Читать книгу Een Bewind Van Staal - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 16

HOOFDSTUK ZES

Оглавление

Gwendolyn zat achterin de wagen die over de landweg hobbelde, aan het hoofd van de expeditie die naar het westen trok. Gwendolyn was tevreden met hoe de evacuatie tot dusver was verlopen, en tevreden met de vooruitgang die haar mensen hadden geboekt. Ze haatte het dat ze haar stad moest achterlaten, maar ze was er in elk geval van overtuigd dat ze voldoende afstand hadden afgelegd om in veiligheid te zijn. En ze waren goed op weg naar hun uiteindelijke bestemming: ze zouden de Westelijke Oversteek van het Ravijn nemen, aan boord gaan van haar schepen aan de kust van de Tartuvische zee, en de oceaan oversteken naar de Hoge Eilanden. Ze wist dat het de enige manier was om haar mensen in veiligheid te brengen.

Om haar heen liepen duizenden mensen te voet, en hobbelden nog eens duizenden anderen in hun wagens. Het geluid van de paardenhoeven, van de gestage bewegingen van de wagens, vulde Gwens oren. Ze raakte verdwaald in de eentonigheid van de tocht. Ze hield Guwayne tegen zich aan en wiegde hem zachtjes heen en weer. Naast haar zaten Steffen en Illepra, die haar de hele weg zouden vergezellen.

Gwendolyn keek uit naar de weg die voor haar lag en probeerde zich in te beelden dat ze ergens anders was. Ze had zo hard gewerkt om dit koninkrijk te herbouwen, en nu moest ze het ontvluchten. De McClouds hadden haar gedwongen haar massa evacuatie plan uit te voeren—een plan dat ze had opgesteld naar aanleiding van alle eeuwenoude voorspellingen, Argons hints, haar eigen dromen. Maar wat als ze het verkeerd had? Wat als het allemaal niet meer dan dromen waren geweest? Wat als de situatie in de Ring niet uit de hand zou lopen? Wat als dit niets meer was dan een overdreven reactie, een onnodige evacuatie? Ze kon tenslotte ook haar mensen naar een andere stad binnen de Ring evacueren, zoals Silesia. Ze hoefde hen echt niet naar de andere kant van de oceaan te brengen.

Tenzij ze een complete vernietiging van de Ring voorzag. En afgaande op alles dat ze had gelezen en gehoord en gevoeld, was dat onvermijdelijk. Een evacuatie was de enige manier, verzekerde ze zichzelf.

Terwijl Gwen naar de horizon staarde, wenste ze dat Thor bij haar was. Ze keek op naar de lucht en vroeg zich af waar hij nu was. Had hij het Land van de Druïden al gevonden? Had hij zijn moeder gevonden? Zou hij voor haar terugkomen?

En zouden ze ooit trouwen?

Gwen keek in Guwaynes ogen en zag Thors grijze ogen haar aanstaren. Ze drukte hem steviger tegen zich aan. Ze probeerde niet te denken aan het offer dat ze had moeten maken in de Onderwereld. Zou het allemaal uitkomen? Kon het lot echt zo wreed zijn?

“Mijn vrouwe?”

Gwen schrok op; ze draaide zich om en zag Steffen omhoog wijzen, naar de lucht. Ze zag dat overal om hen heen mensen halt hielden, en ineens voelde ze ook haar eigen wagen halt houden. Ze vroeg zich af waarom de koetsier was gestopt zonder haar bevel.

Gwen volgde Steffens vinger, en daar, aan de horizon, zag ze drie brandende pijlen hoog de lucht in schieten, waarna ze weer naar de grond vielen, als vallende sterren. Drie brandende pijlen. Dat kon maar één ding betekenen: het teken van de MacGils. De klauwen van de valk. Die werden gebruikt om het teken van overwinning te geven. Het was een signaal dat gebruikt was door haar vader en zijn vader voor hem, een signaal dat alleen voor MacGils bestemd was. Er was geen twijfel mogelijk: het betekende dat de MacGils hadden gewonnen. Ze hadden het Koninklijk Hof terug gewonnen.

