Читать книгу De Magische Fabriek - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 12

HOOFDSTUK VIER

Оглавление

Olivers goede humeur werd nog beter toen hij zich realiseerde dat zijn eerste les van de dag natuurkunde was. Dat betekende dat hij juffrouw Belfry weer zou zien. Zelfs toen hij de speelplaats overstak en basketballen ontweek waarvan hij vermoedde dat ze op zijn hoofd waren gemikt, voelde Oliver zich steeds vrolijker.

Hij bereikte de trap en gaf zich over aan de drukte terwijl de leerlingen hem als een surfer naar de derde verdieping tilden. Toen baande hij zich een weg naar de overloop en liep hij richting het klaslokaal.

Hij was er als eerste. Juffrouw Belfry was al binnen, gekleed in een grijze linnen jurk. Ze was bezig om een rij kleine modellen op haar bureau neer te zetten. Oliver zag een kleine tweedekker, een heteluchtballon, een ruimteraket en een modern vliegtuig.

“Gaat de les van vandaag over de luchtvaart?” vroeg hij.

Juffrouw Belfry schrok even; ze had duidelijk niet doorgehad dat een van haar leerlingen binnen was gekomen.

“Oh, Oliver,” zei ze stralend. “Goedemorgen. Ja, inderdaad. Ik heb het vermoeden dat jij wel het een en ander weet over dit soort uitvindingen.”

Oliver knikte. Zijn uitvindersboek bevatte een heel hoofdstuk over de luchtvaart, van de eerste ballonnen van de Franse gebroeders Montgolfier en het eerste vliegtuig ontwerp van de gebroeders Wright, tot aan ruimtevaarttechniek. Net als de rest van het boek had hij dit hoofdstuk zo vaak gelezen dat hij het meeste uit zijn hoofd wist.

Juffrouw Belfry glimlachte, alsof ze al had geraden dat Oliver een bron van kennis zou zijn over dit specifieke onderwerp.

“Je moet me misschien helpen om de fysica aan de anderen uit te leggen,” zei ze tegen hem.

Oliver ging blozend zitten. Hij haatte het om in het bijzijn van zijn klasgenoten te spreken, vooral omdat ze al vermoedden dat hij een nerd was. Het bevestigen van hun vermoedens voelde alsof hij meer liet zien dan hij wilde. Maar juffrouw Belfry had iets geruststellend. Alsof ze vond dat Olivers kennis iets was om trots op te zijn, in plaats van te bespotten.

Oliver koos een plekje voorin de klas. Als hij dan toch gedwongen werd om hardop te spreken, had hij liever niet dertig paar ogen die hem over hun schouders aanstaarden. Op deze manier zou hij zich in elk geval alleen bewust zijn van de vier andere leerlingen op de voorste rij.

Op dat moment begonnen Olivers klasgenoten naar binnen te stromen. Het werd luidruchtig in de klas. Oliver had nooit begrepen hoe het kon dat anderen zoveel te bespreken hadden. Hoewel hij eindeloos kon praten over uitvinders en uitvindingen, had hij niet de drang om over veel andere dingen te kletsen. Het verbijsterde hem altijd hoe makkelijk andere mensen met elkaar converseerden en hoeveel woorden ze verspilden aan onderwerpen die voor hem heel onbelangrijk leken.

Juffrouw Belfry begon met de les en zwaaide met haar handen in een poging iedereen stil te krijgen. Oliver had medelijden met haar. Het leek altijd een gevecht om de leerlingen zover te krijgen dat ze luisterden. En zij was zo lief en zachtaardig dat ze nooit haar stem verhief of schreeuwde, dus het kostte veel tijd om iedereen stil te krijgen. Maar uiteindelijk hield het geklets op.

“Vandaag, leerlingen,” begon juffrouw Belfry, “heb ik een probleem dat opgelost moet worden.” Ze hield een ijsstokje omhoog. “Ik vraag me af of iemand mij kan vertellen hoe ik dit kan laten vliegen.”

Er ging geroezemoes door de klas.

