Читать книгу Bijna Verloren - Блейк Пирс - Страница 8
HOOFDSTUK VIER
Оглавление‘Kalm, rustig aan maar. Gewoon blijven doorademen… in, uit, in, uit.’
Ze opende haar ogen en ontdekte, dat ze neerkeek op de solide vloer van de veranda. Ze zat in een van de smeedijzeren stoelen, met het hoofd tussen haar knieën. Sterke handen hielden haar bij de schouders vast en ondersteunden haar. De sterke handen behoorden toe aan Ryan, haar nieuwe werkgever. Het waren zíjn handen en zíjn stem. Wat was er gebeurd? Ze had een paniekaanval gekregen en zich als een idioot aangesteld. Ze wilde gauw rechtop gaan zitten.
‘Rustig maar, kalm aan.’
Cassie snakte naar adem. Haar hoofd was draaierig en het leek even of ze naar haar zelf stond te kijken – een soort buitenlichamelijke ervaring.
‘Je had een ernstige vlaag van hoogtevrees net. Ik dacht heel even dat je over de balustrade zou kukelen’, zei Ryan. ‘Ik kreeg je nog net op tijd te pakken voor je flauwviel. Hoe voel je je?’
Ja, hoe voelde ze zich? Ze had het steenkoud, voelde zich licht in haar hoofd en schaamde zich diep. Ze had zo haar best gedaan een goede indruk te maken, om zijn eerste indruk van haar waar te maken. In plaats daarvan had ze de boel verknald. Ze had duidelijk iets uit te leggen. Maar, hoe kon ze het uitleggen? Als hij van de verschrikkingen wist die ze doorstaan had, en dat haar vorige werkgever op ditzelfde moment terechtstond voor moord, zou hij allicht van gedachten veranderen en tot de conclusie komen dat ze te labiel was om voor zijn kinderen te kunnen zorgdragen. Een paniekaanval kon immers heel goed aanleiding zijn tot bedenkingen. Het leek haar maar beter mee te gaan in zijn aanname – een aanval van hoogtevrees.
‘Ik voel me al beter’, stelde ze hem gerust. ‘Neem me niet kwalijk, ik had eraan moeten denken dat ik soms acrofobie heb wanneer ik grote hoogtes ontwend geraakt ben. Dat trekt altijd weer bij, hoor. Over een paar dagen ben ik er weer aan gewend.’
‘Goed om te weten. Maar wees zolang in hemelsnaam wel voorzichtig. Ben je al zover dat je weer kunt staan? Houd je maar aan mijn arm vast.’
Cassie kwam overeind en leunde zwaar op Ryan, totdat ze het gevoel had dat haar benen haar weer droegen. Langzaam leidde hij haar terug de woonkamer in.
‘Ik ben alweer oké.’
‘Weet je ’t zeker?’
Hij liet haar behoedzaam los.
‘Ga jij nu maar kalm je spullen uitpakken of even rusten. We gaan om halfzeven aan tafel.’
*
Cassie nam ruim de tijd om haar kleren netjes in de stijlvolle witte garderobe op te bergen. Haar pillen stopte ze achterin de bureaulade. Ze verwachtte niet dat de gezinsleden haar spullen zouden doorzoeken als ze er niet was, maar ze wilde als het even kon ongemakkelijke vragen over haar angstmedicatie vermijden; helemaal na haar paniekaanval van zojuist. Gelukkig had ze zichzelf snel weer in de hand gehad. Dat moest een teken zijn dat de zaak redelijk onder controle was. Ze prentte zichzelf in dat ze haar medicijnen moest innemen voordat ze met de anderen aan tafel ging. Gewoon, voor het geval dat.
