Читать книгу De Laatste Plaats In De Hindenburg - Charley Brindley - Страница 2
Hoofdstuk een
ОглавлениеSetting: Heden, in een klein land in Centraal-Azië
Ze rolde van haar brits, plaatste haar voeten op het ijskoude cement en keek naar de deur.
"Vijf… vier…" fluisterde ze, "drie… twee… een."
De deur zwaaide open en ze stapte naar buiten. "Goeiemorgen, Lurch."
De bewaker gromde.
Dat was de enige goeiemorgen die ze ooit kreeg van hem. Ze kende zijn naam niet, maar ze vond dat hij op 'Lurch' leek van de Addams Family: groot met een kolossaal, hoekig hoofd en beschaduwde oogkassen.
Nadat de zware deur dicht gebonsd was, ging Lurch richting de trap. Ze volgde hem op een paar passen afstand.
De bewaker droeg een ouderwets blauw en rood grenadiersuniform. Het had uitgerafelde mouwen en een versleten kraag, het had ook een goede wasbeurt en wat verstelwerk nodig.
Ze namen de trap drie verdiepingen naar beneden en gingen dan naar buiten naar de luchtplaats. Het was er verlaten zoals altijd om 10.00 uur als het haar beurt was. Waarom er geen andere gevangenen aanwezig waren, wist ze niet. Was het voor haar veiligheid… of voor die van hen?
Het slot klikte achter haar, dan sloot ze haar ogen, wendde haar gezicht omhoog en ademde diep in alsof ze de warme zonneschijn inademde. Na drieëntwintig uur opgesloten te zijn in haar ellendige cel voelde het als de eerste adem van de lente.
Na een moment van stilte, opende ze haar ogen. Een vliegtuigspoor boven haar hoofd leek wel een perfecte krijtstreep door de blauwe lucht.
Een vliegtuig dat zo hoog vliegt dat ik de motoren zelfs niet hoor. Gevuld met gelukkige drinkebroers op weg naar een of ander exotisch strand. Honderden mensen zonder zorgen. Zo hoog dat ze deze afgrijselijke kooi van steen en staal niet kunnen zien, laat staan het stipje vrouw dat erin gevangen zit.
Ze zuchtte, keerde zich om en wandelde gezwind langs het gebouw. Als ze een muur bereikt had, ging ze naar links en wandelde nog een paar meter. Daar knielde ze om een steen op te rapen die tegen de muur lag. Het was een riviersteen, ongeveer zo groot als een pakje Camel. Glad en rond met aan de zijkant een klein stukje dat geslepen was. Met de steen verborgen in haar hand ging ze naar de buitenmuur die vier meter boven haar uittorende. Ze stopte en keek vier meter omhoog naar de prikkeldraad die als een spiraal op de bovenste rand lag. Hij lag over een dubbele rij gebroken glas – groene en bruine restanten gebroken wijnflessen van de werklui die al lang verdwenen waren. Het glas was in mortel verankerd en de scherpe scherven vingen de morgenzon en sneden hem in wel duizend onbeweeglijke diamanten.
Ook al zou het mogelijk zijn om de muur te beklimmen, zich door het prikkeldraad murwen en over het gebroken glas kruipen, zou onmogelijk zijn. Met een zware draadschaar zou ze de prikkeldraad door kunnen knippen en het gebroken glas eraf kunnen slaan. Maar er zouden nog kleine brokjes uit de mortel blijven steken. Misschien kon een dik deken over het glas helpen… maar dat had ze ook niet. En zelfs al lukte het haar om bovenop de muur te raken, hoe moest het dan verder? Vier meter naar beneden aan de andere kant, misschien meer. Misschien veel meer. Ze wist dat de gevangenis tegen een bergwand gebouwd was want ze kon besneeuwde bergtoppen zien achter het grijze granieten gebouw. Het kon zelfs een echte klif zijn aan de andere kant van de muur.
Ze stapte vooruit en keek naar de muur. Ze staarde even naar de rij x'en. Met de scherpe rand van haar steen kerfde ze op het einde van de rij een schuin streepje voor een nieuwe x. Ze wist dat hij de x zou vervolledigen als hij na de middag buiten kwam.
Lang geleden al had ze zich voorgenomen om zich van het leven te benemen als er ooit twee x'en na elkaar onvolledig bleven en de lichtweerkaatsing van voor zijn raam verdween.
Het zou best eenvoudig zijn. Ophouden met eten. Het eten door het toilet spoelen. De bewakers zouden niets vermoeden tot het te laat was om haar van de hongerdood te redden.
