Читать книгу Dramatische werken - Henrik Ibsen - Страница 7
AANTEEKENINGEN OP DE INLEIDING
Оглавление[1] Staats-satyricus.—Zoo noemt zich Ibsen een paar maal in tegenstelling zeker tot "staatsburger". "Ik heb het talent niet om staatsburger te zijn," schreef hij aan G. Brandes. 3 Jan. 1882.
[2] Versregels.—Goethe Urworte. W. A. III 95.
[3] Aangroeien v. verbeelding.—W. Dilthey. Das Erlebnis und die Dichtung. p. 284, 295.
[4] Steffens.—H. Höffding. Henrik Steffens. Tilskueren. Jaarg. 1902. p. 942 vv. H. Steffens. Was ich erlebte. X. 269. "In der stillen einsamen Jugend ward ich von einer Sehnsucht ergriffen, die mich der Religion und der Natur in ihrer ganzen Fülle entgegenführte. Ein unruhiges, ja wildes Temperament lockte mich im grellen Gegensatz."
[5] Steffen's vader over den val der Bastille.—Vgl. Steffens ibid. I 362-364.
[6] Steffens over Oehlenschläger.—Was ich erlebte V. p. 26 vv. Ad. Oehlenschläger Meine Lebenserrinnerungen. I 204, vv. Kr. Arentzen. Baggesen og Oehlenschläger. Kopenh. 1872, II p. 21 vv.
[7] Genialiteit.—Arentzen l.l. II. 147.
[8] Oehlenschläger als voorganger.—Vgl. o.a. V. Birkedal. Persönlige Oplevelser i et langt Liv. III p. 66.
[9] Hij hield het oog op het geheel.—Zie Oehlenschläger's voorwoord tot de Poetiske skrifter van 1805, de passage die begint: "Fundamentet for den sande Kunst er Harmonieen…."
[10] Een brief van 1814.—Zie Arentzen l.l, Voorwoord van het derde deel: vgl. ook Arentzen dl. VIII, p. 111.
[11] Toestand van Noorwegen.—Zie H. Jaeger. Literaturhistoriske Pennetegninger (Norskhedsperioden) p. 140 vv. H. Lassen. Henrik Wergeland og hans Samtid (2e ed.) p. 76 v. H. Steffens l.l. IX p. 233.
[12] Het woord van vrijheid.—De feestdag van den 17en Mei, datum der constitutie, mocht gedurende geruimen tijd niet worden gevierd. In Skien, Ibsen's geboortestad, liet men het alleen oogluikend toe, zelfs als er na 1830 een verandering in de stemming was gekomen, uit vrees voor een machtig man in de nabijheid der stad. H. Jaeger. Henrik Ibsen. Et literaert livs billede. p. 15.
[13] Sinds 1825.—H. Jaeger. Pennetegninger. p. 146 naar Schweigaard. Norges Statistik. Schreef in 1828.—Lassen H. Wergeland. p. 13, 30.
[14] Opdracht aan H. Steffens.—Jaeger. l.l. p. 158 noot.
[15] Het hemel en aard gedicht.—Van Wergelands Skabelsen, Menensket og Messias ken ik de eerste uitgaaf slechts uit Welhaven's kritiek (Samlede Skrifter dl. I). In de literatuurhistoriën wordt gewoonlijk de door Wergeland kort voor zijn dood herziene uitgaaf van 1845 (met den titel Mennesket) aangehaald en besproken. Een exemplaar daarvan is in Potgieters bibliotheek.
[16] Kind der revolutie.—Zie behalve de bovengenoemden de belangrijke inleiding van J.E. Sars tot W's Norges Konstitutions historie. H.W's Skrifter i Udvalg, Kristiania, 1898. Dl. III. Voor Wergelands denkbeelden in dezen eersten tijd, vlg. ook vooral zijn verhandeling Hvi skrider Menneskeheden saa langsomt frem? (1831). Skrifter i udvalg I p. 600 vv.
[17] Levensgevoel.—Men vgl. de mooie inleiding van C. Naerup tot W's Skrifter. Dl. I en de bekende redevoering v. B. Björnson bij de onthulling van W's standbeeld.
[18] Wergelands woorden.—Zie L. Dietrichson. Omrids af den norske Poesis Historie II P. 58.
[19] Richting in Denemarken.—Bedoeld is het zoogenaamde Grundtvigianisme; voor de verhouding daarvan tot Oehlenschläger zie o.a. Arentzen l.l. Dl. III en vv.
