Читать книгу Moord met een hoger doel - Блейк Пирс - Страница 12
ОглавлениеHOOFDSTUK ZES
Weer buiten keek Avery naar de hemel en ze slaakte een diepe zucht.
Het was behoorlijk druk in Church Street en ze merkte dat er op heel wat gevels camera’s hingen. Ze kon zich moeilijk voorstellen dat de ontvoering hier had plaatsgevonden, zelfs midden in de nacht.
Waar ben je heen gegaan? vroeg ze zich af.
Ze zocht op haar telefoon naar de makkelijkste route naar Winthrop Square. Ze liep wat verder Church Street af en sloeg links af naar Brattle Street. Die was breder dan Church Street en er waren net zoveel winkels. Aan de overkant van de straat zag ze Brattle Theatre. Daarnaast liep een smal steegje met op de hoek een koffiezaakje. Bomen zorgden voor wat schaduw in de straat. Nieuwsgierig stak Avery de straat over en liep het steegje in. Toen keerde ze terug naar Brattle Street en bekeek de gevels van de winkels in de buurt. Minstens twee ervan hadden een camera.
Ze stapte een sigarettenwinkel binnen. Een belletje kondigde haar bezoek aan. “Kan ik u helpen?” vroeg een oude blanke hippie met dreadlocks.
“Ja,” zei Avery. “Ik zag dat er een camera aan de gevel hangt. Welk bereik heeft dat ding?”
“De hele straat,” zei hij, “in beide richtingen. Twee jaar geleden heb ik die moeten installeren. Die vervloekte studenten! Iedereen denkt altijd dat die Harvard-studenten zo verstandig zijn, maar ze zijn net zo’n stelletje klootzakken als andere mensen. Al jaren slaan ze mijn ruiten telkens aan diggelen. Een studentengrap, zeker? Nou, niet voor mij. Weet je wel hoeveel die ruiten me kosten?”
“Dat is inderdaad vervelend. Luister, ik heb geen huiszoekingsbevel,” zei ze, terwijl ze haar badge tevoorschijn haalde, “maar een van die idiote studenten heeft voor nogal wat overlast gezorgd een beetje verderop in de straat. Jammer genoeg hangen daar geen camera’s. Mag ik de beelden van uw camera’s eens bekijken? Ik weet ongeveer hoe laat dat was. Het zal niet zo lang duren.”
Hij fronste en mompelde wat in zichzelf. “Ik weet niet,” zei hij toen, “ik moet de winkel in het oog houden. Ik ben hier in mijn eentje.”
“Ik kan het de moeite waard maken.” Ze lachte. “Wat dacht u van vijftig dollar?”
Hij boog zijn hoofd en zonder een woord te zeggen stapte hij achter de toonbank vandaan en draaide het bordje aan de deur van “open” naar “gesloten”.
“Vijftig dollar?” zei hij. “Kom maar verder!”
Achter in de winkel was het een rotzooi van jewelste en het was er behoorlijk donker. Achter de kartonnen dozen en een heleboel rommel kwam een kleine tv tevoorschijn. Erboven hing een plank aan de wand met daarop een elektronische installatie die met een kabel aan de tv verbonden was.
“Eigenlijk gebruik ik dat ding niet vaak,” zei hij, “alleen als er moeilijkheden zijn. De opnamen worden elke week op maandagavond gewist. Wanneer heeft het incident plaatsgevonden?”
“Zaterdagavond,” zei ze.
“Nou, dan hebt u geluk.”
Hij startte het systeem op. Op de zwart-witbeelden was de voorkant van de winkel te zien. Avery kon de ingang duidelijk zien, net als de overkant van de straat en het begin van Brattle Street. Het gedeelte dat haar interesseerde lag ongeveer vijftig meter verderop. Het beeld werd troebeler en het steegje was niet duidelijk meer te zien.
Met de muis spoelde hij de beelden terug. “Hoe laat was het precies?” vroeg hij.
“Kwart voor drie,” zei ze, “maar ik zou ook graag de beelden zien van andere tijdstippen. Vindt u het goed als ik zelf even kijk? U kunt gerust terug naar de winkel.”
De man keek haar achterdochtig aan. “Bent u van plan iets te stelen?”
“Ik ben een smeris,” zei ze. “Stelen ligt niet in mijn aard.”
