Читать книгу Een Hemel Van Spreuken - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 15
HOOFDSTUK ZES
ОглавлениеThorgrin stond op de open plek tegenover Andronicus, omgeven door beide legers. Andronicus torende in al zijn glorie boven Thor uit, een enorme strijdbijl in zijn ene hand, een zwaard in de andere. Terwijl Thor tegenover hem stond, dwong hij zichzelf om langzaam en diep adem te halen, om zijn emoties onder controle te houden. Thor moest zijn hoofd erbij houden, hij moest zich concentreren terwijl hij tegen deze man vocht, op dezelfde manier zoals hij bij iedere andere vijand zou doen. Hij vertelde zichzelf dat hij het niet tegen zijn vader opnam, maar tegen zijn grootste vijand. De man die Gwendolyn kwaad had gedaan; de man die al zijn landgenoten had laten lijden; de man die hem gehersenspoeld had. De man die het verdiende te sterven.
Nu Rafi dood was en alle ondoden zich weer onder de aarde bevonden, was er geen reden meer om hun laatste confrontatie uit te stellen. Het was het gevecht dat het lot van de oorlog zou bepalen. Thor zou hem niet weg laten komen, niet deze keer, en Andronicus leek eindelijk bereid om het tegen zijn zoon op te nemen.
“Thornicus, je bent mijn zoon,” zei Andronicus in zijn lage stem. “Ik wil je geen pijn doen.”
“Maar ik jou wel,” antwoordde Thor. Hij weigerde om toe te geven aan Andronicus’ mind games.
“Thornicus, mijn zoon,” herhaalde Andronicus terwijl Thor een stap naar voren deed, “ik wil je niet doden. Leg je wapens neer en sluit je bij me aan. Sluit je bij me aan zoals je eerst deed. Je bent mijn zoon. Je bent niet hun zoon. Mijn bloed stroomt door jouw aderen; niet dat van hen. Mijn thuisland is jouw thuisland; de Ring is niets meer dan een tijdelijke plek voor je. Je behoort bij mijn mensen. Deze mensen betekenen niets voor je. Kom naar huis. Kom terug naar het Rijk. Laat me de vader zijn die altijd al wilde. En wordt de zoon die ik altijd al wilde hebben.
Ik zal niet tegen je vechten,” zei Andronicus, en hij liet zijn strijdbijl zakken.
Thor had genoeg gehoord. Hij moest nu in actie komen, voor dit monster hem van gedachten zou doen veranderen.
Thor gaf een schreeuw en viel aan. Hij hief zijn zwaard hoog en bracht het met beide handen neer naar Andronicus’ hoofd.
Andronicus staarde hem verrast aan, en op het laatste moment greep hij zijn strijdbijl van de grond en blokkeerde hij Thors aanval.
De vonken vlogen van Thors zwaard terwijl hun wapens zich in elkaar haakten en ze kreunden van inspanning terwijl Andronicus Thors aanval tegenhield.
“Thornicus,” gromde Andronicus, “je hebt een grote kracht in je. Maar het is mijn kracht. Ik heb je dit gegeven. Mijn bloed stroomt door jouw aderen. Stop deze waanzin, en sluit je bij me aan!”
Andronicus duwde Thor van zich af, en Thor struikelde naar achteren.
“Nooit!” schreeuwde Thor uitdagend. “Ik zal nooit bij je terugkomen. Je bent geen vader voor me. Je bent een vreemdeling. Je verdiend het niet om mijn vader te zijn!”
Thorgrin viel weer aan, en bracht schreeuwend zijn zwaard op hem neer. Andronicus blokkeerde zijn aanval, en Thor, die dat al had verwacht, draaide snel rond en haalde in dezelfde beweging uit naar Andronicus’ arm.
Andronicus schreeuwde het uit terwijl het bloed uit de wond spoot. Hij struikelde naar achteren en keek Thor vol ongeloof aan. Hij raakte zijn wond aan en bekeek het bloed op zijn hand.
