Читать книгу Bijna Verloren - Блейк Пирс - Страница 10
HOOFDSTUK ZES
ОглавлениеTerwijl Cassie als aan de grond genageld bleef staan, geen benul hoe ze dit ging aanpakken, bleek Madison haar oordeel al klaar te hebben.
‘Ik eet geen gestolen waar’, kondigde ze aan. ‘Je mag hem terug hebben.’
Ze stak Dylan de zuurstok toe.
‘Waarom geef je hem terug? Ik heb hem juist voor jou gepikt omdat je er zo graag een wou en de eerste winkel dicht was. En zonet was Cassie te krenterig om er een voor je te kopen.’
Dylan klonk beledigd, alsof hij als redder in de nood een pluim verwacht had.
‘Dat kan wel zijn, maar ik wil niet eentje die gestolen is.’
Nadat ze hem het ding in de hand gedrukt had, sloeg ze eigenwijs de armen stijf over elkaar.
‘Als je hem niet wilt… Ik vraag het je niet nog eens.’
‘Ik zei toch nee.’
Met opgeheven hoofd liep Madison weg.
‘Je bent voor me of je bent tegen me; je weet wat mamma altijd zegt’, riep Dylan haar na. Cassie vond het raar, dat hun moeder nu alweer ter sprake kwam. Tegelijkertijd voelde ze aan, dat dit meer was dan zomaar een loos dreigement.
‘Oké, nu is het mooi geweest met jullie!’
Met een paar schreden had ze Madison ingehaald, pakte haar bij de arm en bracht haar terug, zodat ze met z’n drieën met de koppen tegenover elkaar op de stoep met kinderkopjes stonden. Het klamme zweet brak haar uit; de zaak begon gierend uit de klauwen te lopen. De kinderen waren gaan kibbelen terwijl zijzelf nog niet eens aan de crux van de zaak toegekomen was. Want, of ze nou vol trauma’s en onverwerkte emoties zaten of niet, diefstal was een misdaad. Cassie was des temeer ontdaan omdat het hier een winkel van een goede kennis van de familie betrof. De eigenaresse had hun onderweg hiernaartoe notabene een lift aangeboden! Je steelt gewoon niet van iemand die je een lift aanbiedt…
Hè?
Nou ja, je steelt überhaupt niet natuurlijk, van niemand. Maar al helemaal niet van een dame die je zo onbaatzuchtig heeft willen helpen. En op dezelfde dag nog wel.
‘Laten we even gaan zitten.’
Links was een theehuis dat vol zat. Maar ze zag een echtpaar opstaan van een tafeltje en duwde de kinderen voor zich uit naar de ingang. Even later zaten ze in het behaaglijke interieur, dat verrukkelijk geurde naar verse koffie en feuilletee met roomboter. Cassie keek met strakke blik op de kaart en voelde zich verloren. Omdat met iedere minuut die verstreek, het de kinderen duidelijker werd dat ze geen notie had van hoe ze dit varkentje zou wassen.
Idealiter, bedacht ze, zou ze Dylan moeten verplichten om naar de winkel terug te gaan teneinde te betalen voor wat hij weggenomen had. Maar, wat als hij zou weigeren dat te doen? Ze had bovendien geen idee welke straf er in dit land stond op winkeldiefstal. Hij kon gedonder krijgen als het bijvoorbeeld winkelbeleid was, dat te allen tijde de politie ingeschakeld werd.
Toen schoot de sequentie van de gebeurtenissen Cassie te binnen en bedacht ze dat er nog een andere invalshoek bestond. Ze wist nog dat Madison het roosteren van kastanjes met hun moeder te berde gebracht had, voordat Dylan het snoep pikte. Mogelijkerwijs had deze in zichzelf gekeerde jongen de woorden van zijn zusje gehoord en was daardoor opnieuw geconfronteerd met de traumatische ervaring die ze gehad hadden. Hij zou de onverwerkte gevoelens over de scheiding heel goed afgereageerd kunnen hebben, door opzettelijk iets laakbaars te doen. Hoe vaker ze deze lezing van het gebeurde herkauwde, des te aannemelijker kwam ze haar voor. In dat geval kon ze de zaak beter van de begripvolle kant benaderen.
