Читать книгу Naakt model - Adama van Scheltema Carel Steven - Страница 5
EERSTE BEDRIJF
DERDE TOONEEL
ОглавлениеHenri, daarna Nellie
Henri (klopt glimlachend zijn pijpje uit, en gaat schouderophalend weer voor zijn ezel zitten; voor zich heen mompelend). „In ónzen tijd” – „in ónzen tijd!” – (zijn hoofd schuddend) en dan zóó te blijven hangen! (er wordt geklopt). Ja! (over zijn schouder omkijkend). Ah!
Nellie (mooi figuurtje van omstreeks twintig, trouwhartige oogopslag in een niet heel sterk geteekend, maar jong en levendig gezichtje, stadsteint bij donkerbruin haar. Naar binnen trippend). Daar ben ik!
Henri. Nou, het werd ook hoog tijd hoor, – ik zit te wachten – ìk wacht! (opspringend) en nou gaan we meteen beginnen!
Nellie (rustig voor den schoorsteenmantel haar hoed afdoend). Wel, wat heb je weer een haast – ik mag toch wel even uitblazen? (ze gaat op de bank zitten).
Henri. Nee: – één zoen, en dan beginnen! (hij komt naast haar zitten, zoent haar, neemt haar handje en zoent in haar hals).
Nellie. Nou – ! nou!
Henri. Dat is om op streek te komen! – Oompje was hier, en Cor.
Nellie. Die ouwe draak óók? – en wat hadden ze?
Henri. Oompje kwam eerst, hè – vragen of ik Tootje stuurde – je weet toch, dat ik Tootje voor vanmiddag besteld had, om es te probeeren voor de linksche figuur – ? Alleen maar es om een indruk – (als Nellie betrekt) – nou daar hoef je niet zoo van op te kijken, want ik kan haar juist niet gebruiken, omdat die nieuwe leerling van me komt, – ik had de heele Tootje vergeten. Nou, dan kan ze meteen naar oompje – tante Cor moest weer uit stad – je begrijpt! – en toen kwam zij hem zelf halen, hoor. (zij lachen samen). Ja hè, om er zoo in te loopen: haar te trouwen! Ofschoon: zij zorgt goed voor hem – hij verdient eigenlijk niet beter, – maar toch – (haar van terzij aanziend, terwijl hij met een lachje opstaat). Nee Nellie – „trouwen” dat doen we lekker niet, hè?
Nellie (wat betrokken). ’t Wordt je ook niet gevraagd.
Henri. Nou ja, dat is toch onzin, je kan het toch samen goed hebben, je kan toch van elkaar houden – maar: trouwen, (voor zich heen) die schildershuwelijken met…
Nellie. ’t Wordt je ook niet gevraagd.
Henri. Verduveld, daar heb ik het toch al zoo dikwijls met je over gehad! Dat heb je toch zelf wel meegezegd: liefde moet vrij zijn – en kunst moet vrij zijn, – dat kun je niet binden. Als liefde vrij is, dan is ze juist het zekerst en het mooist Nel, dan is ze echt, – maar trouwen – ? – dan zet je je liefde onder een stollepie – dat is immers onzin!
Nellie. ’k Weet wel, dat je niet van me houdt.
Henri. Wel God nog toe – „niet van je hou” – ! Ach meid, ik houd immers juist veel te veel van je – hè? (verliefd). Klein dierage, dat me telkens er uit haalt! – Ik moest juist wat minder van je houden, dan ging het werk beter – want telkens zie ik jou en niet mijn werk: dàn ben ik er in – en dàn weer lig je me aan te kijken met je bruine oogen – dan zie ik niks dan je oogen – o, jullie – jullie! – En dat weet je ook bliksems goed!
Nellie (gauw bijgetrokken). Nou, ik mag er toch ook wel wàt van hebben. (aanhalig). Ik ben nou toch alleen maar voor jou, – en als ik nog es voor anderen zit, is het toch alleen maar gekleed – en als jij het niet wilt, dan doe ik dàt ook niet!
Henri. Je bent een snoes! – Wacht: (hij haalt uit de kast een papiertje met bonbons) kijk eens – , dat heb ik voor je bewaard, van Zondag, bij mijn familie – verjaardag van m’n zuster.
Nellie. Oh – ! – dat is nou weer lief van je – je bènt wel lief!
Henri. En nou gaan we beginnen!
Nellie. (geeft hem een zoen, en begint haar blouse los te maken).
Henri. Nee, vandaag alleen de kop – ik moet nou eerst de kop nog wat beter hebben. (hij gaat voor den ezel zitten).
Nellie. O – (zij neemt een half liggende pose aan als op de schilderij, met de armen onder haar hoofd). Zoo – nietwaar?
Henri. Ja – nee, wacht: (hij staat op en verlegt haar hoofd wat, waarbij hij haar kriebelt).
Nellie (met een gilletje opvliegend). Hè nee! – nou maak je ’t zelf weer in de war! ik lag goed – (zij gaat weer liggen).
Henri (de kussens schikkend). Zoo – ja – zoo, (hij gaat weer voor den ezel zitten en kijkt nog eens) zoo is ’t goed. (hij schildert. Stilte).
Nellie (voor zich heen). – Zoo – was die Cor hier – wat een mensch, hè.
Henri (schilderend). Nou – (stilte).
Nellie. Ik kan niet begrijpen, dat die model is geweest – hè – ?
Henri. Nee – (stilte).
Nellie. En oompje, – aardige man wel – wèl aardig – maar mìjn man is toch nog veel aardiger – (stilte. Voor zich heen, terwijl zij telkens met haar schoentje een wip in de lucht geeft) – Hénri – Hárri – Hánni – Hénk – Hénnie – nee: Hánnie, dat vind ik het leukst (vleierig) – „Hánnie” – !
Henri (schilderend). Nee: „Henri” (even korzelig opkijkend met nadruk) „Hén-rì”! (stilte).
Nellie (in zijn zelfden toon). Hén-rì – en Nél-liè – . (stilte). Zeg, heb ik je wel es verteld, dat ik een neef heb, die ook Henri heet? – maar die noem ik Henk.
Henri. Nou ja, maar houd nou es je mond! (stilte. Er wordt geklopt). Ja – !