Читать книгу Nederlandsche dames en heeren - Brink Jan ten - Страница 12

III.

Оглавление

De „officiëele brief” van Jasper Jodocus lag op de schrijftafel van Koenraad Vechters, den onlangs uit Italië en Duitschland met een lintje teruggekeerden schilder. De inhoud was zoo stijf mogelijk. Mijnheer en mevrouw Caspar Janssen van der Comme wenschen hunne twaalf-en-een-halfjarige echtvereeniging met eene feestviering te herdenken, waartoe de heer Koenraad Vechters wordt uitgenoodigd. Er wordt gunstig antwoord verwacht met vijf letters van gelijkluidende Fransche woorden, enz. enz.

Vechters had gunstig geantwoord, en thans, nu de feestdag was aangebroken, vindt men hem diep mijmerend in 't kleine vertrekje, 't welk zijne goede moeder zijne „studeerkamer” pleegt te noemen. En wel niet volkomen onjuist, want Vechters wijdt zich met kloeken ijver aan veel ernstiger studie, dan menigeen zijner broeders in de kunst dit noodig zou achten, schoon hij hier toch het meest komt, om zich eenvoudiglijk een oogenblik te verpoozen van ingespannen arbeid op zijn atelier. Heden inzonderheid wilde zijn werk hem niet vlotten, zijne gedachten zwierven telkens af, zijn penseel maakte gedurig eene doellooze kennis met al de kleuren van zijn palet. Zuchtend had hij den ezel verlaten, en, toen hij zijn leescelletje binnentrad, plooide er zich dieper rimpel in zijn voorhoofd, sprak er feller smarte uit de saamgeknepen lippen, dan dat het vooruitzicht der koperen bruiloft des heeren Van der Comme er ooit de eenige oorzaak van zijn konde.

Toch kwelde en pijnigde hem de gedachte aan dat feest. Men zal een rasschen blik op zijn verleden moeten slaan, om die bekommering recht te doen. Koenraad Vechters was de oudste zoon van een braaf hoofdofficier. 't Was dezen wel gelukt door verdienste en beleid eene aardige verzameling ridderkruisen te winnen, maar, toen zijne wankelende gezondheid hem minder bruikbaar maakte voor den dienst, had men den in elk opzicht uitmuntenden krijgsman, nauwelijks vijftiger, op pensioen gesteld en zedelijk gedood. Toen hij een jaar later stierf, liet hij eene weduwe en vier kinderen achter, zonder eenige middelen van bestaan, dan een sober jaargeld, persoonlijk eigendom zijner echtgenoote. Koenraad was de oudste, en de eenige zoon. Majoor Vechters had hem lust voor den krijgsdienst pogen in te boezemen. 't Was volkomen mislukt. Lang worstelde de natuurlijke aanleg des zoons tegen den vasten wil des vaders. Eindelijk had Majoor Vechters toegegeven, Koenraad mocht schilderen zooveel hem gelustte: zelfs werd er voor zijn onderwijs en ontwikkeling groote zorg gedragen.

Toen zijn vader overleed, had Koenraad zijn achttiende jaar bereikt. Reeds was hij algemeen bekend door zijn duidelijk sprekenden aanleg, en werden sommige zijner stukken bijzonder geprezen. Thans kwam eene zware taak op zijne schouders rusten. Hij moest zijne moeder en drie zusters moediglijk steunen in den zwaren strijd des levens. Hij doorzag in een oogwenk den toestand zijner familie. Ridderlijk trad hij voorwaarts, en nam hij op zich het verweesde gezin bij te staan met al zijne kracht, met al zijn talent en al zijn tijd. Lessen geven in de muziek en teekenen werd zijne daaglijksche taak, en alleen steelsgewijze sloop hij naar zijn atelier, om er de kwalijk verdrongen, maar heimlijk gloeiende liefde voor zijne kunst eenige oogenblikken naar hartewensch te boeten.

In dit tijdperk bezocht hij van tijd tot tijd de schitterende feesten van Caspar Janssen. Hij werd er algemeen bemind om zekere onuitputtelijke, vroolijke luim, om de geestdrift, waarmee hij elks feestelijke stemming wist aan te vuren, om de onvermoeide welbespraaktheid, waarmee hij ieder wist te onderhouden, te boeien, te vermaken. Op zekeren avond bevond zich daar eene gast, eene blondine, half verborgen onder de schitterende, bont gedoste menigte—maar aanstonds opgemerkt door Vechters. Argeloos had de jonge kunstenaar haar bespied, argeloos haar gesproken en bewonderd, toen hij zich plotseling betrapte op heeterdaad van verliefdheid, als de fraaie wereld het noemt, van vurige vereering en geheele wijding des harten, als hij het bij zich zelven heette.