De heerlijke geur van voedselbereiding zwierde ver voor halfzeven al door het huis. Cassie wachtte tot kwart over zes en trok toen een van haar charmantste topjes aan, eentje met kralen rond de halsopening. Ze bracht lipgloss aan en een vleugje mascara. Ze wilde er goed uitzien voor Ryan. Ze maakte zichzelf wijs dat het belangrijk was een goede indruk te maken na de paniekaanval van vanmiddag. Maar als ze eraan terugdacht, kreeg de herinnering aan Ryans gespierde armen die haar ondersteunden, merkwaardig genoeg de overhand. Ze werd zelfs weer een beetje licht in haar hoofd bij de herinnering aan hoe krachtig en tegelijk teder hij opgetreden had. Bij het verlaten van haar kamer botste ze tegen Madison op, ook op weg naar de keuken.
‘Wat ruikt het lekker, hè’, zei Madison tegen Cassie.
‘Is dat je favoriete schotel?’
‘Om eerlijk te zijn houd ik er alleen van als pappa het klaarmaakt. Anders hoef ik het niet zo. In restaurants doen ze het anders. Daarom moet ik eigenlijk zeggen: mijn favoriete thuisschotel. Op de tweede plaats komt gebraden kip. Op de derde saucijsjes. En als we buiten de deur eten, neem ik meestal vis met frietjes. En ik ben ook dol op pizza. Hamburgers moet ik absoluut niet, waar Dylan toevallig weer wel verzot op is. Maar in restaurants vind ik hamburgers vies.’
‘Wat zijn saucijsjes?’ informeerde Cassie, ervan uitgaande dat het om een typisch Engels gerecht ging.
‘Heb je die nog nooit gegeten? Het zijn worstjes gebakken in brooddeeg. Ze zijn gemaakt van eieren, meel en melk. Ze moeten wel druipen van de jus. Ik overdrijf niet, hè – echt druipen. Met doperwten en worteltjes.’
Al pratend hadden ze de keuken beneden bereikt. De houten tafel was gedekt voor vier en Dylan zat al op zijn plek. Hij schonk zich juist een glas vol, met sinaasappelsap.
‘Hamburgers zijn niet vies,’ liet hij tussen neus en lippen door weten, ‘maar godenspijs.’
‘Onze juffrouw zegt dat ze goeddeels bestaan uit graanvlokken en fijngemalen slachtafval.’
‘Jullie juffrouw is niet goed bij haar hoofd.’
‘Hoe kun je dat nou zeggen? Je bent zelf niet goed snik.’
Cassie stond op het punt tussenbeide te komen, maar Dylan was haar voor.
‘Je moet kiezen, Maddie,’ waarschuwde hij, ‘je bent voor me of je bent tegen me.’
Cassie begreep niet goed wat hij daarmee wilde zeggen. Maar Madison zweeg en ging zitten.
‘Kan ik je ergens mee helpen, Ryan?’
Cassie liep naar het fornuis, waar Ryan net een kokende pan van het vuur haalde.
Hij keek haar even aan en glimlachte.
‘Alles onder controle. Althans, dat hoop ik. Het eten is klaar. Kom, jongens, opscheppen!’
‘Wat een leuk topje, Cassie’, zei Madison.
‘Dank je. Heb ik in New York gekocht.’
‘New York? Wauw!’ riep Madison met ogen als schoteltjes. ‘Daar wil ik ook naartoe.’
‘De zesdeklassers zijn daar in juni geweest,’ zei Dylan, ‘voor economie. Ga economie doen, dan kun jij straks ook naar New York.’
‘Komt daar algebra aan te pas?’ informeerde Madison.
Dylan knikte.
‘Ik haat algebra. Het is saai. En moeilijk bovendien.’
‘Mij best. Dan ga je maar niet.’
Dylan schepte zich op, terwijl Ryan het gebruikte kookgerei in de gootsteen afspoelde. Madison keek opstandig. Cassie ging daarom gauw over op een ander onderwerp.
‘Je vader vertelde me dat je graag sport. Wat doe je ’t liefst?’
‘Hardlopen en turnen. Tennis vind ik ook leuk. Daarmee zijn we deze zomer begonnen.’
‘En jij bent wielerliefhebber?’ vroeg Cassie aan Dylan.
