Читать книгу Moord in het landhuis - Fiona Grace, Фиона Грейс - Страница 7

HOOFDSTUK TWEE

Оглавление

‘Je bent officieel gek geworden, zus.’

‘Schat, je handelt irrationeel.’

‘Is alles goed met tante Lacey?’

De woorden van Naomi, mam en Frankie herhaalden zich in Lacey’s hoofd toen ze uit het vliegtuig op het asfalt van Heathrow Airport stapte. Misschien was ze niet goed snik geweest, om met de eerste vlucht uit JFK te vertrekken, zeven uur in een vliegtuig te zitten met niets anders dan haar tas, haar gedachten en een draagtas vol kleren en toiletartikelen die ze op het vliegveld had gekocht. Maar Saskia, New York en David de rug toekeren was een opwindend gevoel geweest. Het had haar een jong gevoel gegeven. Zorgeloos. Avontuurlijk. Dapper. In feite had het haar aan de Lacey Doyle herinnerd die ze VD was geweest, ‘Vóór David’.

Het nieuws aan haar familie vertellen dat ze zonder waarschuwing naar Engeland vertrok, met de telefoon op de luidspreker nota bene, was minder opwindend geweest, omdat geen van hen een filter leek te bezitten en ze alle drie dezelfde slechte gewoonte hadden om hardop te zeggen wat ze dachten.

‘Stel dat je ontslagen wordt?’ had mama gejammerd.

‘O, ze zal zeker ontslagen worden,’ had Naomi ingestemd.

‘Heeft tante Lacey een zenuwinzinking?’ had Frankie gevraagd.

Lacey zag voor zich hoe ze alle drie rond een vergadertafel zaten en hun best deden om haar bubbel te laten barsten. Maar dat was natuurlijk niet de realiteit van de situatie. Als haar naasten was het hun taak om haar de harde waarheden voor te schotelen. Wie anders zou het doen in dit nieuwe, onbekende ND-tijdperk, ‘Ná David’?

Lacey stak de ontvangsthal over en liep achter de rest van de vermoeide passagiers aan. De beroemde Engelse motregen hing in de lucht. Tot zover de lente. Terwijl het vocht haar haren liet kroezen, kreeg Lacey eindelijk tijd om na te denken. Maar er was nu geen weg terug meer, niet na een vlucht van zeven uur en de honderden dollars die van haar bankrekening waren afgeschreven.

De terminal was een enorm tuinkasachtig gebouw, geheel van staal en strak blauw getint glas, bekroond met een ultramodern gebogen dak. Lacey ging de glimmende, betegelde ruimte binnen, versierd met kubistische muurschilderingen gesponsord door de vreemd klinkende British Building Society, en ging in de rij voor de paspoortcontrole staan. Toen ze aan de beurt was, was de douanebeambte in het hokje een fronsende blonde vrouw met zwarte, getekende wenkbrauwen. Lacey overhandigde haar paspoort.

‘Reden van bezoek? Zaken of vakantie?’

Het accent van de douanebeambte was hard, ver van de zacht en vriendelijk sprekende Britse acteurs van haar favoriete talkshows waar Lacey zo van gecharmeerd was.

‘Ik ben op vakantie.’

‘Je hebt niet eens geen retourticket.’

Door de ongebruikelijke grammatica duurde het even voor Lacey’s brein om te begrijpen wat de vrouw eigenlijk zei. ‘Het is een vakantie voor onbepaalde tijd.’

De douanebeambte trok haar grote, zwarte wenkbrauwen op en haar frons veranderde in achterdocht. ‘Als je van plan bent om hier te werken, dan heb je een visum nodig.’

Lacey schudde haar hoofd. ‘Dat ben ik niet van plan. Het laatste wat ik hier kom doen is werken. Ik ben net gescheiden. Ik heb wat tijd en ruimte nodig om mijn hoofd leeg te maken, ijs te eten en slechte films te kijken.’

De gelaatstrekken van de douanebeambte werden onmiddellijk zachter van empathie, waardoor Lacey de duidelijke indruk kreeg dat ze ook een lid van de Club van Zielige Gescheiden Vrouwen was.