“Gewoon gooien!” riep iemand.

Juffrouw Belfry deed wat er werd voorgesteld. Het ijsstokje kwam zo’n zestig centimeter voor haar voeten op de grond terecht.

“Hmm, ik weet niet wat jullie ervan vinden,” zei juffrouw Belfry, “maar wat mij betreft zag dat er meer uit als vallen. Ik wil dat het vlíégt. Dat het door de lucht zeilt, in plaats van dat het op de grond valt.”

Paul, de jongen die Oliver tijdens de laatste les had getreiterd, riep de volgende suggestie. “Waarom schiet u het niet weg met een elastiekje? Zoals een katapult.”

“Dat is een goed idee,” zei juffrouw Belfry met een knikje. “Maar er is iets dat ik jullie nog niet verteld heb. Dit stokje is in werkelijkheid drie meter lang.”

“Maak dan een drie meter brede katapult!” riep iemand.

“Of zet er raketwerpers op!” viel een ander bij.

De klas begon te lachen. Oliver verschoof in zijn stoel. Hij wist precies hoe hij het ijsstokje kon laten vliegen. Het kwam allemaal neer op fysica.

Juffrouw Belfry slaagde erin om de klas weer te bedaren.

“Dit was precies het probleem waar de gebroeders Wright mee geconfronteerd werden toen ze het eerste vliegtuig probeerden te maken. Hoe ze de vlucht van een vogel na konden bootsen. Hoe ze dit” – ze draaide het stokje horizontaal – “konden veranderen in vleugels waarmee ze in de lucht konden blijven. Weet iemand hoe ze dat hebben gedaan?”

Haar blik ging onmiddellijk naar Oliver. Hij slikte. Hoe erg hij het ook vond om hardop te praten, eigenlijk wilde hij wanhopig graag aan juffrouw Belfry bewijzen hoe slim hij was.

“U moet opwaartse druk creëren,” zei hij zachtjes.

“Wat zei je?” zei juffrouw Belfry, hoewel Oliver wist dat ze hem prima had verstaan.

Voorzichtig sprak hij iets luider. “U moet opwaartse druk creëren.”

Hij had zijn zin nog niet afgemaakt of Oliver voelde zijn wangen al rood worden. Hij voelde de verandering in de klas, de spanning van de andere leerlingen. Die dertig paar ogen die hij had willen ontwijken? Oliver voelde ze praktisch in zijn rug branden.

“En wat is opwaartse druk?” vervolgde juffrouw Belfry.

Oliver bevochtigde zijn droge lippen en slikte zijn angst door. “Opwaartse druk is het tegenovergestelde van zwaartekracht. Zwaartekracht trekt objecten altijd naar het midden van de aarde. Opwaartse druk is de kracht die dit tegenwerkt.”

Achter zich hoorde hij Paul spottend fluisteren. “Opwaartse druk is de kracht die dit tegenwerkt.”

Er ging een golf van gelach door de klas. Oliver voelde zijn spieren zich defensief spannen.

Juffrouw Belfry had blijkbaar niets door.

“Hmm,” zei ze, alsof dit allemaal nieuw voor haar was. “Dat klinkt ingewikkeld. De zwaartekracht tegengaan? Is dat niet onmogelijk?”

Oliver schoof ongemakkelijk heen en weer in zijn stoel. Hij wilde echt niets meer zeggen, als dat gefluister maar ophield. Maar het was duidelijk dat niemand anders het antwoord wist en juffrouw Belfry keek hem aan met haar glinsterende, bemoedigende ogen.

“Helemaal niet,” antwoordde Oliver, die eindelijk toehapte. “Om opwaartse druk te creëren moet je alleen veranderen hoe snel de lucht om iets heen stroomt, wat kan door simpelweg de vorm van het object te veranderen. Dus met uw ijsstokje heeft u alleen een soort kam aan de bovenkant nodig. Dat betekent dat wanneer het stokje voorwaarts beweegt, de lucht die erboven en eronder door stroomt anders gevormde paden heeft. Aan de bovenkant is het pad gebogen, terwijl het onder de vleugel vlak en onverstoord is.”

