zien die de schepen vertegenwoordigden.
“Als we daar in de buurt kunnen komen, zal niemand twijfelen aan het feit dat we vertrekken,” zei ze.
“Maar dan moeten we daar wel zien te komen,” merkte Thanos op, maar Ceres zag dat hij al bezig was een route te vinden.
De schepen waren zo dicht op elkaar gepakt dat het meer was alsof ze hun boot door smalle kanalen moesten sturen, dan dat ze echt konden zeilen. Ze begonnen zich een weg door de clusters van boten te banen, gebruik makend van hun riemen, en deden hun best om geen aandacht te trekken. Nu ze uit het zicht waren van degenen die vanaf de kust naar hen gevuurd hadden, had niemand een reden om te denken dat ze hier niet hoorden.
Ze konden zichzelf verliezen in de grote massa van de vloot uit Felldust, en het als dekmantel gebruiken. Zelfs als een deel van de vloot op hen joeg.
Ceres tilde het zwaard dat ze uit Akila getrokken had op. Het was zo groot dat ze het nauwelijks kon optillen, maar als ze moesten vechten, zouden ze er spoedig achter komen hoe goed ze er mee om kon gaan. Misschien zou ze op een dag zelfs de kans krijgen om het aan zijn eigenaar terug te geven, met de punt door het hart van de Eerste Steen.
Maar op dit moment konden ze zich heen gevecht veroorloven. Dan zouden de anderen erachter komen dat ze vreemdelingen waren, en dan zou elke boot in de haven achter hen aankomen. Dus Ceres wachtte. Ze voelde de spanning stijgen terwijl ze langs de verschillende vaartuigen voeren, langs de uitgebrande scheepsrompen, langs boten waar nog veel ergere dingen gaande waren. Ceres zag boten waar mensen als vee werden gebrandmerkt, één waar twee mannen tot de dood vochten terwijl zeelieden hen uitjoelden, één waar—
“Ceres, kijk,” zei Thanos. Hij wees naar een schip vlakbij hen.
Ceres keek, en zag slechts nog een voorbeeld van alle gruweldaden die zich om hen heen afspeelden. Een vreemd uitziende vrouw, wiens gezicht leek bedekt met as, was als een boegbeeld aan het voorsteven van een schip vastgebonden. Twee soldaten met zwepen sloegen haar om beurten.
“We kunnen niets doen,” zei Ceres’ vader. “We kunnen het niet tegen al die soldaten opnemen.”
Ceres begreep hem wel, maar toch vond ze het niet prettig om niets te doen terwijl er iemand werd gemarteld.
“Maar dat is Jeva,” antwoordde Thanos. Hij ving Ceres’ verwarde blik op. “Zij heeft me naar de Bottenmensen geleid, die de vloot hebben aangevallen zodat ik de stad in kon komen. Het is mijn schuld dat dit nu gebeurt.”
Dat deed Ceres pijn, want Thanos was alleen voor haar terug naar de stad gekomen.
“Toch,” zei haar vader, “als we proberen te helpen zetten we allemaal ons leven op het spel.”
Ceres hoorde wat hij zei, maar ze wilde toch helpen. Het leek er echter op dat Thanos haar al een stap voor was.
“We moeten haar helpen,” zei Thanos. “Het spijt me.”
Haar vader wilde hem vastgrijpen, maar Thanos was te snel. Hij dook het water in en begon naar het schip te zwemmen, de dreiging van de roofdieren in het water negerend. Ceres had een seconde om het gevaar te overwegen… en sprong toen achter hem aan.
Het was lastig om te zwemmen met het grote zwaard, maar op dat moment kon ze het wapen goed gebruiken. Ze zwom door de koude golven, hopend dat de haaien al verzadigd waren van de strijd, en dat ze niet zou sterven door alle rotzooi die mensen overboord gooiden. Haar vingers sloten zich om de touwen van de verankerde sloep, en Ceres begon te klimmen.
Het was moeilijk. De zijkant van het schip was glad, en omhoog klimmen zou al lastig genoeg geweest zijn als Ceres niet zo uitgeput was van de dagenlange martelingen die ze had moeten doorstaan. Op de één of andere manier slaagde ze er toch in om zichzelf het dek op te hijsen. Ze gooide het grote zwaard voor zich neer, zoals een duiker met een net met mosselen zou hebben gedaan.
Ze krabbelde net op tijd overeind om een zeeman op zich af te zien rennen. Ceres griste haar zwaard met twee handen van het dek, stak en trok terug. Ze haalde rond in een grote boog en onthoofdde de zeeman, waarna ze direct op zoek ging naar de volgende tegenstander. Thanos worstelde met één van de zeelieden die de Bottenvrouw had gemarteld, dus Ceres schoot hem te hulp. Ze stak de zeeman in zijn rug, en Thanos gooide de stervende man naar de volgende die op hem afkwam.
“Snij jij haar los,” zei Ceres. “Ik hou ze tegen.”
Ze zwaaide met haar zwaard in het rond om de zeelieden tegen te houden, terwijl Thanos Jeva bevrijdde. Van dichtbij zag ze er nog aparter uit dan van veraf. Haar zachte, donkere huid was versierd met blauwe patronen die als slierten rook over haar geschoren hoofd kropen. Haar zijden kleding was gedecoreerd met stukken bot, en er vlamde opstandigheid in haar ogen.
