Читать книгу Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen - H. A. Guerber - Страница 31

De historische Odin.

Оглавление

Inhoudsopgave

Behalve dezen ouden Odin was er een meer moderne, half-historische personage die denzelfden naam droeg, aan wien al die deugden, macht en avonturen van zijn voorganger zijn toegekend. Hij was het opperhoofd der Aesir, bewoners van Klein Azië, die, sterk door de Romeinen onderdrukt en met uitroeiing of slavernij bedreigd, hun geboorteland ongeveer 70 v. Chr. verlieten en naar Europa verhuisden. Men zegt dat deze Odin Rusland, Duitschland, Denemarken, Noorwegen en Zweden heeft veroverd en een zoon heeft achtergelaten op den troon van elk overwonnen land. Ook bouwde hij de stad Odensö. Hij werd verwelkomd in Zweden door Gylfi, den koning, die hem een deel van de streek gaf, en hem toestond de stad Sigtuna te stichten, waar hij een tempel bouwde en een nieuwe godsvereering invoerde. Verder vertelt de overlevering dat, toen zijn einde naderde, deze mythische Odin zijn volgelingen verzamelde, zich voor aller oogen negenmaal met zijn speer in de borst sneed,—een ceremonie die men “het kerven van Geir-wonden” noemde—en hun vertelde dat hij terug ging naar zijn land Asgard, zijn oud verblijf, waar hij hun komst zou afwachten, opdat zij met hem zouden deelnemen aan een leven van feestvieren, drinken en vechten.


Odin

B. E. Fogelberg.

Volgens een ander verhaal reisde Gylfi, toen hij van de macht der Aesir, de bewoners van Asgard, had gehoord, en daar hij zich wilde overtuigen of deze berichten waar waren, naar het Zuiden. Te zijner tijd kwam hij aan Odin’s paleis, waar hij werd verwacht, en waar hij misleid werd door het visioen van Har, Iafn-har en Thridi, drie godheden, die boven elkander troonden. De poortwachter Gangler beantwoordde al zijn vragen en gaf hem een lange uiteenzetting van de Noorsche mythologie, die in de Jongere Edda wordt meegedeeld, en dan, na zijn onderricht te hebben geëindigd, verdween hij plotseling met het paleis onder een oorverdoovend geraas.

Volgens andere heel oude gedichten werden Odin’s zonen, Weldegg, Beldegg, Sigi, Skiold, Seaming en Yngvi, koningen van Oost-Saksen, West-Saksen, Franconia, Denemarken, Noorwegen en Zweden, en van dezen stammen de Saksers, Hengist en Horso, en de koninklijke familiën van de Noordelijke landen af. Nog een andere overlevering verhaalt dat Odin en Frigga zeven zonen hadden, die de Anglo-Saksische heptarchie stichtten. In verloop van tijd werd deze geheimzinnige koning verward met den Odin wiens eeredienst hij invoerde, en al zijn daden werden toegekend aan den god.

Odin werd vereerd in tallooze tempels, maar vooral in het groote heiligdom te Upsala, waar de plechtigste feesten werden gevierd en waar offers werden gebracht. Het offer was meestal een paard, maar in tijden van nijpenden nood bracht men menschenoffers, ja zelfs werd eens de koning geofferd om een hongersnood af te wenden.

Upsala’s tempel waar men schouwt

Valhalla’s hal op aard als beeld herbouwd.

Viking verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).

De eerste dronk bij ieder feest hier werd op hem ingesteld, en behalve den eersten Mei, was hem één dag in elke week gewijd, en van zijn Saksischen naam Woden, heette deze Woden’s-dag, vanwaar het Hollandsche woord “Woensdag” afkomt. Het volk had de gewoonte in zijn heiligdom bijeen te komen bij feestelijke gelegenheden, de zangen der skalden te hooren, die voor hun spel beloond werden met gouden braceletten of armbanden, die aan hun einden opkrulden en “Odin’s slangen” heetten.

Er zijn slechts weinige overblijfselen van oude Noorsche kunst, en ofschoon ruwe beelden van Odin eens zeer algemeen waren, zijn allen verdwenen, daar zij van hout waren gemaakt—een vergankelijke stof, die onder de handen van de zendelingen, en vooral van Olaf den Heiligen, den noordelijken beeldstormer, spoedig tot asch waren verteerd.

Daar in den tempel stond in hout

Het beeld van Odin, fier en stout.

Sage van koning Olaf (Longfellow).

Men veronderstelt dat Odin zijn volk een wetboek heeft gegeven waarnaar zij hun gedrag hebben te richten, in een gedicht, Hávamál, of het Hooglied, dat een deel van de Edda uitmaakt. In dit lied leerde hij de zwakheid van den mensch, de noodzakelijkheid van moed, matigheid, onafhankelijkheid en oprechtheid, eerbied voor den ouderdom, gastvrijheid, ontferming en tevredenheid, en gaf voorschriften voor het begraven der dooden.

Te huis laat een mensch zijn blijde

En jegens een gast milddadig;

Een wijs gedrag moet hij hebben,

Een goed geheugen, een vlotte taal;

Als hij veel kennis verlangt,

Dan spreke hij van het goede veel.

Hávamál.


Frigga spint de wolken

J. C. Dollman.

Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen

Подняться наверх