Oliver was klaar en drukte onmiddellijk zijn lippen op elkaar. Hij had niet alleen haar vraag beantwoord, hij had een uitgebreide uitleg gegeven. Hij had zich laten meeslepen in zijn enthousiasme en nu zou hij er genadeloos om bespot worden. Hij zette zich schrap.

“Kun je dat voor ons tekenen?” vroeg juffrouw Belfry.

Ze wilde Oliver een krijtje geven. Hij staarde er met grote ogen naar. Praten was één ding, maar als een doelwit voor de klas staan was iets heel anders!

“Liever niet,” mompelde hij.

Toen zag hij het begrip in juffrouw Belfry’s ogen. Ze moest beseft hebben dat ze hem tot het randje van zijn persoonlijke grenzen had geduwd, eroverheen zelfs, en dat ze hem nu iets onmogelijks vroeg.

“Bij nader inzien,” zei ze, terwijl ze een stap naar achteren deed, “misschien wil iemand anders proberen om te tekenen wat Oliver net uitlegde?”

Samantha, een van de brutale leerlingen die dol was op aandacht, sprong op en griste het krijtje uit juffrouw Belfry’s hand. Samen liepen ze naar het bord en juffrouw Belfry hielp Samantha om een diagram te tekenen van wat Oliver beschreven had.

Maar zodra juffrouw Belfry met haar rug naar de klas stond, voelde Oliver iets tegen de achterkant van zijn hoofd. Hij draaide zich om en zag een propje papier bij zijn voeten liggen. Hij bukte zich en raapte het op. Maar hij wilde het niet openmaken, want hij wist dat het een wreed briefje was.

“Hé…” siste Paul. “Negeer me niet. Lees dat briefje!”

Gespannen streek Oliver de prop papier glad op zijn bureau. Geschreven in een afschuwelijk slecht handschrift stond er Weet je wat er nog meer kan vliegen?

Op dat moment voelde hij nog iets tegen zijn hoofd. Nog een propje. Die werd gevolgd nog een propje, toen nog één en nog één.

“HEE!” riep Oliver, die opsprong en zich kwaad omdraaide.

Ook juffrouw Belfry draaide zich om. Fronsend keek ze naar de klas.

“Wat is er aan de hand?” wilde ze weten.

“We proberen alleen dingen te vinden die kunnen vliegen,” zei Paul onschuldig. “Eentje moet Oliver per ongeluk geraakt hebben.”

Juffrouw Belfry keek sceptisch. “Oliver?” vroeg ze terwijl ze hem aankeek.

Oliver ging weer in zijn stoel zitten. “Het is waar,” mompelde hij.

Inmiddels had de onstuimige Samantha haar diagram klaar en kon juffrouw Belfry haar aandacht weer op de klas vestigen. Ze wees naar het bord, waarop nu een diagram van een vleugel was gerekend, niet recht maar gebogen zoals een zijwaarts uitgerekte druppel. Twee stippellijnen gaven de paden aan van de lucht die boven en onder de vleugel passeerde. De luchtstroom die over de gebogen vleugel heen ging zag er anders uit vergeleken met de luchtstroom die eronder door ging.

“Zoiets?” zei juffrouw Belfry. “Maar ik begrijp nog steeds niet hoe dat opwaartse druk produceert.”

Oliver wist maar al te goed dat juffrouw Belfry het wel wist, maar nu hij net met propjes papier was bekogeld wilde hij liever niets meer zeggen.

Toen realiseerde hij zich iets. Het maakte niet uit wat hij deed, het pesten zou toch niet ophouden. Hij kon daar zwijgend blijven zitten en gepest worden omdat hij niets deed, of hij kon zijn mond opentrekken en gepest worden vanwege zijn intelligentie. Toen besefte hij aan welke keuze hij de voorkeur gaf.

