Читать книгу Een Rite Van Zwaarden - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 13
HOOFDSTUK DRIE
ОглавлениеKendrick reed voor het uitgestrekte en steeds groter wordende leger van MacGils, Silesianen en bevrijde boeren uit de Ring terwijl ze door de stadspoorten van Silesia barstten, de open weg op, richting het oosten, richting Andronicus’ leger. Naast hem reden Srog, Brom, Atme en Godfrey, en achter hen Reece, O’Connor, Conven, Elden, en Indra. Ze reden langs de verkoolde lichamen van duizenden soldaten van het Rijk, zwart en verstijfd door de adem van de draak; anderen waren gedood door het Zwaard van het Lot. Thor had golven van verwoesting losgelaten, als een eenmansleger. Kendrick bekeek vol verwondering de schade die hij had aangericht, verbijsterd over de omvang van Thors verwoesting, de kracht van Mycoples en het Zwaard van het Lot.
Kendrick verwonderde zich ook over de wending van gebeurtenissen. Slechts enkele dagen geleden waren ze allemaal gevangen geweest, gedwongen om hun nederlaag te accepteren; Thor was nog in het Rijk geweest, het Zwaard van het Lot niets meer dan een verloren droom, en ze hadden nauwelijks nog hoop gehad op hun terugkeer. Kendrick en de anderen waren gekruisigd, niet ver van de dood, en het had geleken alsof alles verloren was.
Maar nu reden ze als vrije mannen, als soldaten en ridders, aangemoedigd door Thors terugkeer. Het tij was gekeerd. Mycoples was een godsgeschenk geweest, een golf van verwoesting die uit de hemel was gekomen; Silesia was weer een vrije stad, en het platteland van de Ring was niet langer vergeven van soldaten van het Rijk, maar slechts met hun levenloze lichamen. De weg naar het oosten was bezaaid met lijken, zover het oog reikte.
Hoe bemoedigend dit alles ook was, Kendrick wist dat er aan de andere kant van de Hooglanden een half miljoen van Andronicus’ mannen op hen wachtten. Ze hadden hen tijdelijk terug weten te drijven, maar ze hadden hen nog niet verslagen. En Kendrick en de anderen waren niet van plan om in Silesia af te wachten tot Andronicus’ leger zou hergroeperen en weer zou aanvallen—en ze wilden hen ook geen kans geven om te ontsnappen en zich terug te trekken naar het Rijk. Het Schild was weer ingeschakeld, en ondanks het feit dat Kendrick en de anderen nog steeds in de minderheid waren, hadden ze nu in elk geval een kans. Nu was Andronicus’ leger op de vlucht, en Kendrick en de anderen waren vastberaden om de sliert aan overwinningen die Thor was begonnen voort te zetten.
Kendrick wierp een blik over zijn schouder naar de duizenden soldaten en vrije mannen die achter hem reden en zag de vastberadenheid op hun gezichten. Ze hadden allemaal geproefd van slavernij, van onderwerping, en nu kon hij zien hoe zeer ze het waardeerden om weer vrij te zijn. Niet alleen voor zichzelf, maar voor hun vrouwen en families. Ze waren allemaal verbitterd, vastberaden om Andronicus te laten boeten en ervoor te zorgen dat hij niet nog een keer zou aanvallen. Dit was een leger van mannen die bereid waren om tot de dood te vechten. Ze hadden steeds meer mannen bevrijd en absorbeerden een steeds groter groeiend leger.
Kendrick zelf was nog steeds herstellende van zijn tijd aan het kruis. Zijn lichaam was niet zo sterk als voorheen, en hij was zich nog steeds bewust van de pijn in zijn polsen en enkels, waar de ruwe touwen in zijn huid hadden gesneden. Hij keek naar Srog en Brom en Atme, en zag dat ook zij niet zo sterk waren als ze ooit waren geweest. De kruisiging had van hen allemaal zijn tol geëist. Toch reden ze trots. Er ging niets boven een kans om te vechten voor wraak om je verwondingen even te vergeten.
Kendrick was dolblij dat zijn jongere broer Reece en de andere broeders van de Krijgsmacht waren teruggekeerd van hun missie, en weer aan zijn zijde reden. De afslachting van de Krijgsmacht in Silesia had hem verscheurd, en hun terugkeer bood hem troost. Hij was altijd al close geweest met Reece, en erg beschermend geweest. Hij had de rol van een tweede vader op zich genomen gedurende de tijden dat Koning MacGil het te druk had gehad. Op een bepaalde manier had het feit dat Kendrick Reece zijn halfbroer was hen alleen maar dichter tot elkaar gebracht; er was geen druk om close te zijn, ze waren naar elkaar toe gegroeid omdat ze daarvoor hadden gekozen. Kendrick was nooit zo close geweest met zijn andere jongere broers—Godfrey had zijn tijd in de taverne doorgebracht, en Gareth—wel, Gareth was Gareth. Reece was de enige van zijn broers geweest die de strijd had omarmd, die het leven wilde dat Kendrick had gekozen. Kendrick was trots op hem.
