Читать книгу Moord met een hoger doel - Блейк Пирс - Страница 10

Оглавление

HOOFDSTUK VIER

Hij zat in zijn kantoortje, superieur, triomfantelijk, machtiger dan wie ook ter wereld. Zijn computer stond aan. Hij slaakte een diepe zucht, sloot zijn ogen en zijn gedachten dwaalden af.

Hij dacht aan de donkere kelder bij hem thuis, die er eigenlijk een beetje uitzag als een plantenkwekerij. Klaprozen in verschillende variëteiten sierden de grootste kamer: rood, geel en wit. Heel wat andere psychedelische planten, die hij in de loop der jaren had verzameld, had hij in lange bloembakken geplant. Sommige zagen er buitenaards uit, andere leken op meer alledaagse soorten die je zomaar overal in de natuur kon vinden. Maar zijn planten hadden bijzondere eigenschappen. Een automatisch bewateringssysteem, een temperatuurmeter en ledverlichting zorgden ervoor dat ze weelderig bloeiden.

Een lange gang met houten wanden leidde naar de andere kamers. De wanden waren versierd met foto’s. Op de meeste foto’s waren dieren te zien in verschillende stadia van de dood om daarna “herboren” te worden als opgezette dieren: een gestreepte kat spelend met een bolletje wol, een zwart-wit gevlekte hond liggend op zijn rug alsof hij wachtte tot iemand hem over zijn buik zou aaien.

Dan had je de deuren. Hij stelde zich voor hoe de deur aan de linkerkant openging. Daar zag hij haar weer, haar naakte lichaam dat op de zilverkleurige metalen tafel lag. De ruimte werd verlicht door felle tl-lampen. In een glazen vitrine stonden allerlei gekleurde vloeistoffen in glazen potten.

Het gevoel van haar huid toen hij met zijn vingers langs de buitenzijde van haar bovenbenen streek. Hij herbeleefde de hele procedure die hij zo voorzichtig had uitgevoerd: hij had alle ingewanden verwijderd, het lichaam geconserveerd, schoongemaakt en weer opgevuld. Tijdens dit hele proces van wedergeboorte had hij foto’s genomen. Het waren zijn trofeeën waarmee hij later nog meer wanden zou versieren. Sommige foto’s hingen er al.

Een sterke, bovennatuurlijke energie vulde zijn lichaam.

Jarenlang had hij elke vorm van menselijk contact vermeden. Hij beschouwde mensen als griezelige, gewelddadige en oncontroleerbare wezens. Heel anders dan dieren. Hij hield van dieren. Maar mensen hadden een betere offerwaarde voor de Hogere Geest. Na de dood van het meisje was de hemel opengegaan en had hij de vage gestalte van de Almachtige Schepper kunnen zien, die hem streng toefluisterde: méér!

Plotseling werd hij uit zijn dromen opgeschrokken door een luide stem. “Jij daar, alweer aan het dagdromen?”

Een morrende medewerker stond hem fronsend aan te kijken. Hij zag eruit als een honkbalspeler. Ondanks zijn blauwe pak leek hij bijzonder indrukwekkend.

Onderdanig boog hij zijn hoofd. Met voorovergebogen schouders veranderde hij in een zielig mannetje dat niets te betekenen had. “Het spijt me, meneer Peet.”

“Ik ben je verontschuldigingen meer dan zat. Bezorg me zo vlug mogelijk die cijfers.”

Vanbinnen grijnsde de moordenaar als een lachende reus. Het spelletje was bijna even opwindend op de werkvloer als bij hem thuis. Niemand wist hoe bijzonder hij wel was, hoe toegewijd en hoe onmisbaar voor de natuurlijke balans van het universum. Niemand van hen zou een ereplaats krijgen in het koninkrijk van de Opperwereld. Hun alledaagse, saaie, aardse taken: zich netjes opdoffen, vergaderingen bijwonen, geld de wereld rondsturen... allemaal zo nutteloos. Maar hij had dit alles wel nodig. Het verbond hem met de buitenwereld en hierdoor kon hij zijn goddelijke taken vervullen.

Zijn baas bromde iets en vertrok.

Met gesloten ogen stelde hij zich zijn Oppergod voor: de duistere, in schaduw gehulde figuur die hem in zijn dromen toefluisterde en zijn gedachten bepaalde. Fluisterend begon hij zijn loflied te zingen: “O God, o God, ons werk is puur. Vraag en ik zal geven: meer.” Méér!

Moord met een hoger doel

Подняться наверх