“Nou, u ziet er niet uit zoals de meeste smerissen,” zei hij lachend.
Avery pakte een kleine, zwarte stoel. Ze veegde het stof eraf en ging zitten. Ze bestudeerde de installatie en algauw had ze gevonden hoe ze de beelden voor- en achteruit kon spoelen.
Om kwart voor drie zag ze enkele mensen Brattle Street in en uit gaan.
Om tien voor drie leek de straat leeg.
Om acht voor drie kwam er iemand in beeld vanuit de richting van Church Street. Aan haar haren en jurk te zien was het een meisje. Ze stak Brattle Street over en sloeg links af. Toen ze langs het koffiezaakje liep, kwam er een donkere figuur achter de bomen vandaan en pakte haar vast. Opeens waren ze allebei verdwenen. Eventjes kon Avery slechts enkele onduidelijke donkere bewegingen zien. De beelden liepen verder en de bomen namen weer hun oorspronkelijke vorm aan. Het meisje kwam niet meer tevoorschijn.
Ze haalde haar portofoon van haar riem. “Ramirez,” zei ze, “waar ben je?”
“Wie is dit?” antwoordde een krakende stem.
“Je weet maar al te goed wie ik ben. Je nieuwe partner.”
“Ik ben nog steeds in Lederman Park. We zijn hier bijna klaar. Ze hebben net het lichaam weggehaald.”
“Je moet meteen hierheen komen,” zei ze en ze gaf het adres door. “Ik denk dat ik weet waar Cindy Jenkins werd ontvoerd.”
* * *
Een uur later had Avery beide uiteinden van het steegje met gele tape laten afzetten. Een politieauto en het busje van de forensische dienst stonden geparkeerd op de stoep van Brattle Street. Een politieagent hield nieuwsgierige bezoekers op afstand.
Het steegje kwam uit op een brede, donkere straat. Aan de ene kant daarvan bevond zich een glazen gebouw van een makelaarskantoor en een laadperron. De andere kant was bebouwd met woningen. Er was ook een parkeerplaats met ruimte voor vier auto’s. Ook het andere eind van het steegje was afgezet met gele tape en een politieauto.
Avery stond voor het laadperron. “Daar,” zei ze, terwijl ze naar een camera in de hoogte wees. “Die opnamen hebben we nodig. Het is hoogstwaarschijnlijk de camera van het makelaarskantoor. We gaan naar binnen om te kijken wat we te weten kunnen komen.”
Ramirez schudde zijn hoofd. “Je bent niet wijs,” zei hij. “Er was helemaal niets geks te zien op die beelden.”
“Cindy Jenkins hoefde helemaal niet in dit steegje te zijn,” zei Avery. “Haar vriend woont de andere kant op.”
“Misschien maakte ze gewoon een ommetje,” redeneerde hij. “Wat ik bedoel is dat we hier heel wat mensen op zetten en misschien leidt het tot niets.”
“Natuurlijk zal het tot iets leiden. Je hebt de beelden toch gezien?”
“Het enige wat ik zag waren een aantal vage zwarte schimmen waar ik niets van kon maken!” Hij bleef volhouden. “Waarom zou de moordenaar hier toeslaan? Overal hangen camera’s. Hij zou wel helemaal gek moeten zijn.”
“We gaan kijken wat we te weten kunnen komen,” zei ze.
De eigenaar van het glazen gebouw en het laadperron was Top Real Estate Company. Na een kort gesprek met de beveiligingsmedewerker bij de ingang namen Avery en Ramirez plaats in de zachte, lederen stoelen en wachtten op een van de medewerkers van het kantoor. Tien minuten later verscheen de verantwoordelijke van de beveiligingsdienst, samen met de bedrijfsleider.
Avery zette haar mooiste glimlach op en schudde hen de hand. “Bedankt dat u ons wilde ontvangen,” zei ze. “We willen graag de beelden zien van de camera die boven het laadperron hangt. We hebben geen huiszoekingsbevel,” zei ze, “maar wat we wel hebben is een meisje dat werd vermoord en dat zaterdagavond hoogstwaarschijnlijk net voor uw deur werd ontvoerd. Als er op de beelden niets te zien is, zijn we hier binnen twintig minuten weer weg.”