Maar hoe was dat mogelijk? vroeg ze zich af. Toen ze waren vertrokken, was er geen hoop op overleven geweest, laat staan op een overwinning.

In de verte zag Gwen dat er een banner werd gehesen. Ze kneep haar ogen samen. Geen twijfel mogelijk: het was de banner van de MacGils. Dat kon alleen maar betekenen dat het Koninklijk Hof weer in handen van de MacGils was.

Aan de ene kant was Gwen dolblij. Ze wilde direct weer terugkeren. Maar terwijl ze keek naar de afstand die ze hadden afgelegd, dacht ze aan Argons voorspellingen, aan de rollen die ze had gelezen, aan haar eigen voorgevoelens. Diep van binnen voelde ze dat haar mensen nog steeds geëvacueerd moesten worden. De MacGils hadden wellicht het Koninklijk Hof heroverd; maar dat betekende niet dat de Ring veilig was. Gwendolyn wist nog steeds zeker dat er iets veel ergers aankwam, en dat ze haar mensen hier vandaan moest zien te krijgen.

“Het lijkt erop dat we hebben gewonnen,” zei Steffen.

“Een reden voor feest!” riep Aberthol uit, die op haar wagen afliep.

“Het Koninklijk Hof is weer van ons!” riep een burger uit.

Er rees een gejuich op.

“We moeten onmiddellijk terugkeren!” riep een ander.

Weer gejuich. Maar Gwen schudde vastbesloten haar hoofd. Ze ging staan, en alle ogen richtten zich op haar.

“We gaan niet terug!” riep ze naar haar mensen. “We zijn de evacuatie begonnen, en we moeten ons aan het plan houden. Ik weet dat de Ring in groot gevaar is. Ik moet jullie in veiligheid brengen nu het nog kan, nu we nog een kans hebben.”

Haar mensen gromden ontevreden, en er stapten enkele burgers naar voren, die naar de horizon wezen.

“Ik weet niet hoe het met jullie zit,” bulderde er één, “maar het Koninklijk Hof is mijn thuis! Het is alles dat ik ken! En ik ben niet van plan om de zee over te steken naar één of andere vreemd eiland, terwijl onze stad nog intact is én in handen van de MacGils! Ik ga terug naar het Koninklijk Hof!”

Er rees een luid gejuich op, en de man begon terug te lopen. Honderden mensen volgden hem, lieten hun wagens keren, en begonnen hun reis terug naar het Koninklijk Hof.

“Mijn vrouwe, moet ik hen tegenhouden?” vroeg Steffen paniekerig, trouw als altijd.

“Dit is de stem van het volk, mijn vrouwe,” zei Aberthol, die naar haar toe liep. “Het zou dwaas zijn om hen te negeren. Dat kunt u niet. Het is hun thuis. Het is alles dat ze hebben. Verzet u niet tegen uw eigen mensen. Leidt hen niet zonder goede reden.”

“Maar ik heb een goede reden,” zei Gwen. “Ik weet dat er verwoesting aan komt.”

Aberthol schudde zijn hoofd.

“Maar zij niet,” antwoordde hij. “Ik twijfel niet aan u. Maar een koningin plant vooruit, terwijl de massa handelt op instinct. En een koningin is slechts zo machtig als de massa wil dat ze is.”

Gwen brandde van frustratie terwijl ze toekeek hoe haar mensen haar bevelen negeerden en terug naar het Koninklijk Hof keerden. Het was de eerste keer dat ze zich openlijk tegen haar hadden verzet, dat ze haar openlijk hadden getart. Ze vond het maar niets. Was dit een voorteken? Waren haar dagen als koningin geteld?

“Mijn vrouwe, zal ik de soldaten bevelen om ze tegen te houden?” vroeg Steffen.

Ze had het gevoel alsof hij de enige was die nog trouw aan haar was. Een deel van haar wilde ja zeggen.

Maar terwijl ze hen nakeek, wist ze dat het zinloos zou zijn.

“Nee,” zei ze zachtjes. Haar stem klonk gebroken. Wat haar nog het meest pijn deed was de gedachte dat hun acties alleen maar tot hun ondergang zouden leiden, en dat er niets was dat ze kon doen om hen tegen te houden. “Ik kan niet voorkomen wat het lot voor hen heeft bepaald.”