Ceres had geen tijd om te kijken hoe Thanos haar lossneed, want ze moest zich concentreren op de zeelieden. Eén van hen hakte met een bijl op haar in. Ceres stapte in de ruimte die door zijn uithaal werd gecreëerd, bewoog zich langs hem heen en zwaaide haar zwaard in een cirkel om de anderen naar achteren te drijven. Ze stak het door het been van een man en trapte hem tegen de onderkant van zijn kaak.
“Ik heb haar,” zei Thanos, en toen Ceres een blik naar achteren wierp zag ze dat hij de Bottenvrouw inderdaad had bevrijd… en zij langs Ceres schoot om het mes van een gesneuvelde man van de grond te grissen.
Ze bewoog zich als een wervelwind door de groep zeelieden heen, snijdend en moordend. Ceres wierp een blik op Thanos en ging toen met haar mee. Ze deed haar best om de vrouw die ze zouden moeten redden bij te houden. Ze zag Thanos een zwaardaanval pareren en terugslaan, maar Ceres had haar eigen aanvallen af te weren.
Ze vochtend met zijn drieën en verwisselden van plek als de deelnemers aan een formeel bal waar er nooit een tekort aan danspartners leek te zijn. Het verschil was dat deze danspartners gewapend waren, en dat één misstap de dood kon betekenen.
Ze vochtend hard, en Ceres gaf een uitdagende schreeuw toen ze haar aanvielen. Ze sneed en bewoog en sneed weer. Ze zag Thanos vechten met de eerlijke kracht van een edelman, en de Bottenvrouw die uithaalde in een waas van verdorven agressie.
Toen verschenen de krijgsheren, en Ceres wist dat het tijd was om te gaan.
“Het water in!” schreeuwde ze, en ze rende naar de reling.
Ze dook en voelde haar lichaam weer verzwolgen worden door het ijskoude water. Ze zwom naar hun boot en hees zichzelf op de rand. Haar vader trok haar aan boord, waarna ze de anderen hielp.
“Wat bezielde je?” vroeg haar vader toen ze het dek bereikten.
“Ik vond dat ik niet machteloos kon toekijken,” antwoordde Thanos.
Ceres wilde iets zeggen, maar ze wist dat het deel was van wat Thanos maakte tot wie hij was. Het was één van de redenen dat ze zoveel om hem gaf.
“Onbezonnen,” zei de Bottenvrouw met een glimlach. “Volkomen onbezonnen. Dank jullie wel.”
Ceres keek om zich heen. Alle boten die vlakbij lagen waren gealarmeerd, en ze zag heel wat zeelieden hun wapens grijpen. Een pijl raakte het water naast hen, en toen nog één.
“Roeien!” riep ze naar de krijgsheren. Maar waar konden ze heen? Ze zag de anderen schepen al in beweging komen om hen te onderscheppen. Spoedig zou er geen uitweg meer zijn. Het was het soort situatie waarin ze haar krachten gebruikt zou hebben. Maar die had ze niet meer.
Alsjeblieft, Moeder, smeekte ze in de stilte van haar geest, je hebt me al eerder geholpen. Help me nu.
Ze voelde haar moeders aanwezigheid, ergens aan de rand van haar bewustzijn, vergankelijk en kalmerend. Ze kon de aandacht van haar moeder voelen, haar moeder die door haar heen keek en probeerde uit te vinden wat haar was overkomen.
“Wat hebben ze met je gedaan?” fluisterde haar moeders stem. “Dit is het werk van de tovenaar.”
“Alsjeblieft,” zei Ceres. “Ik hoef mijn krachten niet voorgoed terug, maar ik heb nu hulp nodig.”
In de stilte die volgde werd het dek tussen Ceres’ voeten geraakt door een pijl. Die was veel te dichtbij gekomen.
“Ik kan wat er is gebeurd niet ongedaan maken,” zei haar moeder. “Maar ik kan je deze ene keer wel een ander geschenk geven. Het zal echter slechts eenmalig zijn. Ik denk niet dat je lichaam nog meer kan verdragen.”
Het kon Ceres niet schelen, zolang ze maar konden ontsnappen. De boten kwamen al dichterbij. Ze hadden dit nodig.
“Raak het water aan, Ceres, en vergeef me, want dit zal pijn doen.”
Daar twijfelde Ceres niet aan. Ze legde haar hand op de golven, en voelde de natheid tegen haar huid klotsen. Ze zette zich schrap…
…en ze moest haar tanden op elkaar zetten om niet te schreeuwen. Er stroomde iets door haar heen, en stroomde het wateroppervlak op, en toen rees het op, de lucht in. Het leek alsof iemand een sluier over hen heen had getrokken.
Door de sluier heen kon Ceres boogschutters en krijgers zien, die geschokt voor zich uit staarden. Ze hoorden verbaast geschreeuw, maar de geluiden leken ineens gedempt.
“Ze klagen dat ze ons niet kunnen zien,” zei Jeva. “Ze zeggen dat het donkere magie is.” Ze keek Ceres vol bewondering aan. “Het lijkt erop dat je alles bent dat Thanos heeft gezegd.”
Daar was Ceres niet zo zeker van. Dit vasthouden deed meer pijn dan ze kon bevatten. Ze wist niet hoe lang ze het vol zou kunnen houden.
“Roeien,” zei ze. “Roeien, voor het verdwijnt!”