Hij knikte, terwijl hij geraspte kaas over zijn eten strooide.
‘Dylan wil prof worden,’ zei Madison, ‘en de Tour de France winnen.’
Ryan schoof nu ook aan.
‘De kans is groter dat je de een of andere schimmige wiskundige formule ontdekt,’ zei Ryan met een trotse blik op zijn zoon, ‘en daarmee een volledige beurs in Cambridge krijgt.’
Dylan schudde van nee.
‘Sorry, pap, het gaat toch echt de Tour de France worden.’
‘Eerst de universiteit’, zei Ryan streng.
Dylan gromde ten antwoord. Madison kwam er tussendoor met een vraag om meer sap en Cassie schonk haar glas vol. Cassie genoot zowel van het eten als van de samenspraak aan tafel. Ze had nog nooit iemand als Ryan ontmoet, wist ze. Hij was zo zelfredzaam en liefderijk. Ze vroeg zich af of de kinderen zich realiseerden hoe ze het getroffen hadden, met een vader die voor zijn gezin kookte. Na het eten stond ze op om de afwas te doen. Dat kwam neer op… de luxe vaatwasser volladen. Ryan legde uit, dat de kinderen een uur tv mochten kijken na het eten, mits ze geen huiswerk meer te doen hadden, en dat hij de wifi uitdeed als ze naar bed gingen.
‘Het is niet goed voor screenagers om de hele nacht te teksten’, vond hij. ‘En dat doen ze rustig, hoor, als ze de kans krijgen. Maar bedtijd is slaaptijd.’
Om halfnegen gingen de bloedjes braaf naar bed. Dylan kwam haar welterusten zeggen en vertelde dat hij morgenochtend voor dag en dauw opstond om te gaan fietsen met zijn vriendjes.
‘Wil je dat ik je wakker maak?’ vroeg Cassie.
Hij schudde zijn hoofd.
‘Dat hoeft niet, dank je’, zei hij en deed zijn slaapkamerdeur dicht.
Madison was wat spraakzamer. En Cassie zat een poosje op de rand van haar bed te luisteren naar alle dingen die ze konden gaan doen morgen, en naar haar weersvoorspelling.
‘Er is een snoepwinkel in het dorp en daar verkopen ze de mooiste gestreepte reep die je je kunt voorstellen. En snoep in de vorm van een wandelstok, die naar pepermunt smaakt. Van pappa mogen we daar meestal niet komen, maar misschien vindt hij het morgen wel goed.’
‘Ik zal ’t hem vragen’, beloofde Cassie, stopte haar in en knipte het licht uit.
Terwijl ze zachtjes de deur dichtdeed, dacht ze onwillekeurig aan de eerste nacht in haar vorige betrekking. Hoe ze als een blok in slaap gevallen was en te laat gereageerd had toen het jongste kind een nachtmerrie had. Ze was nog steeds ontdaan over de oorvijg die ze opgelopen had. Ze had toen direct haar congé moeten nemen, maar dat had ze niet gedaan, helaas. Cassie had er vertrouwen in dat Ryan zoiets nooit zou doen. Ze achtte hem niet eens in staat tot een verbale veeg uit de pan. Toen ze aan Ryan dacht, herinnerde Cassie zich het aanbod van een glas wijn op de veranda. Ze aarzelde. Ze zou graag nog wat tijd met hem doorbrengen, maar wist niet zeker of ze dat wel moest doen. Had hij het ernstig gemeend, toen hij zei dat ze hem gezelschap kon komen houden? Of had hij dat alleen gezegd uit wellevendheid?
Terwijl ze nog stond te dubben, ontdekte ze dat ze haar dikste jas al aangetrokken had. Ze kon immers even gaan kijken hoe hij zou reageren. Als hij er blijk van gaf haar aanwezigheid niet op prijs te stellen, kon ze snel haar glas leegdrinken en naar bed gaan. Op de trap was ze nog steeds met zichzelf in discussie. Als werknemer hoorde men niet na werktijd een glas te gaan drinken met zijn werkgever. Toch? Als ze professioneel was, moest ze nu naar bed gaan. Anderzijds had Ryan de grenzen van wat betamelijk was, al verlegd door niet moeilijk te doen over een werkvergunning en haar zwart te willen betalen. Ze was een vriend van de familie, had hij gezegd. En samen een glas drinken na het diner was nou precies wat een vriend van de familie zou doen.