“Je wil me doden,” zei Andronicus, alsof hij het zich voor het eerst besefte. “Na alles wat ik voor je heb gedaan.”
“Dat wil ik zeker,” zei Thorgrin.
Andronicus bekeek hem aandachtig, alsof hij een nieuw persoon bekeek, en de teleurstelling in zijn ogen veranderde in woede.
“Dan ben je geen zoon van mij!” schreeuwde hij. “De Grote Andronicus stelt niet twee keer dezelfde vraag!”
Andronicus gooide zijn zwaard op de grond, hief met beide handen zijn strijdbijl, en viel Thor met een luide strijdkreet aan. Eindelijk was de strijd begonnen.
Thor hief zijn zwaard om de aanval te blokkeren, maar hij kwam met zo’n ongelofelijke kracht op hem af, dat Thors zwaard in tweeën brak.
Thor improviseerde en dook snel uit de weg; de strijdbijl miste hem op een centimeter na, zo dichtbij dat hij de wind zijn schouder voelde aaien. Zijn vader had een ongelofelijke kracht, groter dan hij ooit had meegemaakt, en Thor wist dat het niet gemakkelijk zou worden. Zijn vader was ook nog eens heel snel—een dodelijke combinatie. En nu had Thor geen wapen meer.
Andronicus haalde zonder te aarzelen weer uit, deze keer zijlings, met de bedoeling om Thor door tweeën te hakken.
Thor gebruikte zijn innerlijke kracht om zich af te zetten en sprong de lucht in, hoog boven Andronicus’ hoofd, en maakte een salto. Hij kwam achter Andronicus terecht en landde op zijn voeten. Hij reikte naar beneden, griste zijn vaders zwaard van de grond, draaide om zijn as en haalde uit naar Andronicus’ rug.
Maar tot Thors verassing was Andronicus daarop voorbereid. Hij draaide rond en blokkeerde de aanval. Thor voelde de impact van metaal tegen metaal door zijn lichaam gaan. Andronicus’ zwaard hield het in ieder geval; het was sterker dan dat van hem. Het was vreemd om zijn vaders zwaard vast te houden—zeker nu hij tegen hem vocht.
Thor haalde weer uit van opzij en mikte op Andronicus’ schouder. Andronicus blokkeerde en haalde uit naar Thor.
Zo ging het over en weer. Thor dreef Andronicus naar achteren, waarna Andronicus op zijn beurt Thor terug dreef. De vonken spatten er vanaf. Hun wapens glommen in het zonlicht en het gekletter van metaal tegen metaal galmde over het slagveld. Beide legers keken toe alsof ze aan de grond genageld stonden. De twee krijgers dreven elkaar over de open plek, en geen van hen had de overhand.
Thor hief zijn zwaard om weer uit te halen, maar deze keer verraste Andronicus hem door naar voren te stappen en hem een trap tegen zijn borst te geven. Thor vloog naar achteren en kwam op zijn rug terecht.
Andronicus stormde naar voren en bracht zijn strijdbijl neer. Thor rolde uit de weg, maar niet snel genoeg: Andronicus’ strijdbijl raakte zijn bicep, diep genoeg om bloed te doen verschijnen. Thor schreeuwde het uit, maar wist zich desondanks om te draaien en Andronicus’ kuit te raken.
Andronicus wankelde en schreeuwde het uit terwijl Thor weer overeind sprong. De twee stonden tegenover elkaar, beiden gewond.
“Ik ben sterker dan jij, zoon,” zei Andronicus. “En meer ervaren in de strijd. Geef je nu over. Je krachten werken niet tegen mij. Het is ik tegen jou, man tegen man, zwaard tegen zwaard. En ik ben een betere krijger. Dat weet je. Zwicht, en ik zal je niet doden.”
Thor keek hem dreigend aan.
“Ik zwicht voor niemand! Zeker niet voor jou!”
