Читать книгу Alleen de voorbestemde - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 10
HOOFDSTUK TWEE
ОглавлениеGenevieve wankelde in een waas weg van de stad, nauwelijks in staat om te bevatten wat er bij Altfors kasteel was gebeurd. Ze was er hoopvol heen gegaan, maar nu had ze het gevoel dat er niets meer in haar zat. Ze had gedacht dat nu de troepen van de hertog verslagen waren en Royce had gewonnen, ze misschien naar hem toe kon gaan, dat ze bij hem kon zijn.
Maar ze dacht weer terug aan de aanblik van de ring om de vinger van Olivia, die betekende dat ze verloofd was met de man van wie ze hield.
Genevieve struikelde toen haar voet ergens achter bleef haken. Pijn schoot door haar enkel. Ze strompelde verder, want wat moest ze anders? Het was niet zo dat er iemand op de hei was die haar kon helpen.
“Ik had naar de heks moeten luisteren,” zei ze tegen zichzelf terwijl ze liep. De vrouw, Lori, had getracht haar te waarschuwen dat ze niets dan ellende zou aantreffen als ze naar het kasteel ging. Ze had Genevieve twee wegen laten zien en haar beloofd dat de weg die niet naar Royce leidde de weg zou zijn die haar gelukkig zou maken. Genevieve had haar niet geloofd, maar nu… nu voelde het alsof haar hart brak.
Een deel van haar vroeg zich af of het misschien nog steeds mogelijk was om in de richting van die tweede weg te lopen, maar zodra die gedachte in haar opkwam wist Genevieve dat die kans verkeken was. Het was niet alleen dat ze nu niet op dezelfde plek stond. Het was het feit dat ze had gezien wat er met Royce was gebeurd en ze nooit gelukkig kon worden met iemand anders.
“Ik moet naar Fallsport,” zei Genevieve. Ze hoopte dat deze route haar naar de kust zou leiden. Uiteindelijk zou ze er wel komen en er zou een boot zijn die haar zou brengen naar waar ze heen moest.
Sheila zou inmiddels al in Fallsport zijn. Genevieve kon naar haar toe gaan en samen zouden ze wel een manier vinden om het beste van deze situatie te maken, ervan uitgaande dát er een beste was. Zou er echt een manier zijn om iets goeds te maken van een scenario waarin ze in verwachting was van Altfors kind, de man van wie ze hield haar in de steek had gelaten en het hele hertogdom een chaos was?
Genevieve wist het niet, maar met de hulp van haar zus zou ze misschien iets kunnen bedenken.
Ze vervolgde haar weg over de hei. De honger knaagde aan haar en de vermoeidheid drong door tot in haar botten. Het zou makkelijker te verdragen zijn als ze precies had geweten hoe ver ze nog moest, of waar ze misschien iets te eten kon vinden. Maar de hei leek zich eindeloos voor haar uit te strekken.
“Misschien moet ik hier gewoon gaan liggen en doodgaan,” zei Genevieve. Hoewel ze dat niet echt meende, was er een deel van haar dat… nee, zo wilde ze niet denken. Dat mocht niet.
Genevieve dacht mensen te zien in de verte, maar ze liep bij hen vandaan, want een confrontatie kon alleen maar in haar nadeel uitpakken. Ze was een vrouw die in haar eentje door de wildernis liep, een doelwit voor deserteurs, soldaten en zelfs rebellen. Ze was Altfors bruid en de mensen van Royce’ leger hadden geen enkele reden om haar ter wille te zijn.
Ze liep bij hen vandaan tot ze zeker wist dat ze uit het zicht waren. Ze zou dit alleen doen.
Maar ze was niet alleen, of wel? Genevieve legde een hand op haar buik, alsof ze het leven kon voelen. Het was Altfors baby, maar ook de hare. Ze moest een manier vinden om haar kind te beschermen.
Ze bleef lopen terwijl de zon aan de horizon begon te vervagen en de hei in vuur en vlam zette. Maar het was een vuur dat niets deed om Genevieve warm te houden en ze zag de mistige wolkjes van haar adem voor zich. Het zou een koude nacht worden. Dat betekende dat ze in elk geval een soort hol of kuil moest zien te vinden waarin ze zich kon terugtrekken en proberen een echt vuur te maken met turf of varens.
In het ergste geval zou ze hier sterven, bevroren op een hei die geen medeleven toonde voor de mensen die het gebied probeerden over te steken. Misschien was dat nog wel beter dan stuurloos rondwandelen tot ze doodging van de honger. Een deel van Genevieve wilde hier gewoon gaan zitten en toekijken hoe de lichtjes over de hei dansten, totdat…
Met een schok drong het tot Genevieve door dat niet alle oranje en rode tinten op de hei een weerspiegeling van de zonsondergang waren. Daar, in de verte, zag ze een licht dat eruitzag alsof het van een soort gebouw afkomstig kon zijn. Er waren mensen.