Ze gaf Lacey haar paspoort terug. ‘Geniet van je verblijf. En hoofd omhoog, oké?’

Lacey slikte de brok weg die zich in haar keel had gevormd, bedankte de douanebeambte en ging door naar de aankomsthal. Daar stonden verschillende groepjes mensen te wachten tot hun geliefden zouden verschijnen. Sommigen hielden ballonnen vast, anderen bloemen. Een groep heel blonde kinderen had een bordje met de tekst: ‘Welkom thuis mama! We hebben je gemist!’

Natuurlijk was er niemand om Lacey te begroeten, en terwijl ze door de drukke hal liep op weg naar de uitgang, dacht ze na over hoe ze nooit meer door David op een vliegveld begroet zou worden. Had ze het maar geweten toen ze van die zakenreis terugkwam – antieke vazen kopen in Milaan – dat dat de laatste keer zou zijn dat David haar op het vliegveld zou verrassen met een grijns op zijn gezicht en een grote bos kleurrijke margrieten in zijn armen. Dan zou ze er meer van genoten hebben.

Buiten hield Lacey een taxi aan. Het was zo’n typische zwarte Britse taxi, waarvan de aanblik haar onmiddellijk een steek van nostalgie bezorgde. Zij, Naomi en hun ouders hadden al die jaren geleden, tijdens die noodlottige, laatste familievakantie, ook in een zwarte taxi gereden.

‘Waar wil je heen?’ vroeg de gedrongen bestuurder, terwijl Lacey op de achterbank gleed.

‘Wilfordshire.’

Er ging even wat tijd voorbij. De bestuurder draaide zich nu helemaal naar haar om en keek haar aan met een diepe frons in zijn borstelige wenkbrauwen. ‘Weet je dat dat twee uur rijden is?’

Lacey knipperde met haar ogen, niet zeker wat hij haar probeerde te vertellen.

‘Dat is prima,’ zei ze, en ze haalde haar schouders een beetje op.

Hij zag er nog verbijsterder uit. ‘Je bent een Amerikaanse, toch? Nou, ik weet niet hoeveel je dáár aan een taxirit uitgeeft, maar aan deze kant van de plas kost een rit van twee uur je een behoorlijk duit.’

Zijn abrupte manier van doen verraste Lacey, niet alleen omdat het niet overeenkwam met het beeld in haar hoofd van een brutale Londense taxichauffeur, maar vanwege de verborgen suggestie dat ze zich zo’n rit niet kon veroorloven. Ze vroeg zich af of het iets te maken had met het feit dat ze als vrouw alleen op reis was. Niemand had David ooit in twijfel getrokken als ze samen lange taxiritten maakten.

‘Ik kan het betalen,’ verzekerde ze de taxichauffeur, en haar toon was een beetje ijzig.

De chauffeur draaide zich terug naar voren en drukte op de startknop van de teller. Het ding piepte en er flitste een groen pond-symbool op, waarvan de aanblik een nieuwe golf van nostalgie in Lacey veroorzaakte.

‘Zolang als je dat maar kunt,’ zei hij, en hij reed bij de stoeprand weg.

Tot zover de Britse gastvrijheid, dacht Lacey.

*

Ze kwamen de beloofde twee uur later in Wilfordshire aan, Lacey tweehonderdvijftig pond armer. Maar de dure rit en de minder dan vriendelijke taxichauffeur verbleekten zodra Lacey uit de auto stapte en diep de frisse zeelucht inademde. Het rook net zoals ze zich herinnerde.

De manier waarop geuren en smaken zulke sterke herinneringen konden oproepen vond Lacey altijd opmerkelijk, en nu was het niet anders. De zoute lucht veroorzaakte een plotselinge golf van zorgeloos genot vanbinnen, een gevoel dat ze al sinds haar vader was vertrokken niet meer had gevoeld. Het was zo sterk dat ze zich bijna vooroverboog. De onrust die de reactie van haar familie over de spontane reis haar had gegeven smolt gewoon weg. Lacey was precies waar ze moest zijn.