“Omdat als de lucht op die manier verschillende paden volgt, er een neerwaartse druk wordt gecreëerd,” legde hij uit. “En als we Isaac Newtons derde wet van beweging nemen – dat elke actie een gelijke of tegengestelde reactie produceert – kun je zien hoe de resulterende reactie op die druk, naar de neerwaartse druk, is dat de lucht die onder de vleugel doorgaat de opwaartse druk creëert.”

Hij deed zijn armen over elkaar en leunde achterover in zijn stoel.

Juffrouw Belfry keek triomfantelijk. “Dat is helemaal goed, Oliver.”

Ze wendde zich weer tot het bord en tekende pijlen. Oliver voelde een propje papier tegen zijn hoofd komen, maar deze keer reageerde hij niet eens. Het kon hem niet meer schelen wat zijn klasgenoten van hem vonden. Ze waren waarschijnlijk gewoon jaloers dat hij hersens had en coole dingen wist over Isaac Newtons wetten, terwijl zij alleen maar propjes papier naar anderen konden gooien.

Hij bleef met zijn armen over elkaar zitten, negeerde de propjes papier die tegen zijn hoofd aan gegooid werden en concentreerde zich op juffrouw Belfry’s tekening. Ze tekende een pijl die naar beneden wees. Daarnaast schreef ze neerwaartse druk. Naast de pijl die omhoog wees, schreef ze opwaartse druk.

“Hoe zit het dan met heteluchtballonnen?” vroeg een stem van achteruit de klas. “Die werken helemaal niet zo, maar ze vliegen wel.”

Oliver draaide zich om in zijn stoel om naar de eigenaar van de stem te zoeken. Het was een chagrijnig uitziend kind – donkere, borstelige wenkbrauwen, een kuiltje in zijn kin – die samen met Paul propjes had gegooid.

“Nou, daar gaat het om een compleet andere wet,” legde Oliver uit. “Dat werkt omdat hete lucht opstijgt. De gebroeders Montgolfier, die de luchtballon hebben uitgevonden, beseften dat als je de lucht in een soort envelop vangt, zoals een ballon, die opstijgt vanwege de lagere dichtheid van de hete lucht erin, vergeleken met de koude lucht erbuiten.”

Olivers uitleg deed de jongen alleen maar bozer kijken. “En raketten dan?” daagde hij hem verder uit. “Die zijn niet opstijgend zoals jij net zei. Maar ze gaan wel omhoog. En ze vliegen. Hoe werkt dat dan, slimmerik?”

Oliver glimlachte alleen maar. “Dat komt weer neer op Isaac Newtons derde bewegingswet. Alleen hierbij gaat het om stuwkracht, niet om opwaartse druk. Stuwkracht is dezelfde kracht die een stoomtrein laat bewegen. Een grote ontploffing aan een uiteinde produceert een tegengestelde reactie van stuwkracht. Alleen een raket moet de ruimte in, dus de explosie moet echt groot zijn.”

Oliver voelde dat hij opgewonden werd terwijl hij hierover praatte. Het kon hem niet eens schelen dat alle leerlingen hem aanstaarden alsof hij een freak was.

Hij draaide zich weer naar voren. Daar stond juffrouw Belfry met een trotse glimlach op haar gezicht.

“En weet je wat al deze uitvinders gemeen hadden?” zei ze. “De Montgolfiers en de Wrights en Robert Goddard, die de eerste door vloeibare brandstof aangedreven raket lanceerde? Dat zal ik je vertellen. Ze deden dingen waarvan iedereen had gezegd dat het onmogelijk was! Hun uitvindingen waren gestoord. Stel je voor dat iemand zei dat we de principes van eeuwenoude Chinese katapulten konden gebruiken om iemand de ruimte in te lanceren! En toch werden ze baanbrekende uitvinders wiens uitvindingen de wereld hebben veranderd en het hele traject van de mensheid!”

Oliver wist dat ze het tegen hem had, dat ze hem wilde laten weten dat ongeacht wat mensen deden of zeiden, hij zich nooit moest laten intimideren.

