Читать книгу Moord met een hoger doel - Блейк Пирс - Страница 11
ОглавлениеHOOFSTUK VIJF
Avery had een naam: Cindy Jenkins. Ze kende de studentenvereniging Kappa Kappa Gamma. En ook Harvard kende ze maar al te goed. De Ivy League-school had haar aanvraag als eerstejaarsstudente geweigerd, maar omdat ze met twee jongens van de school verkering had gehad, had ze toch kunnen deelnemen aan het sociale leven op Harvard.
De studentenverenigingen op Harvard, zowel die voor de meisjes als voor de jongens, waren in tegenstelling tot verenigingen van andere universiteiten niet officieel erkend. Ze beschikten niet over de befaamde Greek Houses die je bij veel andere universiteiten wel vond. Dit betekende echter niet dat er op Harvard niet werd gefeest. De meeste van die feestjes vonden regelmatig plaats in huizen of flats buiten het universiteitscomplex en ze werden “organisaties” of speciale “clubs” genoemd. Avery had zelf ondervonden hoe het studentenleven echt in elkaar zat. Overdag leek iedereen zich enkel te concentreren op de studieresultaten, maar zodra de avond viel veranderden de toegewijde studenten in echte feestbeesten.
Bij het rode verkeerslicht keek Avery even snel op internet. Ze las dat Kappa Kappa Gamma in Cambridge twee ruimten in hetzelfde gebouw in Church Street huurde. De ene ruimte was bedoeld voor speciale evenementen, de andere voor vergaderingen en als sociale ontmoetingsplek voor studenten.
Ze reed over Longfellow Bridge en hield rechts aan richting Massachusetts Avenue. Aan haar rechterzijde zag ze tussen de bomen door de campus van Harvard, met zijn immense rode bakstenen gebouwen en betegelde paadjes.
Avery parkeerde haar auto, deed de portieren op slot en keek omhoog naar de blauwe lucht. Het was een warme dag en de temperatuur liep nu al op tot tweeëntwintig graden. Ze keek op haar horloge: halfelf.
Het Kappa-gebouw was langwerpig, had een bakstenen voorgevel en bestond uit twee verdiepingen. Op de begane grond waren enkele kledingzaken gevestigd. Avery veronderstelde dat zich op de tweede verdieping kantoren bevonden en de flats van de studentenvereniging. Het enige naambordje bij de bel van de tweede verdieping was een blauwe fleur-de-lis, het symbool van Harvard, en ze drukte op het knopje.
Door de intercom hoorde ze een hese stem. “Ja?”
“Politie,” snauwde ze, “doe open.”
Een ogenblik bleef het stil. “Even serieus,” antwoordde de stem toen, “wie is dit?”
“Het is de politie,” zei Avery ernstig. “Er is niets aan de hand. Niemand zit in moeilijkheden. Ik wil alleen maar even praten met iemand van Kappa Kappa Gamma.”
Met een zoem ging de deur open.
Boven aan de trap werd Avery begroet door een slaperig, uitgeput ogend meisje in een wijde grijze trui en witte joggingbroek. Ze zag eruit alsof ze de hele nacht had gefeest. Slierten donker haar bedekten het grootste gedeelte van haar gezicht. Ze had donkere kringen onder haar ogen, en haar lichaam, waar ze waarschijnlijk bijzonder trots op was, zag er nu eerder opgeblazen en vormloos uit.
“Wat moet u hier?” vroeg ze.
“Rustig maar,” antwoordde Avery. “Dit heeft niets te maken met de activiteiten van de studentenvereniging. Ik kom alleen maar een paar vragen stellen.”
“Kan ik uw identificatie zien?”
Avery haalde haar badge tevoorschijn.
Argwanend wierp ze een blik op Avery, keek wat er op de badge stond en deed een stap achteruit.
De ruimte van Kappa Kappa Gamma was groot en het zonlicht verlichtte de kamer. Het plafond was bijzonder hoog. Een aantal comfortabele beige zitbanken en blauwe zitzakken stonden her en der verspreid. De muren waren donkerblauw geschilderd. Er was een bar, een geluidsinstallatie en een gigantische flatscreen-tv. De grote ramen keken uit op de overkant van de straat. Avery keek naar buiten en zag de bovenkant van een ander gebouw en de eindeloos blauwe lucht. Enkele wolkjes dreven voorbij.