Ze liep door de hoofdstraat. De motregen die op Heathrow Airport had gehangen was nergens te bekennen en het laatste restje zonsondergang zette alles in een gouden licht, waardoor het er magisch uitzag. Het was precies zoals ze het zich herinnerde: twee parallelle rijen oude stenen huizen, tot aan de geplaveide trottoirs gebouwd, met hun originele glazen erkers die uitstaken in de straten. Geen van de etalages was gemoderniseerd sinds ze hier voor het laatst was geweest. Ze hadden allemaal nog steeds hun originele houten uithangborden, en elke winkel was uniek en verkocht alles van kinderkleding tot fournituren, baksels en kleine pakjes koffie. Er was zelfs een ouderwetse snoepwinkel, gevuld met grote glazen potten met gekleurde snoepjes, waar alles voor een penny per stuk kon worden gekocht.

Het was april en de stad was voor de komende paasdagen met gekleurde vlaggetjes versierd, allemaal tussen de winkels en kriskras over de straten gespannen. En er waren nog genoeg mensen op de been, mensen die net uit hun werk kwamen, vermoedde Lacey. Ze zaten buiten bij de pubs op picknickbanken een glas bier te drinken, of buiten bij een koffiezaakje aan bistrotafels ijs te eten. Iedereen leek in een goed humeur te zijn, en hun vrolijke gebabbel zorgde voor een geruststellend achtergrondgeluid, als witte ruis.

Lacey voelde een kalmerende golf van juistheid, pakte haar mobiel en maakte een foto van de hoofdstraat. Met de zilveren strook van de zee die aan de horizon glinsterde en de prachtige, met roze doorschoten lucht leek het net een ansichtkaart, dus deelde ze de foto met de Doyle Meisjes-appgroep. Naomi had de naam bedacht, tot grote ergernis van Lacey destijds.

Het is net zoals ik me herinnerde, voegde ze er onder de prachtige afbeelding aan toe.

Even later piepte haar telefoon in reactie. Naomi had geantwoord.

Het lijkt wel alsof je per ongeluk in Diagon Alley bent beland, zus.

Lacey zuchtte. Het was een typisch sarcastische reactie van haar jongere zus en ze had het kunnen verwachten. Omdat Naomi natúúrlijk niet gewoon blij voor haar kon zijn of trots op de manier waarop ze de regie over haar leven weer in eigen hand had genomen.

Heb je een filter gebruikt? kwam mama’s antwoord even later.

Lacey rolde met haar ogen en legde haar telefoon weg. Ze was vastbesloten om niemand haar humeur te laten verpesten en ze haalde diep en kalmerend adem. Het verschil in luchtkwaliteit in vergelijking met de vervuilde lucht in New York City die ze eerder die ochtend had ingeademd, was echt verbazingwekkend.

Ze liep door de straat, en haar hakken tikten op de keien. Haar volgende doel was om een hotelkamer te vinden voor het nog onbekende aantal nachten dat ze hier zou blijven. Ze bleef staan bij de eerste B&B die ze tegenkwam, The Shire, maar ze zag dat het bordje in het raam op ‘GEEN KAMERS VRIJ’ was gedraaid. Geen nood. De hoofdstraat was lang en als Lacey het zich goed herinnerde, dan waren er nog veel meer plekken waar ze het kon proberen.

De volgende B&B, Laurel’s genaamd, was suikerspinroze geverfd en het bordje verklaarde ‘VOLGEBOEKT’. Andere woorden, hetzelfde gevoel. Alleen deze keer veroorzaakte het een flikkering van paniek in Lacey’s borst.

Ze duwde het weg. Het was gewoon de angst die haar familie bij haar had opgeroepen. Er was geen reden om zich zorgen te maken. Ze zou snel genoeg een plek vinden.

Ze ging verder. Tussen een juwelierszaak en een boekhandel zat het Seaside Hotel dat was volgeboekt en voorbij de campingwinkel en schoonheidssalon had Carol’s B’n’B ook geen kamers vrij. Het ging maar door en door, totdat Lacey zich aan het einde van de straat bevond.