Toen gebeurde er iets opmerkelijks. In reactie op juffrouw Belfry’s passie en enthousiasme, viel er een verbijsterde stilte in de klas. Het was niet de gespannen stilte voor een aanval, maar de nederige stilte van leerlingen die iets geleerd hadden dat hen inspireerde.

Oliver kreeg een heerlijk gevoel in zijn buik. Juffrouw Belfry was echt de beste lerares. Zij was de enige die iets had laten zien dat in de buurt kwam bij de opwinding die hij voelde voor natuurkunde en wetenschap en uitvinders. Haar enthousiasme had zelfs zijn rumoerige klasgenoten tot bedaren gebracht, al was het dan maar voor even.

Op dat moment deed een enorme windvlaag de ramen klapperen. Iedereen sprong op en keek naar de grijze lucht.

“Het ziet ernaar uit dat de storm komt opzetten,” zei juffrouw Belfry.

Ze had het nog maar nauwelijks gezegd of de stem van de rector klonk over de intercom.

“Studenten, we hebben zojuist een waarschuwing ontvangen van de Nationale Weerdienst. Dit wordt de storm van de eeuw, een storm zoals we nog nooit hebben meegemaakt. We weten niet wat we kunnen verwachten. Dus voor de zekerheid heeft de burgemeester besloten alle lessen voor de rest van de dag te schrappen.”

Iedereen begon opgewonden te roepen en Oliver moest zijn best doen om de laatste woorden van de rector te kunnen horen.

“De storm zal ons ergens in het komende uur treffen. Buiten staan bussen. Ga alsjeblieft direct naar huis. De officiële waarschuwing is om niet buiten te staan als de storm over ongeveer een uur hier is. Dit is een waarschuwing voor de hele stad, dus jullie ouders zullen jullie thuis opwachten. Iedereen die betrapt wordt op spijbelen riskeert schorsing.”

Het leek niemand iets te kunnen schelen. Het enige dat tot hen doordrong was dat de school uit was en daar zouden ze volop van profiteren. Ze grepen hun boeken en stormden als een kudde bizons het lokaal uit.

Oliver nam de tijd om zijn spulletjes bij elkaar te pakken.

“Je hebt het geweldig gedaan vandaag,” zei juffrouw Belfry tegen hem terwijl ze haar modellen in haar tas deed. “Kom je veilig thuis?” Ze leek oprecht bezorgd om zijn welzijn.

Oliver knikte om haar gerust te stellen. “Ik neem de bus met de rest,” zei hij. Toen besefte hij dat dit betekende dat hij een reis met Chris moest zien te overleven. Hij huiverde.

Oliver zwaaide zijn rugtas over zijn schouder en volgde de rest van de scholieren naar buiten. De lucht was zo donker dat hij bijna zwart was. Het voelde heel onheilspellend.

Met gebogen hoofd liep Oliver naar de bushalte. Maar op dat moment zag hij iets achter zich, iets dat veel enger was dan een donkere wolk in een tropische storm: Chris. Uiteraard in het gezelschap van zijn trawanten.

Oliver draaide zich om en zette het op een rennen. Hij rende regelrecht naar de eerste bus. Die zat al vol met scholieren en stond op het punt om te vertrekken. Zonder zelfs maar te kijken waar de bus heen ging, sprong Oliver naar binnen.

Net op tijd. Het mechanisme siste en de deur ging achter hem dicht. Een fractie van een seconde later verscheen Chris aan de andere kant, een dreigende blik op zijn gezicht. Zijn trawanten kwamen naast hem staan en staarden Oliver aan door de deur, die niet veel meer was dan een dunne glasplaat.

De bus vertrok en Oliver zag hun woedende gezichten voorbijglijden.

Hij tuurde uit het raam terwijl de bus vaart begon te maken. Tot Olivers afgrijzen stormden Chris en zijn trawanten meteen naar eerstvolgende bus. Ook die vertrok en reed vlak achter zijn bus aan.

Oliver slikte. Nu Chris en zijn vrienden slechts één bus achter hem zaten, wist hij dat als ze hem zouden zien uitstappen, zij dat ook zouden doen. Dan zouden ze hem bespringen en hem in elkaar slaan. Hij beet op zijn lip, niet wetend wat hij nu moest doen. Als hij nu zijn onzichtbaarheidsjas maar had. Die zou hij nu goed kunnen gebruiken!