In het verleden was Kendrick altijd erg beschermend geweest als hij samen met Reece reed; maar sinds zijn terugkeer kon Kendrick zien dat Reece zelf een ware, geharde krijger was geworden. Hij voelde niet langer de noodzaak om hem in de gaten te houden. Hij vroeg zich af wat voor gevaren Reece in het Rijk moest hebben doorstaan om hem te transformeren in de geharde en vaardige krijger die hij nu was. Hij keek er naar uit om zijn verhalen aan te horen.
Kendrick was dolblij dat ook Thor weer terug was, en niet alleen omdat Thor hem had bevrijd, maar ook omdat hij Thor ontzettend graag mocht en hem respecteerde. Hij gaf om hem als een broer. Het beeld van Thors terugkeer met het Zwaard bleef door Kendricks hoofd malen. Hij kon het nog steeds niet bevatten. Het was iets waarvan hij nooit had gedacht dat hij het zou mogen aanschouwen; hij had nooit verwacht ook maar iemand het Zwaard van het Lot te zien optillen, laat staan Thor, zijn eigen schildknaap, een kleine, nederige jongen uit een boerendorpje aan de rand van de Ring. Een buitenstaander. En hij was niet eens een MacGil.
Of wel?
Kendrick vroeg het zich af. Hij bleef denken aan de legende: alleen een MacGil kon het Zwaard hanteren. Diep van binnen moest Kendrick toegeven dat hij altijd had gehoopt dat hij zelf degene zou zijn om het Zwaard op te tillen. Hij had gehoopt dat het de ultieme stempel op zijn rechtmatigheid als een ware MacGil zou zijn, als de eerst geboren zoon. Hij had altijd gedroomd dat op de één of andere manier, op een dag, de omstandigheden hem de kans zouden bieden om het te proberen.
Maar die kans was hem nooit gegund, en hij misgunde het Thor niet. Kendrick was niet hebzuchtig; integendeel, hij bewonderde Thor. Hij begreep het alleen niet. Klopte de legende niet? Of was Thor een MacGil? Hoe kon dat? Tenzij Thor ook een zoon van MacGil was. Zijn vader had erom bekend gestaan buiten zijn huwelijk met vele vrouwen te hebben geslapen—hij zelf was daar het levende bewijs van.
Was dat soms de reden dat Thor zo snel Silesia was ontvlucht, nadat hij met zijn moeder had gesproken? Waar hadden ze het precies over gehad? Zijn moeder wilde er niets over loslaten. Het was de eerste keer dat zijn moeder iets voor hem geheim hield. Waarom uitgerekend nu? Wat was het geheim dat ze achterhield? Wat kon ze hebben gezegd dat ervoor had gezorgd dat Thor was weggerend, zonder een woord tegen hen te zeggen?
Het deed Kendrick denken aan zijn eigen vader, aan zijn eigen afkomst. Hoe graag hij ook wilde dat het anders was, hij brandde bij het idee dat hij onrechtmatig was, en voor de miljoenste keer vroeg hij zich af wie zijn ware moeder was. Hij had gedurende zijn leven verschillende geruchten gehoord over de vrouwen waar zijn vader mee had geslapen, maar hij had het nooit zeker geweten. Als de rust in de Ring weer was teruggekeerd—als die ooit zou terugkeren—zou Kendrick erachter komen wie zijn moeder was, nam hij zich voor. Hij zou haar confronteren. Hij zou haar vragen waarom ze hem had laten gaan, waarom ze nooit een deel van zijn leven was geweest. Hoe ze zijn vader had ontmoet. Hij wilde haar gewoon ontmoeten, haar gezicht zien; om te zien of hij op haar leek; en zodat ze hem kon vertellen dat hij wel rechtmatig was, net zo rechtmatig als iedereen.
Kendrick was blij dat Thor was vertrokken om Gwendolyn op te halen, maar een deel van hem wenste ook dat hij was gebleven. Ze waren zwaar in de minderheid en zouden het straks moeten opnemen tegen tienduizenden mannen van Andronicus. Kendrick wist dat ze Thor en Mycloples nu goed hadden kunnen gebruiken.