Nu begon de paniek echt. Hoe had ze zo stom kunnen zijn om hiernaartoe te komen zonder enige voorbereiding? Haar hele carrière behelsde dingen regelen, maar toch was ze er niet in geslaagd om haar eigen vakantie te organiseren! Ze had geen spullen bij zich en nu had ze ook nog eens geen kamer. Moest ze zich omdraaien en dezelfde weg terug nemen die ze was gekomen, nog een keer tweehonderdvijftig pond voor een taxi terug naar Heathrow betalen en de eerstvolgende vlucht naar huis nemen? Geen wonder dat David een alimentatieclausule had opgenomen: ze was helemaal niet te vertrouwen met haar geld!

Terwijl Lacey’s hoofd wervelde van angstige gedachten draaide ze zich om, alsof ze door hulpeloos naar de weg te kijken uit het niets een andere B&B tevoorschijn kon toveren. Pas toen besefte Lacey dat het laatste gebouw op de hoek, waar ze nu voor stond, een herberg was. The Coach House.

Lacey voelde zich dwaas, schraapte haar keel en kwam weer tot zichzelf. Ze ging naar binnen.

Het interieur was typisch dat van een pub: grote houten tafels, een schoolbord met in wit krijt het menu van die avond geschreven, een gokautomaat in de hoek met opzichtige flitsende lichtjes. Ze ging naar de bar, waar glazen planken vol stonden met flessen wijn en waar een rij kijkglaasjes hing, gevuld met een verscheidenheid aan dranken met verschillende kleuren. Het was allemaal heel apart. Er zat zelfs een oude dronkaard aan de bar te doezelen, en hij gebruikte zijn armen als kussen.

Het barmeisje was een tenger meisje met lichtblond haar, in een rommelig knotje boven op haar hoofd. Ze zag er veel te jong uit om in een pub te werken. Lacey besloot dat het kwam door de wettelijke leeftijd waarop je in Engeland alcohol mocht drinken en niet door het feit dat hoe ouder zij werd, hoe jonger de gezichten van anderen leken te worden.

‘Wat mag het zijn?’ vroeg het barmeisje.

‘Een kamer,’ zei Lacey. ‘En een glas prosecco.’

Ze had zin om iets te vieren.

Maar het barmeisje schudde haar hoofd. ‘We zijn voor Pasen helemaal volgeboekt.’ Ze deed tijdens het praten haar mond zo ver open dat Lacey de kauwgom kon zien waar ze op kauwde. ‘De hele stad is volgeboekt. Het is schoolvakantie en heel veel mensen nemen hun kinderen graag mee naar Wilfordshire. Er zal minstens veertien dagen niets beschikbaar zijn.’ Ze zweeg even. ‘Dus, alleen een prosecco dan?’

Lacey greep de bar om zichzelf in evenwicht te houden. Haar maag draaide zich in een knoop. Nu voelde ze zich echt de domste vrouw ter wereld. Geen wonder dat David haar had verlaten. Ze was een ongeorganiseerde puinhoop. Een zielig hoopje mens. Hier was ze dan en ze deed net alsof ze een onafhankelijke volwassene in het buitenland kon zijn, terwijl ze in werkelijkheid niet eens een hotelkamer voor zichzelf kon vinden.

Op dat moment zag Lacey vanuit haar ooghoeken een gestalte. Ze draaide zich om en zag een man naar haar toe komen. Hij was een jaar of zestig, droeg een geruit hemd dat in zijn spijkerbroek was gestopt, een zonnebril op zijn kale hoofd en een hoesje met een mobiele telefoon op zijn heup.

‘Zei je dat je op zoek bent naar een plek om te overnachten?’ vroeg hij.

Lacey stond op het punt om nee te zeggen. Ze was misschien wanhopig, maar om te gaan logeren bij een man die haar in een pub benaderde en die twee keer zo oud was als zij, dat was een beetje te Naomi-achtig voor haar smaak. Toen verduidelijkte de man: ‘Want ik verhuur vakantiehuisjes.’

‘O?’ antwoordde ze verbluft.

De man knikte en haalde een visitekaartje uit de zak van zijn spijkerbroek. Lacey bekeek het.

De gezellige, rustieke, charmante vakantiehuizen van Ivan Parry. Ideaal voor het hele gezin.