Ryan was verrukt toen hij haar zag. Ze ontspande meteen toen ze zijn oprechte glimlach zag.
Hij stond op, nam haar bij de arm en liet haar niet los voor ze veilig op een verandastoel zat. Haar hart maakte een sprongetje toen ze zag dat er al een extra wijnglas op het tafeltje stond.
‘Houd je van Chardonnay?’
Cassie knikte.
‘En of.’
‘Om eerlijk te zijn ben ik geen wijnkenner; ik vind een glas boers rood het lekkerst. Maar een kist met deze uitmuntende wijn werd me onlangs aangeboden door een dankbare klant, na een vruchtbaar dagje zeevissen. En eerlijk is eerlijk, hij is een feest voor de zintuigen. Proost.’
Ryan boog zich een beetje voorover en tikte lichtjes met zijn glas tegen het hare.
‘Vertel me eens wat meer over je onderneming’, zei Cassie.
‘Ik ben twaalf jaar geleden begonnen met Zuidwaarts Zeilen b.v., na de geboorte van Dylan. Met zijn komst ging ik opeens nadenken over een doel in het leven, en over wat ik mijn kinderen bieden kon. Na school had ik drie jaar bij de Koninklijke Marine gezeten. Ik schopte het tot dekofficier. De zee zit me in ’t bloed. Ik heb zelfs nooit over werk op de vaste wal gepeinsd.’
Cassie knikte.
‘Toen Dylan ter wereld kwam,’ hernam Ryan, ‘kwam het toerisme hier net van de grond. Dus ik diende mijn ontslag in – ik was destijds filiaalleider voor een scheepswerf in Cornwall – en kocht mijn eerste boot. Spoedig volgde een tweede. En vandaag heb ik een vloot van zestien, in allerlei soorten en maten. Motor- en zeilschepen. En mijn oogappel is een nieuw charterjacht, dat vooral populair is bij zakelijke klanten.’
‘Wat geweldig, zeg’, zei Cassie vol bewondering.
‘Het is een groot succes geworden. Ik heb er zoveel aan te danken. Een goed inkomen, een heerlijk leven en het huis van mijn dromen. Letterlijk, hè! Ik heb het ontworpen naar een droom die ik altijd had. Ook al heeft de architect goddank mijn wildste ideeën naast zich neergelegd. Anders zou het waarschijnlijk al in zee gedonderd zijn.’
Cassie lachte.
‘Maar het is pootaan, schat ik, jouw bedrijf.’
‘Oh, absoluut’, antwoordde Ryan terwijl hij over zee staarde. ‘Als bedrijfseigenaar breng je voortdurend offers. Je maakt lange dagen. Ik heb zelden een vrij weekend. Omdat jij zou komen, heb ik vandaag een voorman gevraagd mijn zaken waar te nemen. Ik denk dat…’
Hij richtte opeens een ernstige blik op haar.
‘Ik denk dat daarom mijn huwelijk op de klippen gelopen is.’
Ze voelde haar hart in de keel, vol verwachting. Dat hij haar in vertrouwen nam, zeg. Nu al. Ze knikte bemoedigend, in de hoop dat hij zou doorgaan. Wat hij na een stilte inderdaad deed.
‘Toen de kinderen klein waren, was het gemakkelijker voor Trish, mijn vrouw, om te aanvaarden dat mijn werk voor mij op de eerste plaats kwam. Maar toen ze haar niet meer vierentwintig uur per dag nodig hadden, wilde ze kennelijk… Wel, dat ik hun plaats zou gaan innemen, denk ik. Ze begon onredelijke eisen te stellen als het ging om emotionele steun, tijd, aandacht. Ik werd er gek van, en het leidde tot conflicten. Ze was een onafhankelijke vrouw geweest. Dat vond ik aanvankelijk ook het aantrekkelijke, maar… mensen kunnen veranderen. En ik denk dat dat met haar gebeurd is.’