Of ze kon Lurch aanvallen op weg naar de luchtplaats en hem zo dwingen haar neer te schieten. Een snel einde was misschien te verkiezen boven zich tien dagen uithongeren tot ze stierf.
Als ze zou proberen te verhongeren, konden ze haar bewusteloze lichaam naar de ziekenboeg brengen en haar er weer bovenop helpen met intraveneuze voeding. Nee, het zou beter zijn zich door Lurch te laten neerschieten met zijn kalasjnikov.
Ze telde de x'en: negentien. De rij erboven telde er twintig en die daarboven ook. Ze stapte achteruit en staarde naar de vele rijen x'en. De x'en op het linker gedeelte van de muur waren al vervaagd.
Drieduizend zevenhonderdnegentien x'en. Een voor elke dag dat ze gevangen zaten.
Ze keek naar het gebouw. Als ze omhoogkeek, zag ze de derde verdieping; haar verdieping. Als ze verder omhoogkeek, zag ze de zesde verdieping; zijn verdieping. Ze telde de getraliede vensters van rechts… zeven… acht… negen. Daar. Zijn venster. Ze keek geconcentreerd. Dan zag ze het: een snelle lichtweerkaatsing. Hoe hij het deed, wist ze niet, maar zelfs als het bewolkt was, maakte hij dit subtiele signaal. Het stelde niet veel voor, gewoon een korte lichtweerkaatsing, maar haar hele bestaan draaide rond dit moment, die fractie van een seconde tussen duizenden seconden elke dag die haar zowel vertelde dat hij nog leefde als dat hij van haar hield en dat ze samen deze beproeving zouden doorstaan.
Ze bracht de steen naar haar lippen met haar ogen op het venster, ze wist dat hij toekeek, net als zij elke middag deed terwijl hij hetzelfde ritueel uitvoerde.
Ze durfde geen ander teken geven dan de steen naar haar lippen brengen, bang dat iemand het zou zien en zou weten dat ze communiceerden.
Er waren veel meer gevangenen. Hoeveel precies wist ze niet, maar ze voelde honderden ogen die op haar gericht waren. Het waren allemaal mannen, behalve een persoon. Enfin, ze wilde toch geloven dat er zich nog een vrouw, Kauen Bogdanovka genoemd, in die immense, vreselijke gevangenis bevond. Het was best verontrustend om de enige vrouw te zijn tussen honderden mannen, zelfs in afzondering.
Enkel zij en haar echtgenoot maakten gebruik van deze specifieke luchtplaats. Er waren nog twee grotere luchtplaatsen links en rechts van haar, waar de andere gevangenen in groepjes buiten mochten. Ze kon hen niet zien, maar ze hoorde hun geroep als ze sportten of vochten met elkaar.
Waarom zij afgezonderd waren, wist ze niet. Misschien waren ze te waardevol om blootgesteld te worden aan het geweld van de andere gevangenen. Ze voelde zich in elk geval helemaal niet waardevol.
De cellen bevonden zich achteraan het gebouw en bleven de hele dag donker, dus kon ze er niet in kijken vanop de luchtplaats.
Ik zou een moord begaan om eens vijf minuten te mogen babbelen met een vrouw – of zelfs met Lurch, ook al spreekt hij waarschijnlijk geen Engels. Misschien spreekt hij Turks of Russisch.
Ze wandelde langs de buitenmuur tot ze het einde bereikte. Ze draaide naar links en wandelde naar het gebouw waar ze weer naar links draaide en voorbij de deur liep. Dan weer enkele passen naar links en daar legde ze de steen op zijn vaste plaats terug.
Haar versleten T-shirt met de vervaagde rode afbeelding van Che Guevara had geen mouwen, maar ze maakte een gebaar alsof ze een echte mouw opstroopte. Ze maakte hetzelfde eigenaardige gebaar met haar andere arm, alsof ze zich klaarmaakte om aan het werk te gaan.
Ze zette een halve stap naar links en nam dan dezelfde route als daarnet. Ze wandelde met een voet op haar route van zo-even. Helemaal rond de luchtplaats en terug naar de riviersteen, een stap naar links en dan steeds rond de almaar korter wordende perimeter tot ze exact in het midden van de luchtplaats stond. Daar ging ze met haar gezicht naar de grijze metalen deur op zes meter voor haar staan. Na een snelle blik op de zesde verdieping, beende ze naar de deur. Hij opende alsof op bevel.
* * * * *
Toen ze terug in haar cel was, ging ze aan het voeteinde van haar brits staan met haar rug naar de muur. Ze staarde geconcentreerd naar de tegenoverliggende muur.