‘Ik ben volgeboekt, zoals Brenda al zei,’ ging Ivan verder, en hij knikte naar het barmeisje. ‘Afgezien van één huisje, dat ik net via een veiling op de kop heb getikt. Het is nog niet echt klaar om verhuurd te worden, maar ik kan het je laten zien, als je echt omhoog zit? Als ik het aanbied tegen een gereduceerd tarief, omdat het nog een beetje een rommeltje is... Gewoon om je te helpen totdat er weer hotels beschikbaar zijn.’

Opluchting stroomde door Lacey heen. Het visitekaartje zag er echt uit en Ivan had geen griezelalarm in haar hoofd veroorzaakt. Haar geluk kwam terug! Ze was zo opgelucht dat ze dat kale hoofd van hem wel had kunnen kussen!

‘Je bent een redder in nood,’ zei ze, en ze wist zich in te houden.

Ivan bloosde. ‘Wacht eerst maar tot je het hebt gezien voordat je dat oordeel velt.’

Lacey grinnikte. ‘Eerlijk, hoe erg kan het zijn?’

*

Lacey klonk als een vrouw die aan het bevallen was terwijl ze naast Ivan de kliffen op sjokte.

‘Is het te steil?’ vroeg hij bezorgd. ‘Ik had moeten zeggen dat het op de kliffen was.’

‘Het is geen probleem,’ piepte Lacey. ‘Ik... hou van... uitzicht op zee.’

Tijdens hun hele wandeling had Ivan laten zien dat hij het tegenovergestelde van een slimme zakenman was, want hij herinnerde Lacey steeds aan de beloofde korting (ondanks het feit dat ze niet eens over de prijs hadden gesproken) en vertelde haar herhaaldelijk er niet te veel van te verwachten. Nu, met haar bovenbenen die pijn deden van de wandeling, begon ze zich af te vragen of hij gelijk had om het te bagatelliseren.

Totdat het huis op de top van de heuvel verscheen. Zwart afgetekend tegen de vervagende roze lucht stond een hoog stenen huis. Lacey snakte naar adem. ‘Is dat het?’ vroeg ze ademloos.

‘Inderdaad,’ antwoordde Ivan.

Een kracht die uit het niets kwam gaf Lacey plotseling de energie om de rest van de kliffen op te lopen. Elke stap die haar dichter bij dat betoverende huis bracht, onthulde een ander verbluffend kenmerk: de charmante stenen gevel, het leien dak, de kronkelende rozenplant die zich om de houten palen van een veranda krulde, de oude, dikke, boogdeur als iets uit een sprookje. En de glinsterende, prachtige zee als omlijsting van het hele gebeuren.

Lacey’s ogen puilden uit en haar mond viel open toen ze zich er de laatste paar passen naartoe haastte. Op een houten bord naast de deur stond: CRAG COTTAGE.

Ivan kwam naast haar staan, met een grote sleutelhanger die in zijn handen rinkelde terwijl hij de bundel doorzocht. Lacey voelde zich als een kind bij de ijscowagen, ongeduldig wachtend op de ijsmachine om zijn ding te doen, enthousiast stuiterend op haar tenen.

‘Heb niet al te hoge verwachtingen,’ zei Ivan voor de zoveelste keer toen hij eindelijk de sleutel vond; een toepasselijk grote, roestige bronzen sleutel die eruitzag alsof hij het kasteel van Rapunzel zou moeten openen. Hij stak hem in het slot en de deur deed de open.

Lacey stapte gretig het huis binnen en werd getroffen door een plotseling, krachtig gevoel van thuiskomen.

De gang was op zijn zachtst gezegd rustiek, met onbehandelde houten vloerplanken en vervaagd vilten behang. Aan haar rechterkant was de trap met in het midden een rode zachte loper met gouden roeden, alsof de oorspronkelijke eigenaar dacht dat het een statig huis was in plaats van een schilderachtige cottage. Links van haar stond een houten deur open, alsof die haar wenkte om naar binnen te gaan.

‘Zoals ik al zei, het is een beetje aan de armoedige kant,’ zei Ivan toen Lacey naar binnen liep.