Ze sloeg Dylan een moment gade. Hij bladerde ogenschijnlijk zorgeloos door de menukaart. Madison scheen haar boosheid ook goeddeels vergeten. Door het gestolen goed te weigeren en Dylan de waarheid te zeggen was de zaak voor haar afgedaan. Madison ging volledig op in de beschrijvingen van de verschillende smaken milkshakes.
‘Oké, Dylan,’ begon Cassie, ‘geef hier wat je weggenomen hebt! Maak je zakken leeg!’
Dylan spitte in zijn jaszak en haalde vier zuurstokken en een zakje Turks fruit voor de dag. Cassie monsterde de geringe vangst; de diefstal ging de landelijke pers beslist niet halen. Dát hij het gedaan had, was het probleem hier. Plus het feit dat hij zijn fout niet inzag.
‘Ik neem deze spullen in beslag omdat het verkeerd is om iets zonder betalen weg te nemen. Die winkelmevrouw kan in moeilijkheden komen door het verschil dat ontstaat tussen het bedrag in kas en de winkelvoorraad. En jij had in nog grotere moeilijkheden kunnen komen. Al dit soort winkels heeft bewakingscamera’s. Begrijp je dat?’
‘Ja’, zei hij verveeld.
‘Ik moet dit aan je vader vertellen. En we zullen wel zien wat hij vindt dat er moet gebeuren. Doe dit alsjeblieft nooit weer, ongeacht hoe graag je je zusje wilt helpen of hoe onrechtvaardig je het bestaan ook vindt, of hoe van streek je bent door gezinsperikelen. Het kan ernstige gevolgen hebben. Begrijp je dat?’
Ze pakte het snoepgoed op en borg het in haar tas. Ze keek naar de kinderen tegenover haar en zag dat Madison, die helemaal geen reprimande nodig had, veel bezorgder keek dan Dylan. Dylan keek Cassie bevreemd aan. Hij knikte en ze hield het er maar op dat dit voor nu alles was wat ze mocht verwachten. Ze had gedaan wat ze doen kon. Verder kon ze alleen Ryan inlichten en de zaak aan hem overlaten.
‘Heb je een lekkere milkshake gevonden, Madison?’ vroeg ze.
‘Met chocoladesmaak zit je altijd goed’, adviseerde Dylan.
Daarmee was de spanning gebroken en leek het alsof er niets gebeurd was. Cassie was onnoemelijk opgelucht dat ze de kwestie geregeld had. Ze merkte dat haar handen trilden en hield ze onder tafel, zodat de kinderen het niet zouden zien. Ze ging confrontaties normaliter uit de weg omdat ze haar herinnerden aan de tijd waarin ze een machteloze pion in zulke situaties placht te zijn. Soms kwamen er flarden van herinneringen bij haar boven, aan taferelen met luid gekrijs en blinde woede, en servies dat stukgegooid werd. Angstig weggekropen had ze vaak de rondvliegende scherven tegen haar armen en gezicht gevoeld. Als men haar de keus gaf, kroop ze bij onenigheid nog weg, daadwerkelijk of alleen mentaal. Ze voelde het als een overwinning op zichzelf, dat ze de koe nu bij de hoorns gevat had, kalm maar gedecideerd, en dat de dag niet op een volledige ramp uitgelopen was. De theehuishoudster kwam gehaast aangelopen om de bestelling op te nemen. Cassie realiseerde zich eens temeer hoe klein het dorp was, want zij bleek de familie ook te kennen.
‘Hallo, Dylan. Hallo, Madison. Hoe gaat het met jullie ouders?’
Cassie huiverde. Ze begreep dat de dame niet bekend was met de laatste ontwikkelingen en Cassie had niet aan Ryan gevraagd wat ze in zulke gevallen moest zeggen. Terwijl zij nog zocht naar de juiste woorden, redde Dylan de situatie.