Voorheen was de aanblik van mensen voldoende geweest om Genevieve weg te doen lopen, maar dat was in het daglicht en de warmte geweest, toen mensen niets dan gevaar hadden vertegenwoordigd. Nu het donker en koud was, werd dat gevaar gebalanceerd door de hoop op een schuilplaats.
Genevieve strompelde in de richting van het licht, ondanks het feit dat elke stap een gevecht was. Ze voelde haar voeten wegzinken in de turfachtige grond van de heide. De distels lieten krassen achter op haar benen. Het voelde alsof de natuur een soort barrière had opgeworpen om uiteindelijk de wil van iedereen die erdoor liep weg te zuigen. Desondanks bleef Genevieve lopen.
Langzaam kwamen de lichten dichterbij. Terwijl de opkomende maan het landschap verlichtte, zag ze dat er een boerderij lag. Genevieve begon sneller te lopen, zo snel als ze kon, ondanks haar vermoeidheid en pijn. Ze kwam dichterbij en op dat moment kwamen er mensen uit het huis naar buiten.
Even deinsde Genevieve terug en een deel van haar wilde weer op de vlucht slaan. Maar ze wist dat dat niet kon, dus ze strompelde verder tot ze bij de boerderijtuin kwam. Daar stonden een man en een vrouw met agrarisch gereedschap, alsof ze elk moment een aanval verwachtten. De man had een mestvork, de vrouw een sikkel. Ze lieten hun provisorische wapens zakken toen ze zagen dat Genevieve alleen was.
Het stel was oud en verweerd. Ze zagen eruit alsof ze al tientallen jaren op dit stukje land werkten. Ze hadden wat groenten verbouwd en er graasden wat dieren. Ze droegen eenvoudige boerenkleren en toen ze haar bekeken, veranderden hun uitdrukkingen van achterdocht naar medeleven.
“Oh, kijk haar eens, Thom,” zei de vrouw. “Het arme kind moet het ijskoud hebben.”
“Aye, ik zie het, Anne,” zei de man. Hij stak een hand naar Genevieve uit. “Kom mee, meisje, we kunnen je beter naar binnen brengen.”
Hij leidde haar een boerenwoning met een laag plafond binnen, waar in de hoek een ketel met stoofpot stond te borrelen. De man bracht Genevieve naar een stoel bij het haardvuur en ze liet zich erin zakken. Ze werd er praktisch door opgeslokt. Het comfortabele gevoel deed haar alleen maar beseffen hoe vermoeid ze wel niet was.
“Blijf daar maar zitten en rust uit,” zei de vrouw.
“Zo,” zei de man. “Ze ziet er bekend uit, of niet, Anne?”
“Ik ben niemand,” zei Genevieve snel. Toen de mensen haar in het dorp hadden herkend, waren ze kwaad op haar geweest. Puur om het feit dat ze Altfors echtgenote was, ondanks dat ze geen controle had gehad over wat de zoon van de hertog gedaan had.
“Nee, ik herken je,” zei Anne. “Jij bent Genevieve, het meisje dat door de zoon van de hertog werd meegenomen.”
“Ik—”
“Je hoeft je bij ons niet anders voor te doen,” zei Thom. “We zullen je niet veroordelen om het feit dat je bent meegenomen. We hebben lang genoeg geleefd om te zien hoeveel meisjes er door de adel zijn ontvoerd.”
“Je bent veilig hier,” zei Anne, die een hand op haar schouder legde.
Genevieve kon niet eens onder woorden brengen hoe dankbaar ze was. Toen de boer haar een bord met stoofpot overhandigde, at ze gretig. Ze had niet beseft hoe hongerig ze was geweest. Ze legden een deken over haar heen en Genevieve viel bijna meteen in slaap. Ze viel in het soort duisternis waar je niet droomde, het soort slaap waar ze alleen maar op had kunnen hopen.
Toen ze wakker werd, stroomde er daglicht door de ramen van de boerderij. Aan de felheid van het licht kon Genevieve afleiden dat het bijna middag moest zijn. Anne was bij haar, maar haar echtgenoot was nergens te bekennen.
“Ah, je bent wakker,” zei ze. “Er is brood en kaas en een klein biertje als je wilt.”
Genevieve liep naar de keukentafel en at hongerig.
“Het spijt me,” zei ze.
“Wat spijt je?” vroeg Anne haar.
