Читать книгу Een Bewind Van Staal - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 14

HOOFDSTUK VIER

Оглавление

Alistair lag in Erecs armen op het dek van het enorme schip, dat zachtjes op de golven deinde. Ze keek gefascineerd op naar de miljoenen rode sterren die als een deken over de nachtelijke hemel lagen, glinsterend in de verte; het warme zeebriesje streelde haar, en maakte haar slaperig. Ze voelde zich tevreden. Nu ze hier was, samen met Erec, voelde ze vrede; hier, in dit deel van de wereld, op deze uitgestrekte oceaan, voelde het alsof alle problemen in de wereld niet meer bestonden. Ze waren uit elkaar gehouden door oneindig veel obstakels, en nu kwamen haar dromen eindelijk uit. Ze waren samen, en er zou niets meer tussen hen in komen. Ze waren onderweg naar zijn eilanden, naar zijn thuisland, en als ze daar zouden arriveren, zou ze met hem trouwen. Ze wilde niets liever.

Erec trok haar dicht naar zich toe, en ze kroop tegen hem aan terwijl ze opkeken naar de sterrenhemel en de zachte oceaanmist over hen heen spoelde. Ze voelde haar ogen zwaar worden.

Terwijl ze naar de open hemel keek, dacht ze aan hoe groot de wereld was; ze dacht aan haar broer, Thorgrin, en ze vroeg zich af waar hij nu was. Ze wist dat hij onderweg was om hun moeder te zien. Zou hij haar vinden? Wat voor vrouw zou ze zijn? Bestond ze wel echt?

Een deel van Alistair wilde met hem mee, zodat ze ook hun moeder kon ontmoeten; en een ander deel van haar miste de Ring, en wilde weer terug zijn op bekend terrein. Maar bovenal was ze opgewonden; opgewonden om samen met Erec een nieuw leven te beginnen, op een nieuwe plek, in een nieuw deel van de wereld. Ze wilde zijn mensen ontmoeten en zien hoe zijn thuisland eruit zag. Wie leefden er op de Zuidelijke Eilanden? vroeg ze zich af. Hoe waren zijn mensen? Zou zijn familie haar accepteren? Zouden ze haar verwelkomen, of zouden ze zich door haar bedreigd voelen? Zouden ze blij zijn dat ze zouden trouwen? Of hadden ze liever dat Erec met iemand van hun eigen volk trouwde?

Waar ze zich nog het meest zorgen om maakte, was wat ze van haar zouden denken zodra ze erachter kwamen wat voor krachten ze had. Wat zouden ze doen als ze erachter kwamen dat ze een Druïde was? Zouden ze haar als een freak zien, een buitenstaander, net als de rest?

“Vertel me weer over uw volk,” zei Alistair tegen Erec.

Hij keek haar aan, en keek toen weer op naar de hemel.

“Wat wilt u weten?”

“Vertel me over uw familie,” zei ze.

Erec dacht een tijdje zwijgend na. Toen sprak hij:

“Mijn vader is een geweldige man. Hij is al koning van ons volk sinds hij net zo oud was als ik nu ben. Zijn naderende dood zal ons eiland voorgoed veranderen.”

“En heeft u nog meer familie?”

Erec aarzelde, en knikte toen.

“Ja. Ik heb een zus… en een broer.” Hij aarzelde. “Mijn zus en ik, we hadden een hechte band toen we opgroeiden. Maar ik moet u waarschuwen, ze is erg territoriaal en snel jaloers. Ze vertrouwt buitenstaanders niet, en ze vindt het maar niets als er nieuwe mensen bij de familie komen. En mijn broer…” Erec dwaalde af.

Alistair bleef aandringen.

“Wat?”

“Een betere vechter zult u niet ontmoeten. Maar hij is mijn jongere broertje, en hij wilde altijd de strijd met me aan gaan. Ik beschouwde hem altijd als mijn broertje, en hij heeft mij altijd als een tegenstander beschouwd, als iemand die hem in de weg stond. Ik weet niet waarom. Zo is het gewoon. Ik wou dat we een betere band met elkaar hadden.”