‘Uitstekend, Martha. Dankjewel.’
Cassie was Dylan dankbaar voor het korte antwoord, hoewel ze zich erover verwonderde hoe normaal hij geklonken had. Ze zou eerder verwacht hebben dat hij en Madison van streek zouden raken wanneer hun ouders ter sprake gebracht werden. Had Ryan hun gevraagd het maar zo te laten als mensen niet op de hoogte waren? Dat zou het zijn, besloot ze, temeer daar de dame het druk had en de vraag hier te lande vermoedelijk slechts een beleefdheidsvorm was.
‘Hallo, Martha,’ zei ze, ‘ik ben Cassie Vale.’
‘Dat klinkt Amerikaans. Werk je voor meneer en mevrouw Ellis?’
Ze huiverde. Opnieuw werd er aan het gezin gerefereerd alsof het nog intact was.
‘Ik help een handje’, hield ze ’t kort, met het oog op de informele afspraak met Ryan.
‘Het is zo moeilijk om hulp te vinden. Wij komen handen te kort. Een van onze serveersters is gisteren uitgewezen, omdat haar papieren niet in orde waren.’
Ze monsterde Cassie, die haar blik ontweek. Wat bedoelde dat mens daar eigenlijk mee? Kon ze aan Cassies accent soms horen dat ze geen werkvisum had of zo? Of was het een hint? Waarschuwde ze alleen maar dat de autoriteiten hier streng waren? Zij en de kinderen plaatsten hun bestellingen en tot Cassies opluchting ging ze meteen weg. Even later kwam een gejaagde serveerster, duidelijk een autochtoon, hun eten brengen. Cassie wilde ook een beetje opschieten, omdat het restaurant leeg begon te lopen en ze niet op nog een kletspraatje zat te wachten. Na het eten ging ze daarom aan de balie afrekenen.
Toen ze het theehuis uitkwamen, liepen ze dezelfde weg terug die ze gekomen waren. Ze stopten bij een dierenwinkel waar ze voer kocht voor Dylans vissen, die naar hij zei Sinaasappel en Citroen heetten, en stro voor zijn konijn, Broer Benjamin. Op weg naar de bushalte hoorden ze muziek en zagen ze een menigte staan op het met kinderkopjes geplaveide dorpsplein.
‘Wat denk je dat ze daar aan het doen zijn?’ vroeg Madison.
‘Mogen we een kijkje gaan nemen, Cassie?’ vroeg Dylan.
Ze staken de straat over en ontdekten dat er een pop-up entertainmentshow gaande was. Aan de noordkant stond een uit drie leden bestaande liveband te spelen. En aan de andere kant van het plein zat iemand ballonnetjes tot poppen te vlechten. Daar had zich al een flinke rij gevormd van ouders met kleine kinderen. In het midden van het plein vertoonde een goochelaar in sjiek kostuum – met hoge hoed en al – zijn kunsten.
‘Oh, wauw,’ juichte Madison, ‘ik ben dol op goocheltrucs!’
‘Ik ook’, zei Dylan. ‘Ik zou graag eens onderzoeken hoe dat in zijn werk gaat.’
Madison rolde met haar ogen.
‘Dat lijkt me nogal logisch. Het is tovenarij!’
Toen ze dichterbij kwamen, sloot de goochelaar juist onder veel gejuich en applaus zijn voorstelling af. En toen het publiek zich verspreidde, wendde hij zich plots tot hen.
‘Welkom, lieve mensen! Fijn dat jullie er zijn. Wat een heerlijke dag vandaag, hè. Maar zeg eens, kleine meid, heb jij het niet koud?’
Hij wenkte Madison naderbij.
‘Koud? Ikke? Nee.’
Ze liep naar hem toe, met een verlegen lachje op haar gezicht. Hij toonde zijn lege handen en graaide naar iets naast Madisons hoofd. Ze schrok. In zijn handen, die hij als een schelp opende, lag opeens een speelgoedsneeuwmannetje.