Pauline van Someren was de dochter van een zeer vermogend rentenier, die weleer op Java door geluk en vlijt en.... eenige welbestierde suikerfabrieken zich vrij aanzienlijken rijkdom verworven had. Van tijd tot tijd zag Vechters haar weer. Zwijgen en wanhopen lag niet in eene krachtige, voortvarende natuur als de zijne. Dat Pauline zijne eerbiedige, zijne teedere en schuchtere hulde aangenomen had, dat zij den wensch van zijn hart kende, goedkeurde en aanmoedigde, was hem zekerheid uit ieder woord, iedere daad, iederen blik—zoodra hij aan hare zijde stond, en haar met onuitsprekelijke bewondering mocht aanstaren.

Kloek en vastberaden meldde Vechters zich op eens bij den heer Van Someren aan. 't Zou der moeite waard geweest zijn, u bij het onderhoud tusschen den jongen, verliefden, openhartigen, talentvollen kunstenaar en den bejaarden, trotschen, koudbloedigen, zelfzuchtigen oud-gast tegenwoordig te doen zijn. Thans slechts dit. De heer Van Someren luisterde met een gezicht zonder uitdrukking naar het lange verhaal, dat Vechters zich verplicht waande den vader zijner Pauline omtrent zijne familie, zijne maatschappelijke betrekking en zijne vooruitzichten mee te deelen. Toen deze daarna zich van zijn zetel ophief, en grof glimlachend, zijne verwondering te kennen gaf over den moed, welken de jonge muziek- en teekenonderwijzer in zijne tegenwoordigheid had aan den dag gelegd—toen hij met een enkel brutaal woord en een enkel even brutaal gebaar den jonkman alle hoop op zijne goedkeuring en toestemming had ontzegd—toen hij eindelijk schouderophalend den verslagen en hoogblozenden kunstenaar geraden had, later wat beter na te denken, en hem zonder groet den rug had toegewend, toen kroop er een bittere wrok in Vechters' diep gekrenkt gemoed, en ving er een zware strijd aan tusschen de oprechte, reine liefde, die zijne ziel met jubel en zonnegloed had vervuld, en de pijnigende herinnering aan de onbeschofte beleediging, die hem tranen van verkropte spijt en woede had doen weenen.

Vechters had een fieren ridderlijken aard. Onverdiende krenking griefde hem bitter, maar allerbitterst viel het hem de laatdunkende minachting van zijn persoon, zijn stand, zijn talent te dragen. Van dit oogenblik af besloot hij Pauline van Someren nimmer weder te zien. Hij hield woord. Wel openbaarde zich het inwendig lijden door zichtbare teekenen in zijn uiterlijk, maar hij verdubbelde in vlijt en werkzaamheid, maar hij wijdde zich met koortsachtigen ijver aan zijne kunst, aan haar alleen—en de zorgende, liefderijke genegenheid zijner moeder meewerkende, kwam hij allengs tot kalmer stemming, tot berusting en weemoedige tevredenheid.

Eensklaps werd hij nu door het blijde bericht verrast, dat zijn jongste schilderwerk, zonder groote verwachting ter tentoonstelling gebracht, met de gouden rijksmedaille was bekroond. Dit feit hief den gedrukte werkelijk omhoog. Lang reeds had men zijne geestige teekening geprezen, maar nu men eene frissche, aantrekkelijke en geheel oorspronkelijke kleur hoe langer hoe meer als een hoogst opmerkelijk kenteeken van zijn talent moest waardeeren, nu vielen hem alle kunstrechters toe, en aarzelde de Jury niet den veelbelovenden jonkman het eermetaal aan te bieden. 't Was of hij thans voor goed zijne wijding tot kunstenaar ontvangen had, met dubbelen ijver keerde hij tot zijn atelier terug, en alras begon zijn penseel op betere wijze in de behoefte van zijne familie te voorzien, dan zijn moedig les geven ooit had kunnen doen.

Dagelijks blonk het talent van Vechters op schitterender wijze uit. Niemand twijfelde meer, hem als uitstekend schilder te huldigen, zijne kunstbroeders onderkenden in hem een machtigen mededinger, zijne beschermers en bewonderaars eene star van de eerste grootte. Weldra had men hem fondsen toegeschikt, tot het doen eener kunstreis naar Italië—en welk gebruik hij van deze heerlijke gelegenheid gemaakt had, kon het ordelint getuigen, hem door den smaakvollen Koning van Beieren gegeven. Bij zijne terugkomst was hij allerwege met open armen ontvangen, ieder had hem om strijd geprezen en gelukgewenscht. Meer en meer had hij nu met onbekrompenheid zich kunnen kwijten van zijne plichten als dankbaar zoon en liefhebbend broeder. Alles lachte hem aan in de toekomst, toen eensklaps de doodonschuldige uitnoodiging tot de koperen bruiloft des heeren Van der Comme hem het verleden op 't pijnlijkst herinnerd had. Want nog was de wonde niet geheeld, en dikwerf nog huiverde hij van weedom bij 't herdenken van dien eersten smaad en die eerste liefde. En nu, op den morgen van het feest, nu bedacht hij bij zich zelven wat er geschieden kon, zoo hij zijns ondanks zich plotseling geplaatst vond in de tegenwoordigheid van Pauline van Someren.

Nederlandsche dames en heeren

Подняться наверх