Alistair keek hem verrast aan. Ze kon niet begrijpen hoe iemand niet van Erec kon houden.

“Is het nog steeds zo?” vroeg ze.

Erec haalde zijn schouders op.

“Ik heb ze niet meer gezien sinds ik een kind was. Dit is de eerste keer dat ik terugkeer naar mijn thuisland; er zijn bijna dertig zonnecycli voorbij gegaan. Ik weet niet wat ik moet verwachten. Ik ben nu een product van de Ring. Maar als mijn vader sterft… ik ben de oudste. Mijn mensen verwachten van me dat ik de troon overneem.”

Alistair zweeg even. Ze wilde niet opdringerig zijn.

“En wilt u dat?”

Erec haalde zijn schouders op.

“Het is niet iets waar ik naar verlang. Maar als mijn vader het wenst… dan kan ik geen nee zeggen.”

Alistair bekeek hem aandachtig.

“U houdt heel veel van hem.”

Erec knikte, en ze zag zijn ogen glinsteren in het licht van de sterren.

“Ik hoop alleen dat ons schip arriveert voor hij sterft.”

Alistair dacht na over zijn woorden.

“En uw moeder?” vroeg ze. “Zal ze mij mogen?”

Erec glimlachte breed.

“Als een dochter,” zei hij. “Want ze zal zien hoeveel ik om u geef.”

Ze kusten, en Alistair liet haar vingers in die van Erec glijden terwijl ze weer opkeek naar de sterrenhemel.

“Onthoud dit, mijn vrouwe. Ik hou van u. Van u boven alles. Dat is het enige dat ertoe doet. Mijn mensen zullen ons de mooiste bruiloft schenken die de Zuidelijke Eilanden ooit hebben meegemaakt; ze zullen overladen met festiviteiten. En ze zullen allemaal van u houden.”

Alistair hield Erecs hand stevig vast, en keek naar de sterren. Ze twijfelde niet aan zijn liefde voor haar, maar ze twijfelde aan zijn mensen, de mensen die hij zelf nauwelijks kende. Zouden ze haar echt omarmen, zoals hij dacht? Ze was er niet zo zeker van.

Ineens hoorde Alistair zware voetstappen. Ze keek om en zag een bemanningslid naar de reling lopen en een grote vis overboord gooien. Er klonk een zachte plons, gevolgd door gespetter, terwijl een andere vis omhoog sprong en de eerste vis opat.

Er rees een afschuwelijk geluid uit het water op, als een gekreun of een gehuil, gevolgd door meer geplons.

Alistair wierp een blik op de zeeman. Hij was een onsmakelijk figuur, ongeschoren, gekleed in vodden, en hij miste flink wat tanden. Hij leunde over de rand en grijnsde breed. Hij draaide zich om en keek haar recht aan, zijn gezicht grotesk in het licht van de sterren. Alistair kreeg een onbehaaglijk gevoel.

“Wat heb je overboord gegooid?” vroeg Erec.

“De maag van een simka vis,” antwoordde hij.

“Maar waarom?”

“Het is vergif,” antwoordde hij grijnzend. “Elke vis die het opeet sterft ter plekke.”

Alistair keek hem vol afschuw aan.

“Maar waarom zou je de vissen willen doden?”

De man grijnsde nog breder.

“Ik vind het leuk om ze te zien sterven. Ik vind het leuk om ze te horen schreeuwen, en ik vind het leuk om ze te zien drijven, met hun buik omhoog. Het is leuk.”

De man draaide zich om en liep langzaam terug naar de rest van de crew. Terwijl Alistair hem nakeek, voelde ze haar maag samentrekken.

“Wat is er?” vroeg Erec.

Alistair keek weg en schudde haar hoofd en probeerde het gevoel van zich af te schudden. Maar het ging niet weg; het was een afschuwelijk voorgevoel, en ze wist niet wat het betekende.