‘Hoe deed u dat?’ vroeg ze verbaasd.
Hij gaf haar het poppetje.
‘Het zat de hele tijd al op je schouder en reisde met je mee’, legde hij uit.
Madison lachte ongelovig.
‘Oké, laten we eens testen of je ogen snel zijn. We gaan het zo doen… Je wedt met mij om hoeveel je zelf maar wilt, terwijl ik vier speelkaarten verschuif. Als je raadt waar de vrouw ligt, krijg je van mij het dubbele. Zo niet, dan blijf je met lege handen achter. Wie wil er wedden?’
‘Ja, ik!’ riep Dylan. ‘Mag ik wat geld, Cassie?’
‘Tuurlijk’, Cassie tastte in haar jaszak. ‘Hoeveel wil je graag verliezen?’
‘Ik wil graag vijf pond verliezen. Of er tien winnen natuurlijk.’
Zich ervan bewust dat zich achter hen een vers publiek verzamelde, gaf Cassie hem het geld. Dylan gaf het door aan de goochelaar.
‘Dit wordt een koud kunstje voor jou, jongeman, want ik heb allang gezien dat je heel snelle ogen hebt. Onthoud evenwel dat de vrouw wispelturig is en al menige strijd gewonnen heeft. Let goed op, terwijl ik vier kaarten uitdeel. Zie je wel, ik leg ze open voor je neer, zodat je ziet waar de dame ligt. Het is eigenlijk veel te gemakkelijk; ik zit hier gewoon goed geld weg te geven. Hartenvrouw, klavernegen, ruitenboer, schoppenaas. Over het huwelijk wordt ook wel beweerd: het begint met harten en het eindigt met schoppen.’
Het publiek schaterde. De toespeling van de goochelaar op een huwelijk dat scheefliep, deed Cassie een steelse blik op de kinderen werpen. Maar Madison leek de woordspeling niet eens begrepen te hebben en de aandacht van Dylan was gefocust op de kaarten.
‘Nu draai ik ze om.’
Een voor een legde hij de speelkaarten met het plaatje naar beneden.
‘En nu verschuif ik ze.’
Behendig maar niet heel erg snel, deed hij de vier kaarten steeds van plaats wisselen. Toch was het een hele kunst om de vrouw te blijven volgen. Toen stopte hij. Cassie wist bijna zeker dat de hartenvrouw uiterst rechts lag.
‘Waar ligt de vrouw?’ vroeg de goochelaar.
Dylan aarzelde even en wees toen op de kaart helemaal rechts.
‘Ben je daar zeker van, vent?’
‘Heel zeker’, bevestigde Dylan.
‘Je krijgt nog één kans om van gedachten te veranderen.’
‘Nee, ik weet het zeker. Ze moet daar liggen.’
‘Ze moet daar liggen. Wel, laten we eens kijken of de vrouw er ook zo over denkt. Of dat een van haar makkers haar voor ons wenst te verbergen.’
Hij keerde de kaart om.
Het was de ruitenboer.
‘Shit’, riep Dylan.
‘De boer. Altijd bereid om een dame te verstoppen. Trouw aan de vrouw tot de laatste snik. Echter, de hartenvrouw, het zinnebeeld der liefde, is ons andermaal ontkomen.’
‘Maar waar is ze dan?’ vroeg Dylan.
‘Inderdaad, waar-oh-waar?’
Het was Cassie opgevallen dat, terwijl de goochelaar de kaarten heen en weer schoof, hij er eentje met geen vinger aangeraakt had. Dat was de schoppenaas, die uiterst links gelegen had.
‘Ik denk dat ze daar ligt’, wees ze.
‘Aha, dus we hebben hier een slimme dame, die op de enige kaart wijst waarvan ze weet dat die het onmogelijk kan zijn. Maar… de wonderen zijn de wereld nog niet uit.’
Hij draaide de bewuste kaart om en daar lag ze, de hartenvrouw. Gelach en applaus daverden over het plein. En Cassie jubelde inwendig toen beide kinderen haar een high-five gaven.