[20] Samenhang v. Europeesch geestesleven. Het voorbeeld is ontleend aan de citaten uit gelijktijdige dagbladen bij Jaeger l.l. p. 152.
[21] G. Meredith.—Meredith is 12 Februari 1828 geboren in Hampshire (R. le Gallienne. G. Meredith. Some characteristics. p. LVI.) Ook Dante Gabriel Rossetti is in 1828 geboren, maar deze kan moeilijk ter vergelijking gebezigd worden om zijn exotische afkomst—half Italiaan, half Engelschman. Ook is zijn baan in 't midden afgebroken, en zijn dichttalent werd voor een groot deel bepaald door zijn schildersneiging. Bij Ibsen is het schildertalent geheel geweken.
[22] Zij hield het oor van den nacht gevangen.—Meredith. Sandra Belloni ch. II.
[23] Zoo rijst de blanke heerlijkheid enz.—Meredith. The ordeal of Richard Feverel. Beauchamp's Career. Vgl. mijn studie over M. in de Gids van October, 1896.
[24] Zich te bezinnen.—Allusie op de versregels van Modern Love XLVIII: More brain, O Lord, more brain! or we shall mar Utterley this fair garden we might win.
[25] Modern Love is in 1862 uitgekomen. Ibsen is zijn Kjaerlighedens Komedie in 1860 begonnen. (R. Woerner. Henrik Ibsen. I p. 493). Den besten commentaar op Modern Love geeft G.M. Trevelyan. The poetry and philosophy of G.M.
[26] The Egoist.—Meredith's roman is uitgekomen in 1879.
[27] Romans uit Meredith's 3e periode:—One of our conquerors, Lord Ormont and his Aminta, The amazing marriage verschenen van 1890-'95.
[28] "Lo, where" etc.—Aanhaling der slotregels van The Sage anamoured and the honest Lady. Voor 't eerst gepubliceerd in 1894.
[29] Taine.—Het 1e deel der Origines de la France contemporaine kwam uit in 1875, de volgende deelen die de Revolutie behandelen—en daarom is 't hier vooral te doen—verschenen sinds 1878.
[30] Zucht naar vereeniging met de natuur. Taine. Vie et correspondance, de brief van 10 Maart 1849 aan Prévost Paradol.
[31] "Décrire une âme humaine."—De l'Intelligence. (3e ed.) I p. 21.
[32] "Il ressemble à un homme."—Vie et opinions de M. Graindorge. p. 324.
[33] Beschouwing van de kunst.—De l'idéal dans l'art (ed. 1867) p. 129-131.
[34] Vraagt hij.—Aan George Brandes, brief van 30 Januari 1875.
[35] Het groote vraagstuk.—Zie Julius Clausen. Scandinavismen historisk fremstillet, p. 85 vv. over de ontwikkeling dier richting in 1845.
[36] De leus van B. Björnson.—J. Clausen l.l. p. 211.
[37] Het werk in Noorwegen na 1870.—Vgl. vooral het programma van Johan Sverdrup, den grooten Noorschen staatsman, in een brief van 1870 meegedeeld in Halvorsen's Norsk Forfatter-lexicon. V p. 574, en voor het staatsleven in Noorwegen, verder het geheele artikel. Zie ook de inleiding van H. Haug's art. Det norske Samlingsparti. Tilskueren, 1905. p. 792.
[38] Sinds 1884 en '85.—Vgl. Ibsen's brief aan B. Björnson van 28 Maart 1884, en H. Jaeger. Henrik Ibsen p. 280 over Ibsen's bezoek aan Noorwegen in 1885. Zie ook Laura Kieler. Silhouetter. p. 12.
[39] Revolutie en piëtisme in Catilina.—Vgl. H. Jaeger. H. Ibsen og hans vaerker, en fremstiling i grundrids. p. 8, 9. R. Woerner. H. Ibsen. p. 29.
[40] Piëtisme en mysterie.—Vgl. Collin. H. Ibsen's dramatiske Bygningsstil. Tilskueren. Aug. 1906.
[41] De krijgers op Helgeland.—In Augustus 1857 voltooid, in November 1858 te Christiania vertoond.