Ze dacht aan haar eigen studententijd, die er waarschijnlijk heel anders had uitgezien dan die van de meeste meisjes bij Kappa Kappa Gamma. Om te beginnen betaalde zij zelf haar studie. Elke dag na school werkte ze bij een plaatselijke advocatenfirma, waar ze was opgeklommen van secretaresse tot assistent-raadgever. Bovendien dronk ze zelden tijdens haar studententijd. Haar vader was een gewelddadige alcoholist geweest. Na feestjes was zij meestal degene die iedereen veilig thuisbracht, of ze bleef op haar kamer om te studeren.
Opeens keek het meisje haar hoopvol aan. “Gaat dit over Cindy?” vroeg ze.
“Ben je een vriendin van Cindy?”
“Ja, ze is mijn beste vriendin,” zei ze. “Zeg alstublieft dat het goed met haar gaat.”
“Hoe heet je?”
“Rachel Strauss.”
“Heb jij de politie gebeld?”
“Ja, inderdaad. Cindy was nogal dronken zaterdagavond toen ze het feestje verliet. Sinds die avond heeft niemand haar meer gezien. Zo is Cindy eigenlijk helemaal niet.” Ze draaide even met haar ogen en voegde er glimlachend aan toe: “Meestal is ze nogal voorspellend, heel perfectionistisch, weet u wel? Ze gaat altijd op tijd naar bed, volgens een strak schema dat zeg maar nooit verandert tenzij je het minstens vijf jaar van tevoren aanvraagt. Zaterdagavond ging ze helemaal uit haar bol. Drinken. Dansen. Ze gooide alles overboord. Het was best wel leuk haar zo te zien.” Eventjes staarde Rachel voor zich uit. “Ze zag er echt gelukkig uit.”
“Had ze daar een bepaalde reden voor?” vroeg Avery.
“Ze was de beste van de klas. En ze had net een baan aangeboden gekregen.”
“Wat voor baan?”
“Een baan bij Devante Accounting. Dat is zowat het beste bedrijf in heel Boston. Ze studeerde boekhouding. Ongelooflijk saai, ik weet het, maar ze was ontzettend goed met cijfers.”
“Kun je me wat meer vertellen over zaterdagavond?”
Rachels ogen vulden zich met tranen. “Het gaat dus over Cindy, hè?”
“Ja, inderdaad,” zei Avery, “misschien kunnen we beter even gaan zitten.”
Rachel stortte in en begon te huilen. Door haar tranen heen probeerde ze te spreken. “Is alles goed met haar? Waar is ze?”
Avery vond dit onderdeel van haar werk verschrikkelijk: met familie en vrienden praten. Eigenlijk kon ze over de zaak nog niet veel kwijt. Hoe meer mensen er van de zaak op de hoogte waren, hoe meer er werd gekletst, en zo konden ook de daders heel wat informatie te weten komen. Meestal had niemand hier begrip voor: men was te veel van streek. Men wilde alleen maar antwoorden.
Avery zat naast haar. “We zijn blij dat je ons hebt gebeld,” zei ze. “Daar heb je goed aan gedaan. Ik vrees dat ik je nog niet veel over de zaak kan vertellen, zolang het onderzoek nog loopt. Wat ik je wel kan zeggen is dat ik er alles aan doe om te weten te komen wat er die nacht met Cindy is gebeurd. Ik kan dit echter niet alleen, en daarom heb ik je hulp nodig.”
Rachel knikte en veegde haar tranen weg. “Ik kan helpen,” zei ze. “Ik kan helpen.”
“Ik wil weten wat je je kunt herinneren over die nacht én over Cindy. Met wie heeft ze gepraat? Is je iets opgevallen? Heeft ze bepaalde opmerkingen gemaakt? Waren sommige mensen erg in haar geïnteresseerd? Wat weet je nog over het ogenblik waarop ze is weggegaan?”
Rachel stortte weer in. Na een tijdje stak ze haar hand op en leek ze zich iets beter te voelen. “Ja,” zei ze, “zeker.”
Avery probeerde haar een beetje af te leiden en vroeg: “Waar is iedereen trouwens?” Ik dacht altijd dat deze studentenhuizen vol zaten met meisjes die in hun Kappa-outfit aan het bekomen waren van hun kater.”
“De meesten zijn naar hun colleges,” zei Rachel, terwijl ze haar ogen droogdepte. “En een paar meisjes zijn gaan ontbijten. Trouwens,” voegde ze eraan toe, “dit is geen echt studentenhuis. Het is alleen maar een ruimte die we huren om uit te rusten en wat te chillen als we niet naar onze kamers willen. Cindy verbleef hier trouwens nooit. Het was haar te modern. Ze hield meer van een iets huiselijkere sfeer.”