*

Gwendolyn was moedeloos terwijl ze haar mensen volgde en door de achterste poorten van het Koninklijk Hof reed. In de verte kon ze het geschreeuw en gejuich van de feestvierende mensen aan de andere kant al horen. Haar mensen waren dolblij. Ze dansten en juichten en gooiden hun hoeden in de lucht terwijl ze door de poorten heen stroomden, terug de stad in waar ze van hielden, de stad die ze hun thuis noemden. Iedereen haastte zich om de Krijgsmacht, Kendrick en de Zilveren te feliciteren met de overwinning.

Maar Gwendolyn werd verscheurd door tegenstrijdige gevoelens. Aan de ene kant was ze natuurlijk dolblij om weer terug te zijn, dolblij dat ze de McClouds hadden verslagen, dolblij om te zien dat Kendrick en de anderen veilig waren. Ze was trots om de lijken van de McClouds te zien liggen, en ze was dolblij dat haar broer Godfrey, die ergens aan de kant zat en met zijn hoofd in zijn handen zijn wond verzorgde, het had overleefd.

Maar tegelijkertijd kon Gwendolyn haar onheilspellende voorgevoel niet van zich af zetten. Ze wist zeker dat hen iets verschrikkelijks te wachten stond, en dat ze moesten evacueren voor het te laat was.

Maar haar mensen werden meegesleurd door de overwinning. Ze waren niet voor rede vatbaar. Ze werd met duizenden anderen de uitgestrekte stad in geleid die ze zo goed kende. Terwijl ze naar binnen gingen zag Gwen tot haar opluchting dat de McClouds snel waren gedood, voordat ze de kans hadden gekregen om veel schade aan te brengen.

“Gwendolyn!”

Gwendolyn draaide zich om en zag Kendrick afstijgen en naar haar toe rennen. Hij omhelsde haar, en ze overhandigde Guwayne aan Illepra naast haar, waarna ze hem terug knuffelde. Zijn wapenrusting voelde hard en koud aan.

“Mijn broer,” zei ze terwijl ze naar hem op keek. Zijn ogen glommen van de overwinning. “Ik ben trots op je. Je hebt meer gedaan dan onze stad behouden—je hebt onze aanvallers uitgeschakeld. Jij en je Zilveren. Je bent de belichaming van onze erecode. Vader zou trots op je zijn.”

Kendrick boog grijnzend zijn hoofd.

“Ik ben dankbaar voor je woorden, zus. Ik kon niet toelaten dat je stad, onze stad, vaders stad, door die heidenen vernietigd zou worden. Ik was niet alleen; je moet weten dat onze broer Godfrey het eerste verzet heeft gedaan. Hij en een handjevol anderen, en zelfs de Krijgsmacht—ze hebben allemaal geholpen om de aanvallers te verslaan.”

Gwen draaide zich om en zag een glimlachende Godfrey naar hen toe lopen. Hij hield één hand tegen de zijkant van zijn hoofd aan, dat besmeurd was met opgedroogd bloed.

“Je bent vandaag een man geworden, mijn broer,” zei ze tegen hem terwijl ze een hand op zijn schouder legde. “Vader zou trots zijn.”

Godfrey glimlachte schaapachtig terug.

“Ik wilde je alleen waarschuwen,” zei hij.

Ze glimlachte.

“Je hebt veel meer gedaan.”

Godfrey werd op de voet gevolgd door Elden, O’Connor, Conven en tientallen leden van de Krijgsmacht.

“Mijn vrouwe,” zei Elden. “Onze mannen hebben hier vandaag dapper gevochten. Helaas hebben we er ook veel verloren.”

Gwen keek langs hem heen en zag de levenloze lichamen die verspreid door het Koninklijk Hof lagen. Er waren duizenden McClouds bij—maar ook tientallen rekruten van de Krijgsmacht. Zelfs een handjevol Zilveren. Het bracht pijnlijke herinneringen naar boven aan de laatste keer dat haar stad werd bezet. Het was moeilijk voor Gwen om naar te kijken.