Ineens leek de hemel open te splijten. De regen kwam met bakken uit de lucht en de hemel werd verlicht door bliksemschichten. Een uur voordat de storm zou treffen? dacht Oliver. Hij was er al.

De bus reed gevaarlijk zwenkend over de weg. Oliver greep de metalen stang en botste tegen de andere scholieren aan. Zijn onheilspellende voorgevoel was nu veranderd in angst.

Er joeg nog een bliksemschicht door de lucht. De scholieren in de bus piepten van angst.

Toen besefte Oliver dat hij de storm misschien in zijn voordeel kon gebruiken. Aangezien het geen optie was om bij zijn eigen halte uit te stappen nu hij door Chris’ vrienden in de gaten werd gehouden, zou hij onverwachts de bus moeten verlaten. Opgaan in de drukte. En dankzij de stromende regen en algehele desoriëntatie was dat misschien mogelijk.

Op dat moment kwam de bus tot stilstand. Een grote groep scholieren verdrong zich richting de deur. Oliver keek om zich heen en zag dat ze net aan de rand van de goede buurt waren, waar blijkbaar het grootste deel van de leerlingen op Campbell Junior High woonde. Oliver kende de buurt niet zo goed, maar hij had een vaag idee van waar het was ten opzichte van zijn eigen wijk.

Dus volgde hij de anderen en stapte hij bij een onbekende halte uit de bus. Het plensde van de regen. Hij probeerde tussen de anderen te blijven, maar tot zijn wanhoop gingen alle scholieren een andere richting op, en snel ook, om aan het weer te ontsnappen. Voordat Oliver met zijn ogen kon knipperen stond hij helemaal alleen op de stoep.

Nog geen seconde later kwam de tweede bus aan. Oliver zag Chris door het beslagen raam. Toen was het duidelijk dat Chris Oliver ook had gezien, want hij begon opgewonden te wijzen en leek iets naar zijn vrienden te roepen. Oliver had geen vertaler nodig om te weten wat Chris’ gebaren betekenden. Hij kwam hem halen.

Oliver ging ervandoor.

Hij wist niet precies waar hij was, maar hij rende. Hij rende de kant op waarvan hij zeker wist dat het min of meer de richting van zijn huis was.

Oliver rende en rende zonder achterom te kijken. Regen en wind sloegen in zijn gezicht en maakten het hem moeilijk om vooruit te komen, maar dit was een van de weinige situaties waarin klein zijn een voordeel was. Chris zou worstelen om zijn lompe lijf vooruit te krijgen, wist Oliver, terwijl hij behendig was.

Maar, besefte Oliver, Chris was niet zijn enige probleem. Zijn vrienden waren bij hem. Vooral het meisje was snel. Oliver wierp een blik over zijn schouder en zag dat ze de afstand tussen hen verkleinde.

Oliver passeerde een aantal winkels en dook een steeg in die naar een achterafstraatje leidde. Hij ontweek obstakels zoals achtergelaten winkelwagentjes en lege dozen die door de wind waren meegevoerd.

Toen ging hij een hoek om. Gedurende een paar seconden was hij uit het zicht van de pestkoppen die achter hem aan zaten.

Toen een sterke windvlaag een afvalcontainer omverblies, kreeg Oliver ineens een idee. Zonder te aarzelen sprong hij in de container. Hij kroop over rottend voedsel en lege verpakkingen tot hij helemaal uit het zicht was. Toen krulde hij zich op als een kat en wachtte.

Hij zag de voeten van het meisje in zicht komen. Ze stopte en liep een rondje, alsof ze naar hem zocht. Toen hoorde Oliver meer voetstappen en zag dat Chris en hun andere vrienden erbij kwamen staan.

“Waar is hij heen gegaan?” hoorde hij een van hen roepen.

“Hoe kon je hem nu kwijtraken?” klonk Chris’ bekende stem.

