Читать книгу Het Verloren Tooverland - Jenny Blicher-Clausen - Страница 5

Оглавление

“Nooit wordt op aarde belofte zoo rijk

verbonden met reine gedachten,

dan waar twee bouwen één zelfde huis,

twee menschen uitwerpen één anker.”


Kaja maakte iederen dag met oom Frans hun gewone wandeling. En daar Peter Dam steeds door repetities in beslag werd genomen, sprak het ook als ’t ware van zelf, dat Kaja en oom Frans de toekomstige woning gereed maakten.

Peter Dam’s geest heerschte nergens in den edelen stijl en de rechte lijnen der kamers—de familie Halling was het, die er haar karakteristieken stempel op had gedrukt.

Oom Frans betrapte zichzelf op een wonderlijke vergissing. Het was hem, alsof hij het toekomstig huis voor Kaja en zichzelf in orde maakte. Daardoor werd alles—tot in de kleinste bizonderheden—naar zijn en naar haar smaak ingericht; daardoor ontzag hij geen moeite, om alles zoo volmaakt mogelijk te doen worden. Hij draafde naar schrijnwerker en zadelmaker, hij kocht gordijnroeden en nam de maat voor portières, hij liet practische, kleine hoekkasten maken en hij was ’t, die haar hielp bij het koopen van tapijten en gordijnen. ’s Avonds zaten zij samen in zijn kamer en maakten een teekening van dat gedeelte van de kamers, waar nog iets ontbrak—en naast elkaar gezeten, over de teekening heengebogen, verdiepten zij zich zóó geheel in hun werk dat hun beider lokken over de tafel gleden en hun handen elkaar aanraakten. En als zij dan weg was, zeide hij in zichzelf:

“Het is niet mogelijk, dat ik haar zal moeten missen, niet mogelijk, dat zij met Peter Dam trouwt. Wij beiden, wij zijn voor elkaar geschapen. Als wij samen zijn, bestaat er niets om ons heen. Hoe kan zij toch zóó blind zijn, dat zij dat niet ziet? Hij begrijpt haar volstrekt niet, maar ik begrijp haar, ik weet wat zij zeggen zal, vóór de woorden over haar lippen zijn. Op een zekeren dag zal zij komen en zeggen: Dit huis was voor ons beiden bestemd, oom Frans! Daarin kan niemand anders wonen dan u en ik.—En dan zullen wij er samen intrekken en dan zullen op de geheele wereld geen gelukkiger menschen zijn dan wij!”

Als oom Frans later aan dezen tijd terug dacht, was het hem, of zij samen in een tooverland hadden rondgedwaald, waar het wonderlijkste natuurlijk was en waar de fantasie grooter was dan de werkelijkheid.

En Kaja? Haar gevoelens waren van zóó verschillenden aard, haar stemmingen zóó veelvoudig, dat zij ze niet uit elkaar kon houden. Er was niets, dat zij oom Frans niet durfde zeggen, doch als zij over Peter Dam beginnen wilde, kon zij de woorden niet uit haar keel krijgen. Doch des te meer dacht zij aan hem. Achter iedere repliek vond zij hem weer; ieder levenloos meubelstuk van de woning, die zij met zooveel ijver gereed maakte, sprak haar van hem. Maar over hem praten deed zij zoo goed als nooit. Dit bracht oom Frans op een dwaalspoor: niet dat hij meende, dat zij zich vrij en ongebonden voelde, maar het was hem alsof er iets wonderlijks gebeuren zou. Hij wachtte op wat komen zou—en uit zijn geheele wezen straalden zulk een jeugdige kracht en frischheid, zulk een blijde verwachting dat Kaja er verbaasd over was.

“Lieve, oude oom Frans,” zeide zij, terwijl zij haar hand door zijn haren streek: “Het is, alsof u twintig jaar jonger bent! En uw sprookjesstem is onweerstaanbaar.”

Zij zeide altijd, dat oom Frans een sprookjesstem had. Reeds toen zij als kind op zijn knie zat, luisterde zij meer naar zijn stem dan naar de woorden. En later verklaarde zij haar voelen op de volgende manier:

“Sprookjesstemmen, oom Frans, zijn stemmen, waar zooveel meer achter zit dan ze ooit uitspreken. Men moet er naar luisteren, of men wil of niet. Het is, alsof ze altijd weer iets nieuws vertellen–”

Gewoonlijk maakte hij er een gekheidje van, maar heden avond legde hij plotseling zijn arm op haar schouders en zeide: ”Jij bent het sprookje, jij——”

Het Verloren Tooverland

Подняться наверх