Ze draaide zich om en zag een tiental McClouds, gevangenen, nog steeds in leven, hun hoofden gebogen, hun handen achter hun ruggen vastgebonden.

“En wie zijn dit?” vroeg ze.

“De McCloud generaals,” antwoordde Kendrick. “We hebben ze in leven gehouden. Zij zijn de enigen die nog over zijn van hun leger. Wat wilt u dat we met ze doen?”

Gwendolyn liet langzaam haar blik over hen heen glijden en keek hen in de ogen. Ze staarden allemaal trots en uitdagend terug. Het waren ruwe mannen, typische McClouds, en ze leken geen berouw te tonen.

Gwen zuchtte. Er was een tijd geweest waar ze had gedacht dat vrede het antwoord was op alles, dat als ze maar vriendelijk en genadig genoeg was voor haar buren, als ze maar genoeg goodwill kon tonen, ze wel aardig zouden zijn voor haar en haar mensen.

Maar hoe langer ze regeerde, hoe meer ze zag dat anderen haar ouvertures van vrede alleen maar als een teken van zwakte zagen, als iets waar ze misbruik van konden maken. Al haar inspanningen voor vrede waren uitgelopen in een verassingsaanval. Op Pelgrimage Dag nog wel, de heiligste dag van het jaar.

Gwendolyn voelde zichzelf hard worden van binnen. Ze had niet meer dezelfde naïviteit, hetzelfde vertrouwen in de mens, als vroeger. Ze begon steeds meer vertrouwen te krijgen in een bewind van staal.

Terwijl Kendrick en de anderen haar afwachtend aankeken, hief Gwendolyn haar stem:

“Dood ze,” zei ze.

Hun ogen sperden zich open van verassing. Ze hadden dit duidelijk niet verwacht van hun koningin, die altijd naar vrede had gestreefd.

“Heb ik dat goed verstaan, mijn vrouwe?” vroeg Kendrick. Hij klonk geschokt.

Gwendolyn knikte.

“Dat heb je,” antwoordde ze. “Als je klaar bent, verzamel je hun lichamen, en zorg je dat ze buiten onze poorten komen.”

Gwendolyn draaide zich om en liep weg over het binnenplein van het Koninklijk Hof, en hoorde het geschreeuw van de McClouds achter zich. Ondanks haar besluit kromp ze ineen.

Gwen liep door een stad die bezaaid was met lijken, en tegelijkertijd werd gevuld met gejuich en muziek. Duizenden mensen keerden weer terug naar hun huizen, alsof er niets was gebeurd. Haar hart vulde zich met angst.

“De stad is weer van ons,” zei Kendrick, die naast haar kwam staan.

Gwendolyn schudde haar hoofd.

“Niet voor lang.”

Hij keek haar verbaasd aan.

“Wat bedoel je?”

Ze stopte en keek hem aan.

“Ik heb de voorspellingen gezien,” zei ze. “De oude geschriften. Ik heb met Argon gesproken. Ik heb een droom gehad. We worden aangevallen. Het was een fout om hier terug te komen. We moeten onmiddellijk evacueren.”

Kendricks gezicht betrok, en Gwen zuchtte terwijl ze naar haar mensen keek.

“Maar mijn mensen willen niet luisteren.”

Kendrick schudde zijn hoofd.

“Wat als je het mis hebt?” zei hij. “Wat als je te veel naar voorspellingen hebt gekeken? We hebben de beste strijdmacht ter wereld. Er kan niets door onze poorten heen. De McClouds zijn dood, en we hebben geen andere vijanden in de Ring. Het Schild is sterk. En we hebben Ralibar, waar hij ook is. Je hebt niets te vrezen. Wij hebben niets te vrezen.”

Gwendolyn schudde haar hoofd.

“Dat is precies het moment waarop je het meest te vrezen hebt,” antwoordde ze.

Kendrick zuchtte.

“Mijn vrouwe, dit was slechts één aanval,” zei hij. “Ze hebben ons verrast op Pelgrimage Dag. We zullen het Koninklijk Hof nooit meer onbewaakt achterlaten. Deze stad is een fort. Hij staat al duizenden jaren. Er is niemand meer over om ons te onderwerpen.”

“Je hebt het mis,” zei ze.