Ze bevond zich in een woonkamer. Drie van de muren waren bedekt met vervaagd pepermunt-en-wit gestreept behang, de andere pronkte met stenen blokken. Een groot erkerraam keek uit op de zee, met een vaste bank onder het raam. Een houtkachel met een lange zwarte goot nam de hele hoek in beslag, met een zilveren emmer ernaast gevuld met houtblokken. Een grote houten boekenkast besloeg bijna een hele muur. De bijpassende bank, fauteuil en voetenbank zagen eruit als originelen uit de jaren veertig. Alles had een goede afstofbeurt nodig, maar voor Lacey maakte dat alles alleen maar des te perfecter.

Ze draaide zich om naar Ivan. Hij keek ongerust terwijl hij op haar beoordeling wachtte.

‘Ik vind het prachtig!’ dweepte ze.

Ivans gezichtsuitdrukking werd er een van verrassing (met een vleugje trots, merkte Lacey op).

‘O!’ riep hij uit. ‘Wat een opluchting!’

Lacey kon zich niet inhouden. Vol opwinding snelde ze door de woonkamer en nam alle kleine details in zich op. Op de sierlijke boekenplank met houtsnijwerk lagen een paar mystery-boeken, hun bladzijden gekreukeld van ouderdom. Een porseleinen spaarpot in de vorm van een schaap en een klok die niet meer tikte stonden op de volgende plank, en onderin stond een verzameling delicate porseleinen theepotten. Voor een antiekliefhebber was het als een droom die uitkwam.

‘Mag ik de rest zien?’ vroeg Lacey, en haar hart zwol op.

‘Ga je gang,’ antwoordde Ivan. ‘Ik ga even naar de kelder om de verwarming en het water te regelen.’

Ze liepen de kleine, donkere gang in. Ivan verdween door een deur onder de trap, terwijl Lacey doorliep naar de keuken, haar hart kloppend van nerveuze verwachting.

Toen ze de deur binnenstapte, snakte ze hardop naar adem.

De keuken zag eruit als iets uit een levend museum uit het victoriaanse tijdperk. Er was een origineel zwart Aga-fornuis, koperen potten en pannen die aan haken hingen die in het plafond waren geschroefd, en een groot vierkant hakblok in het midden. Door de ramen kon Lacey een groot gazon onderscheiden. Aan de andere kant van de elegante dubbele deuren was een terras, waar een gammele tafel met stoeltjes waren neergezet. Lacey kon zich al helemaal voorstellen dat ze daar zat, met versgebakken croissants uit de patisserie terwijl ze biologische Peruaanse koffie uit een speciaal koffiewinkeltje dronk.

Plotseling rukte een enorm bonkend geluid haar ruw uit haar mijmering. Het kwam ergens onder Lacey’s voeten vandaan. Ze had de vloerplanken voelen trillen.

‘Ivan?’ riep Lacey, en ze liep de gang weer in. ‘Is alles goed?’

Zijn stem klonk door de open kelderdeur. ‘Dat zijn alleen de waterleidingen. Ik denk dat ze al jaren niet gebruikt zijn. Het kan even duren voordat ze zich aangepast hebben.’

Nog een enorme knal deed Lacey opspringen. Maar omdat ze de onschuldige oorzaak kende, kon ze dit keer niet anders dan lachen.

Ivan verscheen weer via de keldertrap. ‘Dat is allemaal opgelost. Ik hoop echt dat de waterleidingen niet te lang nodig hebben om zich aan te passen,’ zei hij nerveus.

Lacey schudde haar hoofd. ‘Het draagt alleen maar bij aan de charme.’

‘Je kunt hier dus blijven zolang als nodig is,’ voegde hij eraan toe. ‘Ik zal mijn oren openhouden en je laten weten of een van de hotels beschikbaar komt.’

‘Maak je geen zorgen,’ zei Lacey tegen hem. ‘Dit is precies wat ik zocht, ook al besefte ik dat niet.’

Ivan gaf haar een van zijn verlegen glimlachjes. ‘Dus is een tientje per nacht oké?’

Lacey’s wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Tien pond? Dat is iets van twaalf dollar of zo!’

