Читать книгу De Roos van Dekama - J. van Lennep - Страница 9

Оглавление

“Wij zullen ons in dat geval reeds van nu af aan het juk moeten gewennen; want èn uw nietige Abt, èn de gedienstige Olderman zijn even geneigd, blindelings al de vorderingen des dwingelands toe te staan, mits zij slechts den lieven vrede behouden.”

“Er zal onmisbaar oorlog komen,” zeide de monnik: “doch gij zijt de man niet, die hem verwekken moet. De vreedzame Aylva zelf zal zich eenmaal genoodzaakt zien, zijne landgenooten ten strijde op te roepen. Wees tot zoolang bedaard: een te onberaden driftbetoon van uwe zijde kan alles bederven. Beloof mij, om, eer drie dagen verloopen zijn, niet daaraan toe te geven: alsdan zal ik u mijne inzichten en verwachtingen mededeelen.”

“De inzichten en verwachtingen van vader Syard!” zeide Adeelen, terwijl hij den monnik met een spottenden glimlach van ’t hoofd tot de voeten bekeek.

“Een kleine worm doorknaagt soms een paal, dien een groote stier vergeefs poogt omver te stooten, en de verachte monnik zal wellicht verrichten, wat Seerp Van Adeelen en geheel zijn luisterrijk gezin nimmer kunnen volvoeren. Doch ga en kleed u: men moet geene Graven van Holland laten wachten.”

Dit gezegd hebbende, keerde hij zich om en verliet het vertrek. De Edelman oogde hem een poos vol verbazing na, en begaf zich vervolgens naar zijn kamer, gedurig nadenkende over de vreemde uitdrukking, die de monnik gebezigd had, en over den onverklaarbaren invloed, welken deze over hem uitoefende.

1 Stins, of steenen huis, was de benaming, welke in Friesland aan een slot of sterkte gegeven werd: Adeelastins is dus: het slot van Adeelen.

De Roos van Dekama

Подняться наверх