Het had vier maanden geduurd om het onder de knie te krijgen. Jaren geleden, toen ze zeventien was, had ze gekeken naar straatdansers in New York City die hetzelfde deden; ze wist dus dat het mogelijk was. Het vereiste concentratie, snelheid en kracht in de onderbenen. De eerste paar keer dat ze het geprobeerd had, was ze hard op de betonnen vloer gevallen en had ze haar ellebogen en schouders gekwetst.
Ze concentreerde zich op de voetafdrukken op de muur, dan bukte ze zich en sprintte er naartoe. Ze sprong omhoog en plaatste haar linkervoet op de eerste voetafdruk, vijfenzeventig centimeter boven de vloer. Door gebruik te maken van haar momentum bracht ze haar rechtervoet omhoog tot aan de tweede voetafdruk en duwde ze zich af. Ze maakte een salto en met uitgestrekte armen landde ze op haar voeten met haar gezicht naar de muur waar de voetafdrukken nu stoffig waren door haar blote voeten. Ze boog en maakte een pirouette voor haar onzichtbare publiek.
Ze stapte achteruit en ging tegen de muur bij haar bed staan. Na een diepe ademhaling rende ze weer naar de tegenoverliggende muur.
Het was een belachelijke stunt, ze wist dat wel, maar het was een van de vele nutteloze routines die ze elke dag uitvoerde. Ze moest de tijd doden met activiteiten, om het even welke, anders zouden de stilte en de afzondering haar gek maken.
Nadat ze de stunt nog drie keer uitgevoerd had, liet ze zich vallen om push-ups te doen op een hand.
Ook om deze oefening perfect uit te voeren, had ze maanden moeten trainen. Toen ze pas gevangengenomen waren, waren zij en haar echtgenoot in goede fysieke conditie geweest; dat was noodzakelijk in hun beroep.
Ze was in staat geweest om veertig gewone push-ups te doen voor ze gevangengenomen werd. Na vier maanden kon ze er zeventig doen. Toen besloot ze ze op een hand te doen. In het begin kon ze er zelfs niet een doen, maar uiteindelijk kon ze zichzelf ondersteunen op haar rechterhand. Nu, met een hand op haar rug, kon ze twintig push-ups doen op een hand in minder dan vijfenveertig seconden.
Na de push-ups ging ze naar de lavabo om haar gezicht te wassen. Naast de lavabo was er een toilet en erboven een gepolijste metalen spiegel. Het metaal weerspiegelde haar niet zo goed, maar het was voldoende om haar haar te fatsoeneren.
Ze trok haar kastanjebruine haar naar achter over een schouder. Ze wilde het mooi knippen, maar ze lieten haar geen scherpe dingen hebben. Ze had wel geleerd haar haar in te korten door het tegen de geroeste tralies voor haar venster te wrijven.
Het haar dat ze zo had afgeknipt, hield ze en ze vlocht de rafelige lokken in een lange streng. Misschien kwam er ooit een dag waarop ze het als een touw rond de nek van Lurch zou slaan om hem te wurgen.
Met een glimlach droogde ze haar gezicht met de enige handdoek die ze had en hing hem terug aan het haakje aan de muur.
Bij het raam kruiste ze haar armen en staarde ze naar de Perzisch blauwe herfstlucht waar drijvende cumuluswolken in de westenwind zweefden.
In haar venster zat geen glas; alleen zeven geroeste stalen tralies. In de zomer voorzag het venster haar van een zacht briesje, maar in de winter floot de koude noordenwind door de tralies.
Tijdens de koudste maanden kreeg ze twee ruwe wollen dekens van de bewakers. Ze hing dan een over de tralies om de wind en de sneeuw tegen te houden. En de tweede spreidde ze over haar dunne laken.
Ze draaide zich en stapte naar het midden van haar cel. Ze deed haar ademhaling vertragen, draaide zich naar de vastgeklonken deur en startte een trage tai-chi-oefening die 'treden op de staart van de tijger' heette.
Een half uurtje later liet ze zich op haar brits vallen en staarde ze naar de watervlekken op het plafond waar zigzaggende barsten zich een weg baanden naar de muren. Ze herkende bomen en bergen in de random krullen. Vage vormen en spookachtige beelden vormden samen een figuur die leek op een kind met een bedrukt gezicht.
Herinneringen overspoelden haar en brachten een vloedgolf van verdriet met zich mee.
Ze rolde zich met haar gezicht naar de muur, trok haar knieën stevig tegen haar borsten en snikte.