‘Wat nou jammer dat u niet gewed heeft, edele dame. Dan was u nu rijker geweest. Maar ja, het is waar: als de liefde jou uitverkoren heeft, heb je helemaal geen geld nodig!’
Cassie voelde dat ze een kleur kreeg. Was dat maar waar, dacht ze.
‘Bij wijze van herinneringsgeschenk krijgt u de speelkaart zelf van me.’
Hij deed de hartenvrouw in een papieren zakje en verzegelde het met een sticker, alvorens hij het haar overhandigde. Ze nam het met een dankbaar knikje in ontvangst en stak het in haar tas.
‘Ik vraag me af wat er gebeurd zou zijn als ík die kaart aangewezen had’, mompelde Dylan toen ze verderliepen.
‘Ik weet zeker dat het dan ook de ruitenboer geweest was’, lachte Cassie.
‘Zijn handen gingen zo snel’, zei Dylan, nog steeds verbluft.
‘Ze hebben van nature al die gave’, opperde Cassie. ‘En oefening baart kunst.’
‘Ik denk het ook’, was Dylan het met haar eens.
Ze hadden onderwijl de bushalte bereikt.
‘Het is ook fopperij. Alleen weet ik niet hoe dat werkt met vier kaarten zo dicht bij elkaar. Maar… het werkt.’
‘Oké, laten we oefenen’, stelde Madison voor. ‘Probeer me eens te foppen, Cassie.’
‘Doe ik. Maar daar komt de bus al aan. Laten we eerst aan boord gaan.’
Het meisje draaide zich om en keek reikhalzend. En terwijl ze dat deed, haalde Cassie pardoes de suikerappel uit Madisons jaszak.
‘Hela! Wat deed jij daar? Ik voelde wat. En er komt helemaal geen bus.’
Madison zag dat Dylan bijna stikte van het lachen, dacht heel even over het gebeurde na en moest toen zelf ook lachen.
‘Daar heb je me!’
‘Het is niet altijd zo gemakkelijk. Ik had gewoon mazzel.’
‘Daar is de bus, Madison’, zei Dylan.
‘Ja, daag, ik ga niet kijken. Je fopt me niet nog een keer. Echt niet!’
Ze proestte nog van de lach en sloeg eigenwijs haar armen over elkaar.
‘Dan blijf je hier maar staan’, grinnikte Dylan toen de strak gelijnde bus bij de halte stopte.
Tijdens de korte busrit deden ze alle drie hun uiterste best om elkaar voor het lapje te houden. Tegen de tijd dat ze de halte bereikten waar ze eruit moesten, had Cassie buikpijn van het lachen. En ze liep bijna over van trots, dat het zo’n geslaagde dag was geworden.
Bij het opendoen van de voordeur zoemde haar mobiele telefoon. Het was een sms van Ryan. Hij kondigde aan dat hij pizza’s zou meebrengen en vroeg of er iets was wat ze beslist niet lustte.
‘Ik vind alles lekker’, wilde ze antwoorden, toen ze zich net op tijd realiseerde dat die tekst op meer dan één manier uitgelegd kon worden. Met een kop als een boei haalde ze hem gauw weer weg
‘Ik lust elke pizza wel’, sms´te ze.
Een minuut later zoemde de telefoon opnieuw en ze keek gauw, benieuwd naar Ryans volgende bericht. Maar deze sms kwam niet van hem. Het was Renée, een vriendin van school.
‘Hoi, Cassie, iemand vroeg naar jou vanochtend. Een vrouw. Ze belde vanuit Frankrijk. Ze zocht je, maar wilde niet zeggen waarvoor. Mag ik haar jouw nummer geven?’
Cassie herlas het bericht en plots voelde dit dorp beduidend minder afgelegen en veilig. Met het strafproces in Parijs tegen haar ex-werkgever uitgesteld en diens advocatenteam naarstig op zoek naar aanvullende getuigen kreeg ze het benauwde gevoel dat het net zich rond haar sloot.