“En als er wel wat te zien is?” vroeg de bedrijfsleider.
“Dan hebt u de juiste beslissing genomen om de politie te helpen bij deze uiterst gevoelige en urgente zaak. Het kan wel een hele dag duren om een huiszoekingsbevel te regelen. Dit meisje is al twee dagen dood. Zij kan ons niets meer vertellen. Zij kan ons niet verder helpen. Maar ú kunt dat wel. Help ons alstublieft. Elke seconde die we verliezen, maakt het moeilijker om de dader op te sporen.”
De bedrijfsleider knikte bij zichzelf en wendde zich tot zijn beveiligingsmedewerker. “Davis,” zei hij, “breng ze naar boven. Geef ze alles wat ze nodig hebben. Als er problemen zijn,” zei hij tegen Avery, “dan hoor ik het wel.”
Op weg naar boven floot Ramirez zachtjes. “Wat charmant,” zei hij.
“Ik doe wat ik moet doen,” fluisterde Avery.
Het beveiligingskantoortje van Top Real Estate was uitgerust met meer dan twintig beeldschermen. De medewerker nam plaats aan een zwarte tafel met een toetsenbord. “Oké,” zei hij. “Tijd en plaats?”
“Het laadperron. Ongeveer om acht voor drie, en vanaf daar graag verdergaan.”
Ramirez schudde zijn hoofd. “Ik weet zeker dat we niets zullen vinden.”
De beelden van de camera waren van een veel betere kwaliteit dan die van de sigarettenwinkel en bovendien in kleur. De meeste schermen hadden hetzelfde formaat, maar een ervan was groter. De beveiligingsmedewerker verbond de camera op het laadperron met het grootste scherm en spoelde de beelden terug.
“Daar!” riep Avery. “Stop!”
Het beeld stopte op tien voor drie. De camera liet een panoramisch beeld zien van de parkeerplaats tegenover het laadperron, evenals het bordje van de doodlopende straat en de straat die zich daarachter bevond. Het steegje dat naar Brattle Street leidde was maar half te zien. Op de parkeerplaats stond maar één auto geparkeerd: een donkerblauw minibusje.
“Die auto hoort daar helemaal niet te staan,” zei de man en hij wees.
“Is het kenteken leesbaar?” vroeg Avery.
“Ja, ik heb het,” zei Ramirez.
Alle drie tuurden ze naar het scherm. Een tijd lang zagen ze alleen de bewegingen van de auto’s in de tegenoverliggende straat en de bewegende bomen.
Om zeven voor drie kwamen er twee personen in beeld. Ze zagen eruit als een verliefd koppel.
Een ervan was een man, tamelijk tenger en klein, met dik weerbarstig haar, een snor en een bril. De andere persoon was een meisje, groter en met lang haar. Ze droeg een licht zomerjurkje en sandalen. Het leek alsof ze dansten. Hij hield een van haar handen vast en draaide haar in het rond.
“Wel heb ik ooit,” zei Ramirez, “dat is Jenkins!”
“Hetzelfde jurkje,” zei Avery, “dezelfde schoenen, dezelfde haren.”
“Ze is gedrogeerd,” zei hij. “Kijk, haar voeten slepen over de grond.”
Ze zagen dat de moordenaar de deur aan de passagierskant van het busje openmaakte en haar erin zette. Toen hij zich omdraaide om naar de andere kant van het busje te lopen, keek hij recht in de camera bij het laadperron, maakte een theatrale buiging en liep naar de deur aan de bestuurderskant.
“Verdomme!” riep Ramirez uit. “Die klootzak daagt ons gewoon uit!”
“Ik wil het hele team op deze zaak,” zei Avery. “Thompson en Jones houden zich vanaf nu alleen nog hiermee bezig. Thompson kan in het park blijven. Licht hem in over het minibusje, dan weet hij waar hij naar moet zoeken. We moeten te weten komen welke kant dat busje op is gegaan. Jones heeft een lastigere opdracht. Hij moet meteen hierheen komen en het busje volgen. Het kan me niet schelen hoe hij het doet. Zeg hem dat hij alle mogelijke camerabeelden moet bestuderen.”
Ze draaide zich om naar Ramirez, die haar geschokt en vol bewondering aanstaarde.
“We hebben onze moordenaar.”