Thor dwong zichzelf om aan Gwendolyn te denken, aan wat Andronicus haar had aangedaan, en zijn woede werd nog heviger. Het was tijd. Thor was vastberaden om Andronicus af te maken en dit afschuwelijke monster voor eens en altijd terug naar de hel te sturen.
Thor viel aan met alles wat hij had. Hij zwaaide zijn zwaard zo snel rond dat hij het nauwelijks vast kon houden, maar ondanks het feit dat Andronicus werd teruggedreven, wist hij elke slag te blokkeren. Het gevecht ging door, en Andronicus leek verrast door de kracht en het uithoudingsvermogen van zijn zoon.
Thor zag zijn kans schoon toen Andronicus’ armen moe leken te worden. Thor mikte op de kop van zijn strijdbijl, en slaagde erin om het wapen uit Andronicus’ handen te slaan. Andronicus keek geschokt toe hoe zijn strijdbijl door de lucht vloog, en voor hij wist wat er gebeurde had Thor zijn vader in zijn borst getrapt. Andronicus viel plat op zijn rug.
Voor hij kon opstaan, zette Thor een voet op zijn keel. Thor had hem tegen de grond gepind, en staarde dreigend op hem neer.
Het hele slagveld keek gefascineerd toe terwijl Thor over hem heen gebogen stond en de punt van zijn zwaard tegen zijn vaders keel zette.
Andronicus, bij wie het bloed uit zijn mond gutste, grijnsde door zijn slagtanden.
“Je kunt het niet, zoon,” zei hij. “Dat is je grootste zwakte. Je liefde voor mij. Net als mijn zwak voor jou. Ik zou mezelf er nooit toe kunnen zetten om je te doden. Nooit. Dit hele gevecht is nutteloos. Je laat me gaan. Omdat jij en ik één zijn.”
Thors handen trilden terwijl hij de punt van zijn zwaard tegen zijn vaders keel hield. Langzaam hief hij hem. Een deel van hem wist dat zijn vader de waarheid sprak. Hoe kon hij nu zijn eigen vader doden?
Maar terwijl hij naar hem keek, dacht hij aan alle pijn, alle schade die zijn vader had toegebracht aan de mensen om hem heen. Hij dacht aan de prijs om hem in leven te laten. De prijs van compassie. Het was een te grote prijs, niet alleen voor Thorgrin zelf, maar voor iedereen waar hij om gaf. Thor keek om zich heen en zag de tienduizenden soldaten van het Rijk die zijn thuisland waren binnengedrongen. Daar stonden ze, klaar om zijn mensen aan te vallen. En deze man was hun leider. Thor was het zijn thuisland verschuldigd. En Gwendolyn. En zichzelf. Deze man was dan zijn vader door bloed, maar meer niet. Hij was niet zijn vader in een andere zin van het woord. En bloed alleen maakte geen vader.
Thor hief zijn zwaard hoog en met een luide schreeuw bracht hij hem naar beneden.
Even sloot hij zijn ogen, en toen hij ze open deed zag hij het zwaard uit de grond steken, vlak naast Andronicus’ hoofd. Thor liet het daar, en deed een stap naar achteren.
Zijn vader had gelijk: hij kon het niet. Ondanks alles kon hij zichzelf er niet toe zetten om een weerloze man te doden.
Thor keerde zijn vader de rug toe en keek naar Gwendolyn. Hij had het gevecht gewonnen, hij had zijn punt gemaakt. Als Andronicus ook maar een greintje eer had, zou hij terugkeren naar huis.
“THORGRIN!” schreeuwde Gwendolyn.
Thor draaide zich om en zag tot zijn grote schrik Andronicus’ strijdbijl recht op zijn hoofd afkomen. Thor dook op het laatste moment weg, en de strijdbijl ging langs zijn hoofd.
Maar Andronicus was snel, en in dezelfde beweging gaf hij Thor een klap met zijn handschoen, waardoor Thor op handen en knieën terecht kwam.