Maar Kendrick was een geboren en getogen krijger, en hij was niet iemand die anderen zijn strijd voor hem liet uitvechten. Hij deed wat zijn instinct hem vertelde dat hij moest doen: te paard gaan en zoveel mogelijk troepen van het Rijk uitschakelen, met zijn eigen mannen. Hij had geen speciale wapens zoals Mycoples of het Zwaard van het Lot, maar hij had zijn eigen twee handen, dezelfde handen die hij al had gebruikt sinds hij een kleine jongen was. En dat was altijd genoeg geweest.
Ze reden een heuvel op en toen ze de top bereikten, zag Kendrick aan de horizon een kleine MacGil stad liggen: Lucia. Het was de eerste stad ten oosten van Silesia. De weg was bezaaid met lijken van het Rijk, en het was duidelijk te zien dat Thors golf van verwoesting hier was geëindigd. In de verte kon Kendrick zien hoe een bataljon van Andronicus’ leger naar het oosten reed. Hij veronderstelde dat ze terugkeerden naar Andronicus’ kamp, aan de andere kant van de Hooglanden. Het grootste deel trok zich terug—maar ze hadden een divisie achtergelaten om Lucia te behouden. Er waren enkele duizenden van Andronicus’ mannen in de stad gestationeerd. Kendrick zag ook de inwoners van de stad, door de soldaten tot slaven gemaakt.
Kendrick herinnerde zich wat er met hen in Silesia was gebeurd, hoe ze waren behandeld, en hij verlangde naar wraak.
“AANVALLEN!” schreeuwde Kendrick.
Hij hief zijn zwaard hoog en achter hem rees het geschreeuw van duizenden soldaten op.
Kendrick spoorde zijn paard aan en als één galoppeerden ze van de heuvel, recht op Lucia af.
De twee legers bereidden zich voor op de confrontatie, en hoewel ze met gelijke aantallen waren, was er een groot verschil tussen hen. Deze achtergebleven divisie van Andronicus’ leger bestond uit indringers, terwijl Kendrick en zijn mannen bereid waren hun leven te geven om hun thuisland te beschermen.
Kendricks strijdkreet rees op terwijl ze op de poorten van Lucia af stormden. Ze verschenen zo snel dat enkele soldaten van het Rijk, die op wacht stonden, elkaar verward aankeken. Ze hadden duidelijk geen aanval verwacht. De soldaten van het Rijk draaiden zich om, renden door de poorten en begonnen verwoed aan de zwengels te draaien om het valhek omlaag te doen.
Maar ze waren niet snel genoeg. Een aantal van Kendricks boogschutters vuurden en doodden hen. Hun pijlen landden in hun borsten en ruggen. Kendrick wierp een speer, en Reece, die naast hem reed, volgde zijn voorbeeld. Kendrick raakte zijn doelwit—een grote krijger die op het punt stond een pijl af te vuren—en was onder de indruk toen hij zag dat Reece moeiteloos zijn doelwit raakte en zijn speer zich door het hart van een soldaat boorde. De poorten bleven open, en Kendricks mannen aarzelden geen seconde. Met een enorme strijdkreet galoppeerden ze onder het valhek door, recht op het hart van de stad af.
Het gekletter van metaal rees op terwijl Kendrick en de anderen hun zwaarden en bijlen en speren en hellebaarden tevoorschijn haalden en op de duizenden soldaten van het Rijk afreden. Kendrick bereikte hen als eerste. Hij hief zijn schild en blokkeerde een aanval, terwijl hij uithaalde met zijn zwaard en twee soldaten tegelijk doodde. Zonder te aarzelen draaide hij om zijn as en blokkeerde een zwaard, om vervolgens het zijne in de buik van een soldaat van het Rijk te steken. Terwijl de man stierf, dacht Kendrick aan wraak; hij dacht aan Gwendolyn, aan zijn mensen, aan alle mensen in de Ring die hadden geleden.
Reece, die naast hem reed, haalde uit met zijn strijdknots en raakte een soldaat tegen de zijkant van zijn hoofd, waardoor hij van zijn paard viel. Toen hief hij zijn schild en blokkeerde hij een zijlingse aanval. Hij zwaaide zijn strijdknots rond en schakelde ook die aanvaller uit. Elden, naast hem, galoppeerde naar voren en bracht zijn bijl neer op een soldaat die op Reece afkwam. Hij hakte in zijn borst, recht door zijn schild heen.
O’Connor vuurde met een dodelijke precisie zijn pijlen af, zelfs op korte afstand. Ondertussen wierp Conven zich in de strijd. Hij vocht roekeloos, en nam niet eens de moeite om zijn schild te gebruiken. Hij vocht met twee zwaarden en ging recht op de massa soldaten van het Rijk af, alsof hij wilde sterven. Maar wonder boven wonder stierf hij niet. Hij schakelde links en rechts soldaten uit.