“Niets, mijn heer,” zei ze.

Ze nestelde zich weer in zijn armen en trachtte zichzelf te vertellen dat alles goed was. Maar diep van wist ze dat het tegenovergestelde waar was.

*

Erec werd wakker en voelde het schip langzaam op en neer deinen. Hij wist onmiddellijk dat er iets mis was. Het was de krijger in hem, het deel van hem dat hem altijd waarschuwde vlak voor er iets ergs gebeurde. Hij had altijd een zesde zintuig gehad, al sinds hij een jongen was.

Hij ging rechtop zitten, alert, en keek om zich heen. Hij draaide zich om en zag Alistair naast hem liggen, diep in slaap. Het was nog donker, en de boot deinde zachtjes op de golven, maar toch wist hij dat er iets mis was. Hij keek weer om zich heen, maar kon niets vreemds ontdekken.

Wat gevaar kon er hier, in de middle of nowhere, op de loer liggen, vroeg hij zich af? Was het slechts een droom?

Erec, die op zijn instinct vertrouwde, reikte naar beneden om zijn zwaard te pakken. Maar voor hij het heft raakte, voelde hij ineens hoe er een zwaar net over hem heen viel. Het was gemaakt van het zwaarste touw dat hij ooit had gevoeld, bijna zwaar genoeg om iemand te verpletteren, en het viel helemaal over hem heen.

Voor hij kon reageren, voelde hij hoe hij de lucht in werd getild. Hij zat als een wild dier gevangen in het net, de touwen zo strak om hem heen dat hij niet eens kon bewegen. Zijn schouders en armen en polsen en voeten werden strak tegen elkaar aan gedrukt. Hij werd steeds hoger en hoger getild, tot hij een goede zes meter boven het dek bungelde.

Erecs hart ging hevig tekeer terwijl hij probeerde te begrijpen wat er aan de hand was. Hij keek naar beneden en zag Alistair onder zich, die net wakker werd.

“Alistair!” riep Erec uit.

Ze keek om zich heen, en toen ze eindelijk op keek en hem zag, betrok haar gezicht.

“EREC!” riep ze.

Erec kon slechts toekijken hoe enkele tientallen bemanningsleden met fakkels op haar afkwamen. Ze hadden een groteske grijns op hun gezicht en een kwade blik in hun ogen.

“Het is hoog tijd dat hij haar met ons deelt,” zei één van hen.

“Ik ga deze prinses leren wat het betekent om met een zeeman te leven!” zei een ander.

De groep barstte in lachen uit.

“Na mij,” zei een ander.

“Niet voor ik mijn deel heb gehad,” zei een ander.

Erec probeerde met alles dat hij had om vrij te breken terwijl ze op haar afkwamen. Maar het had geen zin. Zijn schouders en armen zaten zo strak vast, hij kon er geen beweging in krijgen.

“ALISTAIR!” schreeuwde hij wanhopig.

Hij kon niets anders doen dan hulpeloos toekijken.

Drie zeemannen besprongen Alistair van achteren; Alistair schreeuwde het uit terwijl ze haar overeind trokken. Ze scheurden haar shirt en trokken haar armen achter haar rug. Ze hielden haar stevig vast terwijl er nog meer zeemannen aan kwamen lopen.

Erec zocht naar een teken van de kapitein; hij zag hem vanaf het bovenste dek toekijken.

“Kapitein!” schreeuwde Erec. “Dit is jouw schip. Doe iets!”

De kapitein keek hem aan, en draaide zich toen om, alsof hij het niet wilde zien.

Erec keek wanhopig toe terwijl één van de mannen een mes trok en hem tegen Alistairs keel hield. Alistair schreeuwde het uit.

“NEE!” schreeuwde Erec.

Het was alsof er zich een nachtmerrie onder hem ontvouwde—en er was niets dat hij kon doen.

Een Bewind Van Staal

Подняться наверх