“Nou, zelfs als dat zo is, je ziet dat de mensen niet weg willen. Mijn zus,” zei Kendrick zachtjes, “ik hou van je. Maar ik spreek als je commandant. Als de commandant van de Zilveren. Als je tracht je mensen te dwingen tot evacuatie, om iets te doen wat ze niet willen, dan komt er een opstand. Ze zien het gevaar niet dat jij ziet. En om eerlijk te zijn zie ik het ook niet.”

Gwendolyn keek naar haar mensen en ze wist dat Kendrick gelijk had. Ze zouden niet naar haar luisteren. Zelfs haar eigen broer geloofde haar niet.

En het brak haar hart.

*

Gwendolyn stond op de bovenste borstweringen van haar kasteel. Ze hield Guwayne stevig vast en keek uit naar de twee ondergaande zonnen. Beneden hoorde ze het gesmoorde gejuich en geschreeuw van haar mensen, die zich voorbereidden op een nacht van feestvieren. Ze zag de glooiende heuvels die het Koninklijk Hof omgaven. Een koninkrijk op zijn top. Eindeloze groene velden, boomgaarden. Een land van overvloed. Het volk was tevreden, herbouwd na zo veel tragedie, en ze zag een vredige wereld.

Gwen fronste. Ze vroeg zich af hoe hier enige vorm van duisternis kon doordringen. Misschien was de duisternis die ze in haar dromen had gezien al gekomen in de vorm van de McClouds. Misschien was het kwaad al afgewend, dankzij Kendrick en de anderen. Misschien had Kendrick wel gelijk. Misschien was ze wel te voorzichtig geworden sinds ze Koningin was geworden. Misschien had ze wel teveel tragedie gezien. Misschien keek ze, zoals Kendrick zei, wel te veel naar voorspellingen.

Tenslotte waren het drastische maatregelen, om haar mensen te evacueren, hen over het Ravijn te leiden en hen naar de kwetsbare Hoge Eilanden te brengen. Het waren maatregelen voor de grootste calamiteiten. Wat als ze het plan door zou zetten, en er geen tragedie zou plaatsvinden in de Ring? Ze zou voor altijd bekend staan als de Koningin die in paniek raakte zonder dat er gevaar dreigde.

Gwendolyn zuchtte en trok Guwayne dichter tegen zich aan terwijl hij draaide in haar armen, en vroeg zich af of ze soms gestoord werd. Ze keek op en zocht naar een teken van Thorgrin, hopend, biddend. Ze hoopte ook op een teken van Ralibar, waar hij dan ook was. Maar ook hij was nog niet teruggekeerd.

Gwen keek teleurgesteld naar een lege hemel. Wederom kon ze alleen op zichzelf rekenen. Zelfs haar mensen, die haar altijd hadden gesteund, die tegen haar hadden opgekeken, leken haar nu niet meer te vertrouwen. Haar vader had haar hier nooit op voorbereid. Wat voor Koningin was ze zonder de steun van haar mensen? Ze was machteloos.

Gwen wilde wanhopig graag iemand om raad vragen. Maar Thorgrin was weg; haar moeder was weg; het leek of iedereen waar ze van hield weg was. Ze had het gevoel dat ze op een tweesplitsing stond, en ze had zich nog nooit zo verward gevoeld.

Gwen sloot haar ogen en bad tot God om hulp. Ze probeerde hem met al haar wilskracht op te roepen. Ze was nooit iemand geweest die veel bad, maar haar geloof was sterk, en ze wist zeker dat hij bestond.

Alstublieft, God. Ik ben zo door de war. Laat me zien hoe ik mijn mensen kan beschermen. Laat me zien hoe ik Guwayne kan beschermen. Laat me zien hoe ik goed kan regeren.

“Gebeden zijn erg krachtig,” klonk een stem.

Gwendolyn draaide zich met een ruk om, opgelucht bij het horen van de stem. Daar, slechts enkele meters bij haar vandaan, stond Argon. Hij was gekleed in zijn witte mantel en hield zijn staf vast terwijl hij naar de horizon staarde.

“Argon, ik heb antwoorden nodig. Alsjeblieft. Help me.”