Indra lag niet ver achter hen. Ze was onbevreesd, moediger zelfs dan de meeste mannen. Ze gebruikte haar dolk en haar sluwheid, en werkte zich als een vis door de rangen heen terwijl ze soldaten van het Rijk in hun keel stak. Ze dacht aan haar thuisland, aan hoe haar mensen hadden geleden onder de toorn van het Rijk.
Een soldaat van het Rijk haalde met zijn bijl uit naar Kendricks hoofd voor hij hem kon ontwijken; maar Kendrick hoorde een luid gekletter boven zijn hoofd en keek op naar zijn vriend Atme, die de aanval met zijn schild blokkeerde. Atme stak zijn korte speer in de maag van de aanvaller. Kendrick wist dat hij voor de zoveelste keer zijn leven had gered.
Terwijl een andere soldaat met een boog en pijl recht op Atme afkwam, reed Kendrick naar voren en sloeg hij met zijn zwaard de boog uit de handen van de soldaat, waardoor de pijl doelloos over Atme’s hoofd heen zeilde. Kendrick raakte de soldaat op de brug van zijn neus met het heft van zijn zwaard, waardoor de man van zijn paard viel en vrijwel meteen werd vertrapt. Nu stonden ze quitte.
En zo ging de strijd verder. Er vielen aan beide kanten mannen, maar het Rijk had de meeste slachtoffers. Kendricks mannen waren bezeten van woede en drongen steeds verder de stad binnen. Uiteindelijk vonden ze hun momentum en spoelden ze als een enorme golf door de stad. De mannen van het Rijk waren sterke krijgers, maar ze waren het niet gewend om zich te hoeven verdedigen; meestal waren zij degenen die aanvielen. Ze waren overrompeld. Al spoedig waren ze niet meer in staat om Kendricks leger tegen te houden. Ze werden teruggedreven en er vielen steeds meer mannen aan hun kant.
Na bijna een uur lang intens gevochten te hebben, trok het Rijk zich terug. Iemand aan hun kant blies op een hoorn, en ze begonnen zich om te draaien en gingen ervandoor, in een poging de stad te verlaten.
Kendrick en zijn mannen achtervolgden hen door de stad, de achterste poorten door.
De overgebleven troepen van het bataljon van het Rijk, nog enkele honderden mannen sterk, reden voor hun leven in een georganiseerde chaos. De bevrijde gevangenen in Lucia juichten. Kendricks mannen sneden hun touwen door en bevrijdden hen. De gevangenen verspilden geen tijd. Ze stripten de lichamen van hun wapens en renden naar de paarden van de gevallen soldaten van het Rijk, om ze te bestijgen en zich bij Kendricks mannen te voegen.
Kendricks leger was nu twee keer zo groot als bij hun aankomst in Lucia, en ze zetten de achtervolging in. O’Connor en de andere boogschutters slaagden er in om er een paar uit te schakelen, en hier en daar vielen wat soldaten van hun paard.
De achtervolging ging door, en net toen Kendrick zich begon af te vragen waar de soldaten van het Rijk heen vluchtten, bereikten ze de top van een heuvel. Beneden zich zag hij, genesteld in een vallei tussen twee heuvels, één van de grootste MacGil steden ten oosten van Silesia—Vinesia. Het was een substantiële stad, veel groter dan Lucia, met dikke stenen stadsmuren en versterkte ijzeren poorten. Nu begreep Kendrick waar de overgebleven troepen van het bataljon van het Rijk heen vluchtten. Deze stad was beschermd door tienduizenden van Andronicus’ mannen.
Kendrick en zijn mannen hielden halt op de heuvel en observeerden de situatie. Vinesia was een grote stad, en ze waren zwaar in de minderheid. Hij wist dat het roekeloos was om het te proberen, en dat het veiliger was om terug te keren naar Silesia en dankbaar te zijn voor de overwinning die ze hadden behaald.
Maar Kendrick was niet in de stemming voor veilige keuzes—en zijn mannen ook niet. Ze wilden bloed. Ze wilden wraak. En op deze dag deden kansen er niet langer toe. Het was tijd om de mannen van het Rijk te laten voelen waar de MacGils van gemaakt waren.
“AANVALLEN!” riep Kendrick.
Met een luide strijdkreet barstten de duizenden mannen naar voren en galoppeerden ze roekeloos van de heuvel af, op weg naar de grote stad en de nog grotere tegenstander, bereid om hun levens te geven, om het allemaal te riskeren voor eer en voor moed.