Читать книгу Historisch dagverhaal der reize van den heer De Lesseps - Jean-Baptiste-Barthélemy baron de Lesseps - Страница 3
ОглавлениеVOORBERICHT.
De tijtel van dit werk kondigt reeds aan, wat het behelst; waarom zou ik mij bevlijtigen om het oordeel van den leezer voorinteneemen? zou ik meer recht op zijne toegeevenheid verkrijgen, wanneer ik hem zou gezegd hebben, dat ik in den grond geen verwaandheid genoeg bezat om een boek te willen schrijven? zal mijn verhaal gewichtiger worden, wanneer men weeten zal, dat ik ’er alleen aan arbeidde uit nood om mijnen leedigen tijd op eene nuttige en vermaaklijke wijze doortebrengen, en met de eenigste bedoeling, om aan mijne naastbestaanden het getrouw verslag van mijnen arbeid en van mijne waarneemingen, geduurende den loop van mijne reis, overtebrengen? het is gemaklijk te zien, dat ik bij tusschenpoozen geschreeven heb, en wel met meerdere of mindere zorgvuldigheid, naar maate het de omstandigheden mij toelieten, of de voorwerpen mij meerder of minder troffen.
Door het gevoel mijner onervarenheid opgewekt, heb ik gemeent aan mij zelfs verschuldigt te zijn, van mij geene gelegenheid, die ter mijner onderrechting kon dienen, te laaten ontglippen, even als of ik voorzien had, dat men mij verantwoording zou vergen van mijnen tijd, en van de kundigheden, die ik in de gelegenheid was van te kunnen verkrijgen; maar zal uit deeze zorgvuldige naauwkeurigheid, waar aan ik mij gebonden heb, niet een gebrek van bevalligheid en van verscheidenheid in mijn verhaal ontstaan?
Daarenboven, de gebeurtenissen, die mij zelfs betreffen, waren zodanig verbonden aan de voorwerpen mijner aanmerkingen, dat mijne eigenliefde niet bedacht was om deeze bijzonderheden agterwege te laaten: ik heb dus het verwijt van te veel van mij zelfs gesproken te hebben verdiend; een gewoonlijke misslag in reizigers van mijne jaaren.
Behalven deeze verveelende ongeschiktheid, moet ik mij nog beschuldigen van in veelvuldige herhaalingen vervallen te zijn, die eene meer geoeffende pen zou vermijd hebben. Vormt men zich niet altoos omtrent zeekere onderwerpen, en bijzonder in Reisbeschrijvingen, een zekeren gewoonen stijl? van daar, spreekwijzen en uitdrukkingen, die telkens wederkomen: om dezelfde voorwerpen te schilderen kan men zich ook alleen van dezelfde kleuren bedienen.
Wanneer ik den tweeden dag na mijne ontscheeping in de haven van St. Pieter en Paulus dit dagverhaal begon, vond ik mij al aanstonds door de dagtekening belemmerd. Ik bezat geen Franschen Almanak, en ik ging over om den ouden stijl volgens Russisch gebruik aanteneemen; deeze benam mij de moeite om geduurig aan het verschil van elf dagen, welke de nieuwe stijl meerder telt, te denken; maar zedert het, tegens mijne verwachting, uitgemaakt is, dat dit werk door den druk het licht zoude zien, heb ik mij beijverd om in de dagtekeningen het gebruik bij ons aangenomen te herstellen, den nieuwen stijl namelijk, en tot gemak van den leezer heb ik denzelven op den kant geplaatst. Wat de uitspraak der Russische, Kamschatsche en andere woorden betreft, moet ik aanmerken, dat alle de letters duidelijk moeten uitgesprooken worden. Ik heb getragt, zelfs in het Woordenboek, om de medeklinkers te besnoeijen, waar van de verwarde zamenloop afschrik verwekt en ook niet altoos noodzaaklijk is. Deezen algemeenen Regel kan men volgen, de kh moet op dezelfde wijze uitgesproken worden als de ch der Duitschers, of de J der Spanjaarden; en de ch als in het Fransch. De laatste lettergreepen oi en in, moeten uitgesproken worden, als of ze geschreeven waaren oi en ine.
De bekwaame aardrijkskundige, die alle mogelijke zorg aan mijne kaarten heeft besteed, heeft ’er mijnen afgelegden weg met eene zo groote naauwkeurigheid op aangetekend, dat de leezer mij van flap tot flap volgen kan. Dit heeft mij doen besluiten om in mijn verhaal alle aantekeningen aftesnijden over de graaden van breedte en lengte.