“Waar woont ze dan wel?”
“Op een studentenkamer niet ver hier vandaan,” zei Rachel. “Maar zaterdagavond ging ze niet naar huis. Ze zou haar vriend ontmoeten.”
“Vriend?”
Rachel knikte. “Winston Graves, populaire laatstejaarsstudent, roeier, enorme eikel. Niemand begreep wat ze in die gozer zag. Ik wel, denk ik. Hij is razend knap en zijn ouders zijn stinkend rijk. Cindy had nooit geld. Als je zelf niet veel geld hebt, kan ik wel begrijpen dat je voor dit soort types valt.”
Inderdaad, dacht Avery. Daar weet ik alles van. Ze bedacht hoe het geld, de prestige en de macht van haar vorige baan ertoe hadden geleid dat ze ging geloven dat ze helemaal niet meer dat bange en vastberaden meisje was dat Ohio had verlaten.
“Waar woont Winston?” vroeg ze.
“Winthrop Square. Dat is hier niet zo ver vandaan. Maar Cindy is daar nooit aangekomen. Winston kwam zondagmorgen langs en vroeg naar haar. Hij dacht dat ze vergeten was dat ze hadden afgesproken en dat ze hem had laten zitten. Dus zijn we samen naar het huis gegaan waar ze woont. Maar daar was ze ook niet. En toen heb ik de politie gebeld.”
“Kan ze ergens anders naartoe gegaan zijn?”
“Zeker niet,” zei Rachel. “Zo is Cindy helemaal niet.”
“Dus toen ze hier vertrok wist je zeker dat ze naar Winston ging?”
“Absoluut.”
“Denk je dat er iets gebeurd kan zijn waardoor ze misschien haar plannen had gewijzigd? Is er die avond zelf iets gebeurd, of misschien zelfs op het einde van de avond?”
Rachel schudde haar hoofd. “Nee, of toch,” besefte ze opeens. “Ja, er was wel iets. Ik weet zeker dat het niets te betekenen heeft, maar er was een jongen die haar al jarenlang leuk vindt. Hij heet George Fine. Hij is knap, stoer, een eenling en een beetje vreemd, als u begrijpt wat ik bedoel. Hij traint veel en gaat vaak joggen op de campus. Vorig jaar zat hij een keer bij hetzelfde hoorcollege als ik. We maakten er altijd grapjes over dat hij sinds het eerste jaar bijna elk semester bij Cindy in de les zat. Ze leek wel een obsessie voor hem. Hij was hier zaterdagavond ook en het gekke is dat Cindy die avond vrij veel met hem heeft gedanst en dat ze zelfs gekust hebben. Zoiets doet Cindy eigenlijk helemaal nooit. Ik bedoel, ze heeft een relatie met Winston, ook al zijn ze niet het perfecte koppel, maar ze was echt stomdronken en helemaal uitgelaten. Ze kusten, dansten en opeens was ze weg.”
“Is George haar gevolgd?”
“Dat weet ik eigenlijk niet,” zei ze. “Echt waar. Ik kan me niet herinneren dat ik hem nog heb gezien nadat Cindy vertrokken was, maar dat was misschien omdat ik ook behoorlijk dronken was.”
“Weet je nog hoe laat ze vertrokken is?”
“Ja,” zei ze, “stipt om kwart voor drie. Zaterdag hadden we ons jaarlijkse 1 aprilfeestje en we zouden een goede grap uithalen, maar iedereen had zoveel plezier dat we er helemaal niet meer aan hadden gedacht, tot Cindy op het punt stond te vertrekken.” Rachel boog haar hoofd. Opeens werd het helemaal stil.
“Nou,” zei Avery, “je hebt me goed geholpen. Dank je wel. Hier heb je mijn kaartje. Als je je nog iets herinnert of als andere studenten zich nog iets herinneren, neem dan contact met me op. Het onderzoek is momenteel volop aan de gang, dus zelfs het kleinste detail kan ons al een heel eind op weg helpen.”
Rachel keek haar aan en tranen welden op in haar ogen. Langzaam rolden ze over haar wangen. Heel stil en beheerst zei ze: “Ze is dood, hè?”
“Rachel, daar kan ik niets over zeggen.”
Rachel knikte, hield haar handen voor haar gezicht en stortte helemaal in.
Avery boog naar voren en hield haar stevig vast.