‘Dat klinkt heel triest’, zei Cassie.
Haar glas was bijna leeg en Ryan vulde het bij, voor hij zichzelf bijschonk.
‘Het was verschrikkelijk. Ik kan niet eens goed uitleggen hoe chaotisch het was. Als je van iemand houdt, geef je niet zo snel op en als de liefde opeens weg is, doe je er alles aan om haar terug te vinden. Je hoopt, je bidt, je smeekt, dat je terug mag krijgen wat je zo hoogachtte. Ik heb het geprobeerd, Cassie. Echt. Met alles wat ik in me had. En toen ik eindelijk inzag dat het niets uithaalde, voelde dat als een persoonlijke nederlaag.’
Cassie voelde zich naar hem toe neigen.
‘Wat beangstigend dat zoiets kan gebeuren.’
‘Je koos het juiste woord. Heel erg beangstigend. Het gaf me het gevoel dat ik tekortschoot. Ik voelde me zo machteloos. Ik denk niet lichtvaardig over het huwelijk, weet je. Voor mij is het voor eeuwig. Toen Trish ervandoor was, moest ik mezelf als het ware herijken. Wie was ik?’
Cassie sloot een moment haar ogen. Ze kon de zielenpijn horen in zijn stem. Het was nog vers allemaal, een open wond. Het getuigde van heldenmoed, vond ze, om het te verstoppen achter een luchtige façade en veel grappenmakerij. Ze stond op het punt om Ryan te vertellen hoezeer ze hem bewonderde om de koersvastheid die hij toonde bij zoveel tegenwind. Maar op het nippertje weerhield ze zich daarvan, in het besef dat zoiets geen pas gaf. Ze kende hem amper. Wat of wie gaf haar het recht met zo’n beoordeling over haar werkgever op de proppen te komen na slechts een paar uurtjes in zijn gezelschap? Waar zat haar verstand? Had ze dat nog? Cassie vond dat de wijn haar naar het hoofd gestegen was. Ze moest op haar woorden letten. Alleen omdat hij knap, intelligent en aardig was, hoefde ze zich nog niet als een verliefde bakvis te gedragen. Ze zou zichzelf alleen maar voor schut zetten. Of erger.
‘Ik denk dat ik je zo langzamerhand je rust moet gunnen’, zei Ryan en zette zijn glas neer. ‘Je zult wel geradbraakt zijn na de lange rit vandaag en de ontmoeting met mijn herrieschoppers. Bedankt voor je gezelschap. Het betekent veel voor me dat ik met je over die dingen kan praten.’
‘Het is een genoeglijke wijze om de dag uit te luiden,’ gaf ze toe, ‘en je komt zo tot rust.’
Ze was totaal niet tot rust gekomen. Ze was opgewonden, door de intimiteit van hun gesprek. Toen ze naar binnen gingen, bleef ze maar nadenken over wat hij met haar gedeeld had. Terug op haar kamer scande ze snel de sms’jes, dankbaar dat dit huis online was. In haar vorige betrekking had ze niet eens telefoonsignaal gehad, totaal afgesneden van de buitenwereld. Nadien had ze pas beseft hoe eng dat eigenlijk was, voor als de nood aan de man kwam. Cassie zag dat er niet veel bijzonders bij zat, wat dingetjes van vrienden in de VS.
Toen zag ze een bericht dat eerder op de avond binnengekomen was, van een onbekend mobiel nummer hier in Engeland. Alleen dat al deed bij haar een paar alarmbellen rinkelen. En, toen ze het bericht opende, was het alsof een klamme hand zich rond haar maag sloot.
‘Wees voorzichtig’, luidde de boodschap.