Een Kamschatter Caravane in een dorp aankomende, is het onderwerp, dat ik voor een plaat uitgekoozen heb, om dat die na ’t mij toeschijnt tergelijker tijd een denkbeeld kan geeven van de yssleeden, van de verschillende plaatzing der Reizigers in dezelve, en van al het geen verder ten deezen opzigte merkwaardig is. Aan de zuiverheid der tekening en aan de juistheid van het graveerstift zal men de bekwaamheid herkennen van twee te recht vermaarde konstenaars.
Er blijft mij nog overig om het uitstel, het welk het drukken van dit dagverhaal heeft ondergaan, te rechtvaardigen. Zonder tegenspraak had ik het eerder kunnen uitgeeven; mijn pligt zelfs vorderde zulks, maar mijne erkentenis gebood mij ter zelver tijd, om de terugkomst van den Heer Graaf de la Perouse aftewachten. Wat betekent mijn reis, zeide ik tot mij zelfs? Voor het algemeen, is ze niets anders dan een gevolg des gewichtigen togts van dien Bevelhebber; voor mij, is ze het eerbewijs van zijn vertrouwen: dubbelde beweegreden bij gevolg om te verlangen, van aan zijn oordeel de bijzonderheden van mijn verhaal te kunnen onderwerpen. Mijn eigebelang maakte mij daar van ook eene wet: hoe zeer zoude ik mij gelukkig geacht hebben, indien hij mij veroorloft had om mijne reis als een gevolg van de zijne in het licht te geeven, indien hij mij daar door verwaardigt had om in zijn roem te deelen! dit was, ik moet het bekennen, het eenig oogmerk van mijn eerzucht en van mijn uitstel.
Wat is het treurig voor mij, na een jaar wachtens en ongedulds, nog het einde mijner hoop te zien verschuiven! Zedert mijn aankomst is ’er geen dag verlopen, waar in mijne wenschen onze onversaagde Zeelieden van de Zeekompas, (la Boussole) en de Starremeeter, (l’Astrolabe) niet te rug geroepen hebben. Wanneer ik mij verbeeldde de zee-en te bewandelen, die hun nog overbleeven om te doorkruissen, hoe dikwijls heb ik dan niet gezogt hunne spooren te herkennen, hen van rêe tot rêe te volgen, te veronderstellen, dat ze hier of daar verversching genooten, en alle de bogten van hunnen weg aftemeeten.
Helaas! wanneer, op het oogenblik van ons scheiden op Kamschatka, de Bevelhebbers onzer Fregatten mij als een verlooren kind droevig in de armen drukten, wie zou mij toen gezegt hebben, dat ik het eerste mijn Vaderland moest wederzien? Wie zou mij gezegt hebben, dat verscheiden van hun ’er nimmer zouden wederkomen, en dat ik binnen weinig tijds traanen over hun lot zou storten!
In der daad, naauwlijks genoot ik de vrugt mijner zending en de omhelzingen mijner aanverwanten, of het gerugt van de tegenspoeden, onzen Zeelieden onder weg overkomen, vervulde mijn ziel met bitterheid en droeffenis. Hij is niet meer, die braave en deugdzaame zeeman[1], de vriend, de medgezel van onzen Bevelhebber, die man, welken ik beminde en eerbiedigde, als mijn vader; hij is niet meer, en mijn pen weigert zijn treurig einde te beschrijven! dog mijne dankbaarheid schept er genoegen in, om telkens te herhaalen, dat de nagedagtenis zijner deugden en weldaaden eeuwig in mij leeven zal.
[1] De Heer Burggraaf de Langle.
O leezer, wie gij zijt, vergeef mijner droefheid deeze afgeperste uitstorting van het hart! Indien gij hem, dien ik beween, hebt gekent, zult gij uwe weeklagten met de mijne vermengen; zult gij met mij den Hemel smeeken, dat Hij welhaast ter onzer vertroosting, en tot roem van Frankrijk, en den Bevelhebber van deezen togt, en die onzer moedige Argonauten, welke Hij ons nog gespaard heeft, tot ons wederbrenge. In het oogenblik, waar in ik schrijf, ach! zo eene gunstige wind hunne scheepen naar onze kusten voortstuuwde...! mogt die wensch mijnes harten verhoord werden! mogt de dag van de uitgaaf deezes werks ook de dag van hunne aankomst zijn! als dan zal ik, in de uitbundigheid mijner vreugde, al het genot der eigeliefde ontwaar worden.
Grote versie van de kaart, 583 kB.
REIZE
VAN DEN HEER
DE LESSEPS.
UIT
KAMSCHATKA naar FRANKRYK.