Thor voelde zijn ribben breken toen Andronicus’ laars hem in zijn maag raakte. Hij snakte naar adem.
Thor zat hijgend op handen en knieën. Het bloed droop uit zijn mond terwijl hij een poging deed zijn kracht bij elkaar te schrapen, om op te staan. Vanuit zijn ooghoek zag hij Andronicus naar voren stappen, breed glimlachend, en zijn strijdbijl met beide handen optillen. Thor kon zien dat hij op het punt stond hem te onthoofden. Thor kon in Andronicus’ bloeddoorlopen ogen zien dat hij geen genade zou hebben, zoals Thor wel had gehad.
“Dit is wat ik jaren geleden al had moeten doen,” zei Andronicus.
Andronicus bracht schreeuwend zijn bijl neer op Thors nek.
Maar Thor was nog niet klaar met vechten; ondanks zijn pijn wist hij overeind te krabbelen, en hij tackelde zijn vader tegen de grond.
Thor lag op hem, klaar om hem met zijn blote handen af te maken. Het gevecht was uitgelopen in een worsteling. Andronicus greep Thor bij zijn keel, en Thor was verrast door zijn kracht; hij voelde hoe hij gewurgd werd.
Wanhopig greep Thor naar zijn middel, zoekend naar zijn dolk. De koninklijke dolk, de dolk die Koning MacGil hem had gegeven voor hij stierf. Thor kreeg geen lucht meer, en hij wist dat als hij zijn dolk niet snel zou vinden, hij zou sterven.
Hij vond hem met zijn laatste adem. Hij hief hem, en dreef hem met beide handen in Andronicus’ borst.
Andronicus schoot overeind, snakkend naar adem. Zijn ogen puilden uit in een doodsstaar, maar bleef zijn zoon wurgen.
Thor begon sterretjes te zien, en werd slap.
Langzaam verslapte Andronicus’ greep, en zijn armen vielen langs zijn zij. Zijn ogen rolden weg, en hij bewoog niet meer.
Verstijfd lag hij daar. Dood.
Thor snakte naar adem terwijl hij de slappe hand van zijn vader van zijn keel haalde, en hoestend en proestend van het levenloze lichaam van zijn vader af rolde.
Zijn hele lichaam trilde. Hij had zojuist zijn vader gedood. Hij had niet gedacht dat het mogelijk was.
Thor keek om zich heen en zag alle krijgers hem geschokt aanstaren. Thor voelde een ongelofelijke hitte door zijn lijf stromen, alsof hij zojuist een kwaadaardig deel van zichzelf had gedood. Hij voelde zich anders, lichter.
Thor hoorde een luid gedonder in de lucht, en toen hij opkeek zag hij een zwarte wolk verschijnen boven Andronicus’ lichaam. Er schoot een trechter van zwarte schaduwen naar beneden, als demonen. Ze wervelden huilend rond zijn vaders lichaam, en tilden zijn lichaam hoog de lucht in, tot het verdween in de wolk. Thor keek verbijsterd toe en vroeg zich af naar welke hel zijn vaders ziel meegevoerd zou worden.
Toen Thor opkeek zag hij het leger van het Rijk naar hem staren. Tienduizenden mannen met wraak in hun ogen. De Grote Andronicus was dood. Maar zijn mannen waren er nog. Thor en de mannen van de Ring waren nog steeds met honderd tegen één in de minderheid. Ze hadden de slag gewonnen, maar ze stonden op het punt de oorlog te verliezen.
Erec, Kendrick, Srog en Bronson liepen naar Thors zijde en trokken hun zwaarden terwijl ze zich tot het Rijk wendden. Er klonken hoorns, en Thor bereidde zich voor de laatste keer voor op de strijd. Hij wist dat ze niet konden winnen. Maar ze zouden in ieder geval samen ten onder gaan, in één laatste gewelddadige confrontatie van glorie.