“Hij was hier en het volgende moment was hij verdwenen!” riep het meisje terug.

Oliver bleef doodstil zitten. Zijn hart bonkte in zijn keel en zijn ledematen trilden van de inspanning.

“Hij heeft een van zijn spreuken gedaan,” zei Chris.

In zijn stinkende, donkere afvalcontainer, fronste Oliver zijn wenkbrauwen. Waar had Chris het over?

“Dat is zo bizar,” zei het meisje. “Bedoel je dat hij zichzelf heeft laten verdwijnen?”

“Ik zei het je toch?” antwoordde Chris. “Hij is een freak.”

“Misschien is hij wel bezeten,” zei een van de jongens.

“Doe niet zo idioot,” antwoordde Chris. “Hij is niet bezeten. Maar er is echt iets mis met hem. Geloven jullie me nu?”

“Ik wel,” zei het meisje, maar Oliver merkte dat haar stem nu verder weg klonk.

Hij tuurde naar de plek waar haar voeten hadden gestaan en zag dat ze nu uit het zicht waren. Chris en zijn trawanten gingen weg.

Oliver wachtte. Zelfs nadat hun denigrerende gesprek over hem was vervaagd, durfde hij niet uit de afvalcontainer te komen. Er was nog altijd een kans dat een van hen was blijven wachten voor het geval dat hij uit zijn schuilplaats zou komen.

Al snel begon het echt te plenzen. Oliver hoorde de regen hard tegen de metalen afvalbak kletteren. Pas toen wilde hij geloven dat Chris echt weg was. Hoe graag hij Oliver ook in elkaar wilde slaan, hij zou niet in de regen blijven wachten. En Oliver wist zeker dat zijn vrienden dat ook niet zouden doen.

Toen hij zeker wist dat het veilig was, wilde Oliver uit de afvalbak kruipen. Maar net toen hij naar voren kroop, kwam er een enorme windvlaag die hem weer naar achteren blies. De wind moest van richting zijn veranderd, want ineens voelde Oliver de afvalbak bewegen. De wind was zo sterk dat hij de afvalbak over de straat heen blies!

Oliver greep zich vast aan de randen van zijn metalen gevangenis. Angstig en gedesoriënteerd tolde hij rond en rond en rond. Hij voelde zich misselijk van de paniek, misselijk van de bewegingen. Oliver wenste dat het zou ophouden, maar het bleef maar doorgaan. Hij werd door elkaar heen geschud.

Ineens klapte Olivers hoofd hard tegen de zijkant van de afvalbak aan. Hij zag sterretjes. Hij sloot zijn ogen. En toen werd alles zwart.

*

Olivers ogen gingen open en hij zag de sferische metalen gevangenis waar hij in zat. Het rollen was gestopt, maar hij kon nog steeds het kabaal van de storm horen. Gedesoriënteerd knipperde hij met zijn ogen. Zijn hoofd bonkte nog van de klap.

Hij had geen idee hoe lang hij bewusteloos was geweest, maar hij was nu bedekt met stinkend afval. Hij werd overspoeld door een golf van misselijkheid.

Snel kroop Oliver naar de voorkant van de afvalbak en tuurde naar buiten. De lucht was donker en de regen kwam met bakken uit de hemel.

Oliver krabbelde uit de afvalbak. Het was ijskoud en binnen enkele seconden was hij helemaal doorweekt. Hij wreef over zijn armen om er iets van warmte in te krijgen. Rillend keek Oliver om zich heen, in een poging zich te oriënteren.

Ineens drong het tot hem door waar hij was, waar de wind de afvalbak heen had geblazen. Hij was bij de fabriek! Alleen deze keer, zag Oliver, brandde er licht binnen.

Zijn mond viel open. Hielden zijn ogen hem voor de gek? Misschien had die klap op zijn hoofd hem wel een hersenschudding opgeleverd.

Het regende onophoudelijk. De lichten in de fabriek gloeiden als een soort baken en trokken hem aan.

