Читать книгу Ik weet het niet - Nelly Claeys - Страница 9

Оглавление

1986

10.01.86

Van Nolle

’t Was nieuwjaar en ik vond geen wens. Oh, wel een wens voor andere kennissen, familie, vrienden, maar geen voor jou. Gek? Ik heb er over nagedacht. Woorden. Ik heb er altijd last mee, vooral als ze boodschap willen zijn. Dan zijn ze te leeg, te luid, te veel, te…ja, te. Een gedicht van mij dan?

Toen

Er was geen enkele vogel

in de lucht,

geen trage of lage vlucht

geen vogel in de lucht;

de ijzig witte takken

kraakstil,

geen zucht

en langs de gracht

een uitgewaterd spoor;

geen vogel

zo ver de dichter kijken kon

en verder nog

wel zeven verzen lang,

geen bange vogel

in de lucht.

Toen ging hij dood.

Nolles vogelloze luchten blijven steeds in mijn landschap hangen.

19.03.1986

Er zijn nog van die dagen dat ik een warm levensgevoel heb.

Het voorjaar haalt zijn puberteitskuren uit: regen, wind en zon, alles tegelijk. Ik zit gezellig in Nietzsches boeken te lezen.

“Je moet eens luisteren, Bertje,” roep ik enthousiast, “wat Nietzsche hier neerschrijft: ‘Door de onbevlekte ontvangenis af te kondigen heeft men de ontvangenis bevlekt.’”

Bert: “Excuseer, dat ik van de os op de ezel spring, maar weet jij al wat we zullen eten deze middag? Het is half twaalf.”

Bloody Mary, alweer dat eten! Ik weet helemaal niet wat we zullen eten.

Eten koken terwijl er zoveel boeiends in die boeken staat en terwijl ik ook mijn tijd graag verdoe aan nutteloze dingen. Neem nu de BBC. Het programma English by Radio riep zijn luisteraars op om een gele briefkaart te sturen met hun ‘favourite word’ and ‘why’.

Ik schreef:

My favourite word is ‘perhaps’ because there are perhaps no certainties.

10.04.1986

Er valt een brief in de bus waarmee ik wel blij ben: Johan Anthierens gaat weer schrijven. Het blad De Zwijger heeft niet lang bestaan. Johan was waarschijnlijk niet zakelijk genoeg. Nu komt hij aandragen met een nieuw initiatief: elke woensdag een brief.

Bert zegt kritisch: “Het zal weer iets worden dat geen duur heeft en waar jij je geld aan kwijtspeelt.”

En ik: “Zo is het vaak met kunstenaars verlopen. Ze halen het niet in deze harde wereld. Ook al loopt het weer mis, ik wil hem steunen als kunstenaar. Er waren er al zo veel die armoe kenden omdat ze niet of te laat erkend werden. Van mij mag hij zichzelf zijn, hoe speels dat ook uitvalt.”

“Praat me niet meer over die vent. Ik bedoel, je mag er wel over praten, doch ik sta er niet achter. Jij loopt daar allemaal in. Hij moest zich maar eens gedragen als een ander, dan zou hij ook werk vinden als een ander.”

“Dan was hij geen kunstenaar doch een bediende. Ik wil een beetje bijdragen om hem in leven te houden.”

En zo zal er nu een wekelijkse brief komen van Johan Anthierens. Hij goochelt met alle kleuren van de regenboog. Is dat niet het waarmerk van alle kunstenaars? Wat is hun waarheid? Ze gooien zichzelf verloren want ze vinden geen grond waar ze kunnen wortelschieten en openbloeien. Ze spelen en de wereld van de volwassenen tolereert dat niet. Weelderige wildgroei overwoekert die eenlingen. Ze lijken onkruid om te vertrappelen tot een aandachtige botanist de unieke plantjes opmerkt en ze een ereplaats geeft. Vaak te laat.

Kunstenaars zijn niet te verwarren met politici. Van dat laatste soort zijn we overdaan. We worden wat mismeesterd door dat zuilenvolk. Ik ben blij dat er hier en daar eens iemand is die het aandurft oxiderend te plassen tegen gelijk welke zuil. Vergeef de kunstenaars hun bestaan. Laat ze spelen met verf, met klei, met woorden, met steen en met eenieders voeten. Laat ze toch geest-ig zijn.

13.04.1986

Het weekblad De Zwijger was een blad naar mijn hart. Ik had daar zoveel aan. Je werd tot meespelen uitgenodigd. Het prikkelde mijn verbeelding. De redactie schreef regelmatig prijskampen uit. Die van een zekere Camp bijvoorbeeld. Wie Camp was, wist geen kat. Absurde vragen waar ik absurde antwoorden op gaf. Ik was laureaat. Ik kreeg een telefoontje van Camp die eigenlijk Herman Brusselmans bleek te zijn. In die tijd was de man nog vrijwel onbekend. Hij wou de prijs eigenhandig afleveren. Ik moest maar zeggen waar we elkaar konden zien. Maar ik liep nog op krukken na nog een heupoperatie en wilde niet dat hij me zag. Toen kreeg ik zijn boekje Prachtige ogen toegestuurd. ‘k Had er veel lol aan.

Door de jaren heen is mijn spijt gebleven dat ik zo’n kans heb verkeken om Herman Brusselmans persoonlijk te ontmoeten.

10.05.1986

Ik neem een potlood, zomaar, en begin met een lijn… en ik zie Nietzsches Zarathustra met zijn dieren verschijnen. Ik dacht er niet aan ooit Zarathustra te tekenen, ook zijn dieren niet. Nu zijn ze er ineens. En ik ben blij, ‘blij als een kip die het ei heeft uitgekipt en kakelt om het wonder’.


Zarathustra naar de geest: kind, aardsgericht, de dingen ziend vanuit een ander standpunt, van dichter bij onze grond, onze baarmoeder, waaruit al wat leeft ontstaat.

Ik weet het niet

Подняться наверх