“Nou, dat ik hier zomaar op de stoep stond,” zei Genevieve. “En zomaar jullie huis in wandel terwijl ik jullie misschien wel in gevaar breng, als iemand erachter komt dat ik hier was. En… nou, alle dingen die zijn gebeurd toen Altfor aan de macht was.”
“Jíj bent niet degene die zich daarvoor moet verontschuldigen,” benadrukte Anne. “Denk je dat ik niet weet hoe het gaat, met de adel die meisjes meeneemt? Denk je dat ik altijd oud ben geweest?”
“U…” begon Genevieve.
Anne knikte. “Het was beter toen de oude koning aan de macht was, maar ook toen waren ze niet perfect. Er waren altijd edelen die dachten dat ze konden pakken wat ze wilden. Dat is wat een wig tussen hen en hem heeft gedreven, wat ik heb gehoord.”
“Het spijt me,” zei Genevieve, die besefte wat de oude vrouw bedoelde.
“Stop met sorry zeggen,” antwoordde Anne. “Jij hebt niets om je voor te verontschuldigen. Ik vertel je dit alleen zodat je weet dat je hier veilig bent.”
“Dank u,” zei Genevieve. Op dat moment leek veiligheid iets dat zo kostbaar was dat bijna niemand het haar kon bieden. Ze keek om zich heen. “Waar is uw echtgenoot?”
“Oh, Thom is bezig met de schapen. Niet dat schapen veel zorg vereisen. Geef ze een plek om te grazen en een plek om te slapen en ze zijn gelukkig. Mensen zijn lastiger, die willen altijd meer.”
Genevieve kon dat wel geloven. Hoeveel problemen waren er ontstaan omdat er altijd mensen waren die dachten dat ze het recht hadden om alles te pakken en nog steeds meer wilden?
“Heb je al nagedacht over wat je nu gaat doen?” vroeg Anne haar.
“Ik dacht… mijn zus zit veilig in Fallsport,” zei Genevieve. “Ik dacht erover om naar haar toe te gaan.”
“Dat is een behoorlijke reis,” zei Anne. “Je moet de zee over en ik ga er van uit dat je niet veel munten hebt om voor een schip te betalen.”
Genevieve schudde haar hoofd. Hoe langer ze over het idee nadacht, hoe onlogischer het klonk. Het idee om naar Sheila te gaan lag voor de hand, maar het was dwaas. Het betekende alleen maar dat ze de rest van hun levens op de vlucht moesten blijven en zich altijd zouden moeten afvragen wat er in het duister op de loer lag.
“Nou, we hebben geen geld om je daarbij te helpen,” zei Anne. “Maar je kunt hier een tijdje blijven als je dat wilt. We kunnen wel wat hulp gebruiken op de boerderij en niemand zou je hier vinden.”
De onbaatzuchtigheid van het aanbod werd Genevieve bijna teveel. Ze kon zelfs tranen in haar ogen voelen prikken bij de gedachte. Hoe zou het zijn om hier gewoon te blijven, om het hier te laten eindigen?
Toen moest ze aan Olivia’s ring denken. Ze had gedacht dat er geluk te vinden was met Royce, en zie eens hoe slecht dat had uitgepakt. Ze was niet gemaakt voor een vreedzame oplossing.
En als ze eerlijk was had ze al een plan. Ze had een plan gemaakt met Sheila, maar door alle emoties en haar vlucht uit de stad was ze het vergeten. Nu ze de kans had gekregen om te herstellen en te slapen en eindelijk kon nadenken, kwam dat plan weer bij haar terug. Het was toen het beste idee geweest en dat was het nog steeds.
“Ik kan niet blijven,” zei Genevieve.
“Waar wil je dan heen?” vroeg Anne aan haar. “Wat wil je doen? Ben je zo vastberaden om je zus te vinden?”
Genevieve schudde haar hoofd, want ze wist dat dat niet zou werken. Nee, ze moest niet op zoek naar haar zus. Ze moest op zoek naar haar echtgenoot. Ze moest hem vinden en als ze het kon verdragen, dan moest ze de rol spelen die het lot haar had toebedeeld: als zijn echtgenote. Als ze dat kon doen totdat haar kind was geboren en erkend werd, dan kon ze zich van Altfor ontdoen en als de moeder van hun erfgenaam over het hertogdom regeren, in het belang van iedereen.
Het was een wanhopig plan, maar op dat moment het enige dat ze had. Het zou niet gemakkelijk worden. Ze wist niet waar Altfor was. Maar ze wist wel waar hij heen ging: hij had verloren, dus hij zou op weg zijn naar de koning om hulp te zoeken. Toen wist Genevieve waar ze heen moest.
“Ik moet naar het koninklijk hof,” zei ze.