Читать книгу De Magische Fabriek - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 14
HOOFDSTUK ZES
ОглавлениеHet was heel stil. Fel zonlicht verwarmde Olivers oogleden. Hij deed ze open. Er viel een straal licht tussen een kier in de gordijnen naar binnen.
Ineens herinnerde Oliver zich waar hij was. Hij ging rechtop zitten, knipperde met zijn ogen en keek rond in de slaapkamer in Armando’s fabriek. Het was allemaal echt. Hij was hier echt.
Het drong tot hem door dat het ochtend was. Zijn dutje was een diepe slaap geworden en hij was de volgende dag pas ontwaakt. Dat zou hem niet moeten verrassen; dit was het warmste, meest comfortabele bed waar hij ooit in had geslapen. Sterker nog, Armando’s fabriek voelde voor Oliver meer als thuis dan al zijn vorige huizen ooit hadden gedaan. Hij nestelde zich onder het dekbed en voelde zich gelukkig en helemaal verliefd op deze plek. Hij wilde hier nooit meer weg.
Maar zijn familie dan? vroeg Oliver zich met een groeiende angst af. Ze moesten inmiddels wel gemerkt hebben dat hij vermist was. Hij was vannacht niet thuisgekomen. Misschien dachten ze dat hij door de storm was weggeblazen. Ze moesten wel bezorgd zijn.
Hoewel die gedachte Oliver zorgen baarde, was er ook een keerzijde. Als ze écht dachten dat hij door de storm was weggeblazen, dan betekende dat misschien dat hij nooit meer naar huis hoefde…
Oliver worstelde met zijn eigen gedachten, bevangen tussen de angst dat hij hen bezorgd had gemaakt en de opwinding van de mogelijkheid die het lot hem schijnbaar geboden had. Uiteindelijk besloot hij om de kwestie met Armando te bespreken.
Als herboren na zijn nachtrust, sprong Oliver uit bed en haastte zich de kamer uit om Armando te zoeken. Hij rende door het netwerk van gangen in een poging de grote fabriekshal te vinden, waar hij vermoedde dat Armando zou zijn. Maar de fabriek was een doolhof. Deuren waarvan hij zeker wist dat hij ze de vorige dag gezien had, waren er nu niet meer. Pas toen hij de keuken vond en Horatio de doezelende bloedhond in zijn mand aantrof, lukte het hem om zich te oriënteren en te bepalen welke richting hij op moest.
Eindelijk kwam hij uit in de fabriekshal. Die was bij daglicht nog indrukwekkender dan hij in het schemerige, stormachtige licht was geweest. Hij kon nu helemaal tot aan het plafond kijken – dat net zo hoog was als dat van een kathedraal – en zag dat er meerdere mechanische vogels op de houten balken zaten. Andere vogels vlogen tussen de dakspanten door. Ze bewogen zich net als echte vogels, behalve het feit dat hun vleugels van messing waren en er rode lichtjes in hun ogen brandden. Hij zag ook vleermuizen, die ondersteboven sliepen met hun grote metalen vleugels voor hun borst gevouwen.
“Hoe in vredesnaam…?” mompelde Oliver hardop, starend naar de talloze vliegende machines boven zijn hoofd.
“Ah, Oliver, goedemorgen,” klonk Armando’s stem.
Olivers blik ging weer omlaag. Daar was Armando. Hij had over een machine gebogen gestaan en rechtte nu zijn rug. Oliver verloor onmiddellijk alle moed om hem te vragen of hij in de fabriek kon blijven.
“Heb je goed geslapen?” vroeg de oude uitvinder.
“Zeker,” zei Oliver. “Sterker nog, ik heb beter dan ooit geslapen. Maar het had alleen een dutje moeten zijn. Waarom heeft u me niet wakker gemaakt toen de storm voorbij was?”
Armando grinnikte. “Dat heb ik geprobeerd, lieve jongen, maar je sliep heel, heel diep. Ik denk dat je dat echt even nodig had.” Hij glimlachte. “Nou, ik had beloofd om je alles te vertellen over mijn fabriek en mijn leven als uitvinder, nietwaar? Wil je eerst ontbijten? Een douche? Schone kleren?”