‘Te veel?’ onderbrak Ivan haar, en zijn wangen gloeiden rood op. ‘Zou vijf beter zijn?’

‘Te wéínig!’ riep Lacey uit, zich ervan bewust dat ze de prijs omhóóg onderhandelde in plaats van omlaag. Maar de belachelijk ondergewaardeerde vergoeding die hij suggereerde kwam neer op diefstal, en Lacey zou niet profiteren van deze lieve, stuntelige man die haar had gered toen ze zich even een ‘jonkvrouw in nood’ had gevoeld. ‘Het is een historische cottage met twee slaapkamers. Geschikt voor een heel gezin. Als het eenmaal afgestoft en gepoetst is, dan kun je gemakkelijk honderden dollars per nacht aan deze plek verdienen.’

Ivan leek niet te weten waar hij moest kijken. Het was duidelijk dat over geld praten hem een ongemakkelijk gevoel gaf; nog meer bewijs, dacht Lacey, dat hij niet geschikt was voor het leven van een zakenman. Ze hoopte dat geen van zijn huurders van hem profiteerde.

‘Nou, laten we dan vijftien per nacht zeggen,’ stelde Ivan voor: ‘En ik zal iemand sturen om het afstoffen en poetsen te doen.’

‘Twintig,’ antwoordde Lacey. ‘En ik kan zelf afstoffen en poetsen.’ Ze grijnsde en stak haar hand uit. ‘Geef me nu de sleutel maar. Ik accepteer geen nee als antwoord.’

Het rood op Ivans wangen verspreidde zich tot aan zijn oren en helemaal tot in zijn nek. Hij knikte instemmend en legde de bronzen sleutel in Lacey’s handpalm.

‘Mijn nummer staat op het kaartje. Bel me maar als er iets kapot gaat. Wannéér, zou ik moeten zeggen.’

‘Bedankt,’ zei Lacey dankbaar en met een grinniklachje.

Ivan vertrok.

Nu ze alleen was ging Lacey naar boven om verder te gaan met verkennen. De grote slaapkamer was aan de voorkant van het huis, met uitzicht op de zee en een balkon. Het was ook weer een kamer als in een museum, met een groot, donker eikenhouten hemelbed en een bijpassende kast, die groot genoeg was om naar Narnia te kunnen leiden. De tweede slaapkamer was aan de achterkant van het huis, met uitzicht op het gazon. Het toilet was van de badkamer gescheiden, in een afzonderlijke ruimte nauwelijks zo groot als een kast. Het bad was een witte badkuip met bronzen poten. Er was geen aparte douche, alleen een handdouche die aangesloten was op de kranen van het bad.

Lacey ging terug naar de hoofdslaapkamer en liet zich op het hemelbed zakken. Het was de eerste keer dat ze echt de kans had om over de duizelingwekkende dag na te denken en ze was bijna in shock. Die morgen was ze nog een vrouw geweest die veertien jaar getrouwd was. Nu was ze single. Ze was in New York City een drukke carrièrevrouw geweest. Nu zat ze in een cottage op een klif in Engeland. Wat opwindend! Wat spánnend! Ze had in haar hele leven nog nooit zoiets stoutmoedigs gedaan, en tjonge wat voelde het goed!

De waterleidingen knalden luid en Lacey slaakte een gilletje. Maar even later barstte ze in lachen uit.

Ze ging achterover op het bed liggen en staarde omhoog naar de stoffen overkapping boven haar, luisterend naar het geluid van de golven die tegen de rotsen beukten. Het geluid bracht een plotselinge jeugdfantasie terug die ze vergeten was, over bij de zee wonen. Wat grappig dat ze die droom helemaal vergeten was. Als ze niet naar Wilfordshire was teruggekeerd, zou hij dan in haar hoofd begraven zijn gebleven, om nooit meer herinnerd te worden? Ze vroeg zich af welke andere herinneringen naar boven zouden kunnen komen terwijl ze hier was. Misschien zou ze, nadat ze morgen wakker was geworden, de stad een beetje gaan verkennen en kijken welke aanwijzingen er nog meer waren.

Moord in het landhuis

Подняться наверх