“We hebben altijd behoefte aan antwoorden,” antwoordde hij. “En toch krijgen we ze niet altijd. Onze levens zijn bedoeld om uit te leven. We kunnen niet altijd weten wat de toekomst brengt.”

“Maar er kan wel naar gehint worden,” zei Gwendolyn. “Alle voorspellingen die ik heb gelezen, alle rollen, de geschiedenis van de Ring—alles wijst nog steeds op een naderende duisternis. Je moet het me vertellen. Zal die duisternis komen?”

Argon draaide zich om en staarde haar aan. Zijn ogen waren gevuld met vuur, donkerder en angstaanjagender dan ze ze ooit had gezien.

“Ja,” antwoordde hij.

De definiviteit van zijn antwoord joeg haar meer angst aan dat wat dan ook. Hij, Argon, die altijd in raadsels sprak.

Gwen huiverde.

“Zal het hierheen komen, naar het Koninklijk Hof?”

“Ja,” antwoordde hij.

Gwen voelde zich nog banger worden. Ze was er van overtuigd geweest dat het zou komen, en ze had gelijk gehad.

“Zal de Ring vernietigd worden?” vroeg ze.

Argon keek haar aan, en knikte langzaam.

“Er zijn slechts weinig dingen die ik je nog kan vertellen,” zei hij. “Als je wil, kan dit er één van zijn.”

Gwen dacht lang en hard na. Ze wist dat Argons wijsheid heel waardevol was. Maar dit was iets dat ze echt moest weten.

“Vertel het me,” zei ze.

Argon haalde diep adem en staarde naar de horizon. Zijn zwijgen leek eeuwig te duren.

“De Ring zal vernietigd worden. Alles dat je kent, alles waar je van houdt, zal weggevaagd worden. Van de plek waar je nu staat zal niets meer over zijn dan smeulende resten en as. De hele Ring zal uit as bestaan. Je land zal verwoest worden. Er nadert een duisternis. Een duisternis die we niet kunnen bevatten.”

Gwendolyn voelde zijn woorden door haar hoofd galmen, voelde zijn stem resoneren. Ze wist dat ieder woord waar was.

“Mijn mensen zien het niet,” zei ze met een trillende stem.

Argon haalde zijn schouders op.

“Je bent Koningin. Soms moet er kracht gebruikt worden. Niet alleen tegen vijanden, maar ook tegen het eigen volk. Doe wat je kent. Je hoeft niet altijd naar de goedkeuring van je mensen te zoeken. Goedkeuring is een ongrijpbaar iets. Soms, als je mensen je haten, is dat een teken dat je doet wat voor hen het beste is. Je vader was gezegend met een bewind van vrede. Maar jij, Gwendolyn, wordt onderworpen aan een veel grotere test: je zult een bewind van staal hebben.”

Terwijl Argon zich omdraaide om te vertrekken, liep Gwendolyn naar hem toe.

“Argon,” zei ze.

Hij stopte, maar draaide zich niet naar haar om.

“Vertel me nog één ding. Ik smeek het je. Zal ik Thorgrin weer zien?”

Hij pauzeerde, een lange, zware stilte. In die stilte voelde ze haar hart breken, hopend en biddend dat hij haar nog één antwoord zou geven.

“Ja,” antwoordde hij.

Haar hart ging hevig tekeer. Ze verlangde naar meer.

“Kun je me niets meer vertellen?”

Hij draaide zich om en keek haar somber aan.

“Herinner je de keus die je hebt gemaakt. Niet elke liefde is voorbestemd om eeuwig te duren.

Hoog boven haar hoorde Gwen een valk krijsen, en ze keek op.

Toen ze weer naar Argon keek, was hij verdwenen.

Ze trok Guwayne dicht tegen zich aan en keek uit over haar koninkrijk. Ze wilde het zich herinneren zoals het nu was, nu het nog levendig was. Voor het allemaal in as zou veranderen. Ze vroeg zich af wat voor gevaar er schuil ging achter al die schoonheid. Ze huiverde toen ze zich realiseerde dat het niet lang meer zou duren voor ze daar achter zouden komen.

Een Bewind Van Staal

Подняться наверх