[42] De mijnwerker.—Reeds 1851 verschenen. Een eerste omwerking verscheen in 1863. In de uitgaaf der gedichten van 1871 (In de 4e uitgaaf der Digte, die ik gebruik, 1882, staat Bergmanden p. 17) komt dan een tweede ingrijpende omwerking voor. Ik volg in mijn Inleiding natuurlijk de eerste versie, die het zuiverste beeld geeft. Een vergelijking der beide eerste versies geeft R. Woerner's Henrik Ibsen I p. 397, zie ook aldaar p. 327. Hij heeft echter niet het belang begrepen van de oorspronkelijke voorstelling van het gedicht.
[43] H. Steffens.—Toespeling op zijn Beiträge zur inneren Naturgeschichte der Erde. 1801. Vgl. daarover R. Haym. Die romantische Schule. p. 626-630.
[44] Ibsen's twijfel aan den voortgang van zijn werk.—Vgl. het gesprek tusschen Jatgeir, den skalde en hertog Skule in het 4e bedrijf van de Kroonpretendenten.
[45] Oordeel van de wereld.—Vgl. o.a. H. Jaeger. p. 165. R. Woerner I p. 139. Magdalene Thorensen's (schoonmoeder van Ibsen) oordeel over den dichter in dezen tijd in G. Brandes' Levned, p. 149: "Hvad han skriver, er fladt som en Tegning." etc.
[46] Grauwe schemeren.—Tausmörket.
[47] Intusschen.—Sommige uitdrukkingen van Duitsche schrijvers, b.v. van R. Lothar Henrik Ibsen, p. 91, zouden doen veronderstellen dat het drama van Julianus den Afvallige door Ibsen na Brand en in gevolge van Brand werd geconcipieerd; inderdaad is het een vroegere conceptie, vgl. brief aan B. Björnson van 16 Sept. 1864, en L. Dietrichson. Svundne Tider I p. 336.
[48] Meewerking aan den tijd.—Vgl. brief aan E. Gosse, 14 Octob. 1872.
[49] Distantie.—Vgl. brief aan Magd. Thorensen, 3 December 1865.
[50] Het grote gebeuren tusschen 1864 en 1871.—Vgl. brief aan J. Hoffory. 26 Febr. 1888.
[51] Determinisme.—Hierbij mag ook de directe invloed van H. Taine niet onopgemerkt blijven, met wiens werk Ibsen door G. Brandes bekend werd.
[52] Midden onder zijn groote werk.—Het eerste plan van het Verbond der Jeugd dagteekent denkelijk van 1874, vgl. den brief van 16 Sept. 1864 aan Björnson en de aanteekening daarop Ibsen's Sämmtl. Werke. X p. 428.
[53] Het Verbond der Jeugd een inleiding.—Vgl. A. Kerr. Das neue Drama, p. 16-18.
[54] In 1885_zeide Ibsen_.—Vgl. L. Kieler. Silhouetter. p. 12.
[55] De Wilde Eend.—Voor de juiste opvatting van dit drama (de beschouwing heeft haar oorsprong in den naasten kring van Ibsen), vgl. H. Jaeger. H. Ibsen og hans vaerker. En fremstilling i grundrids. p. 176 vv. Zie ook van mijn hand Poëzie en Leven in de 19e eeuw. p. 359 vv.
[56] Rosmersholm.—Vgl. A. v. Berger. Studien en Kritiken p. 214 vv. en het hierboven aangehaalde Poëzie en Leven p. 370 vv.
[57] Bevrijding.—Vgl. Lou Andreas Salomé. H. Ibsen's Frauengestalten.
[58] Sinding.—Vergelijking van Sinding met Rodin in M. Bigeon. Les révoltés Scandinaves, p. 83.
[59] Noorsche naïeveteit.—Vgl. L. Kieler l.l.
[60] De symbolische werken hebben overal heen betrekkingen.—Vgl. b.v. H. Dikmar's studie over Ibsen's Bygmester Solness in To literaere Studier. Kristiania 1894 en E. Holm. H. Ibsen's politisches Vermächtnisz. Wien, 1906.
[61] De Comedie der Liefde als een voorlooper van Brand.—Vgl. brief aan T. Hegel van 31 Augustus 1866.
[62] Julianus de Afvallige.—Vgl. brief aan L. Daae, 23 Februari 1873: (Duitsche uitg.) "Im Charakter Julians findet sich mehr geistig Durchlebtes, als ich dem Publikum gegenüber verantworten möchte."
* * * * *