Oliver haastte zich erheen. Hij bereikte het gras waar de fabriek door omgeven werd. Het gras sopte onder zijn voeten, drassig van de stortbui. Toen liep hij om de zijkant van het gebouw heen en vertrapte de klimop en brandnetels in zijn haast om bij de achterdeur te komen. Hij trof de deur aan zoals hij hem had achtergelaten; op een kier, net wijd genoeg om zichzelf doorheen te persen.

Toen hij dat deed, stond hij in dezelfde duistere ruimte. Hij rook dezelfde stoffige geur, hoorde dezelfde verlaten echo.

Oliver stopte, opgelucht om uit de regen te zijn. Hij wachtte tot zijn ogen zich aan de duisternis hadden aangepast. Toen zag hij dat alles precies zo was als de laatste keer, met stoffige, met spinnenwebben bedekte machines. Behalve…

Oliver zag een hele dunne, rechte gele lijn over de vloer lopen. Geen verf, maar licht. Een lichtstraal. Oliver wist dat elke lichtstraal een bron nodig had, dus hij volgde hem alsof het een spoor van broodkruimels was. De straal liep helemaal naar een massieve bakstenen muur.

Wat bizar, dacht Oliver. Hij stopte en duwde zijn vingers tegen de muur. Licht kan helemaal niet door objecten heen.

Hij rommelde in het schemerige licht en probeerde uit te vinden hoe het licht door een massief object kon vallen. Toen raakte zijn hand ineens iets. Een hendel?

Oliver werd geraakt door een plotselinge opwelling van hoop. Hij trok aan de hendel en sprong naar achteren toen er een luid krakend geluid door de fabriek galmde.

De grond beefde. Oliver wankelde en probeerde rechtop te blijven staan toen de grond onder zijn voeten begon te bewegen.

Hij draaide. Niet alleen hij, maar de muur ook. De muur moest op een draaischijf gebouwd zijn! En terwijl hij draaide, verscheen er een enorme straal goudkleurig licht.

Oliver knipperde met zijn ogen tegen het plotselinge, verblindende licht. Zijn benen voelden wankel door het verschuiven van de vloer.

Toen, net zo snel als het begonnen was, stopte het weer. Er klonk een klik toen de muur zijn nieuwe positie gevonden had. Oliver wankelde, deze keer door de abrupte vertraging.

Hij keek om zich heen en was verbijsterd door wat hij zag. Hij stond nu in een compleet nieuwe vleugel van de fabriek. Die stond vol met ongelofelijke, fantastische uitvindingen! Het waren niet de met spinnenwebben bedekte, krakende, roestende relieken uit het warenhuis. Van de vloer tot het plafond, zover het oog reikte, stonden glimmende, nieuwe, gigantische machines.

Oliver kon zichzelf niet bedwingen. Opgewonden rende hij naar de eerste machine. Die had een beweegbare arm die vlak boven zijn hoofd draaide. Hij dook net op tijd omlaag en zag de hand aan het uiteinde van de arm een gekookt ei in een eierdopje deponeren. Vlak daarnaast pingelden twee automatonhanden op de toetsen van een piano, terwijl daarnaast een grote, koperen metronoom het ritme aangaf.

Hij was zo in beslag genomen en verrukt door de uitvindingen om hem heen dat Oliver niet eens het vreemde komvormige object van de vorige dag opmerkte, of de man die ermee bezig was. Pas toen het vogeltje in een koekoeksklok naar buiten vloog, hij naar achteren wankelde en tegen de man aanbotste, werd Oliver zich ervan bewust dat hij niet alleen was.

Oliver draaide zich met een ruk om. Ineens besefte hij naar wie hij keek. Hoewel hij vele jaren ouder was dan op de foto in zijn boek, wist Oliver dat hij in de ogen van Armando Illstrom keek.

Oliver snakte naar adem. Hij kon het niet geloven. Zijn held was echt hier. Hij stond voor hem, levend en wel!

“Ah!” zei Armando glimlachend. “Ik vroeg me al af wanneer je zou komen.”

De Magische Fabriek

Подняться наверх