Читать книгу Een Bewind Van Staal - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 17

HOOFDSTUK ZEVEN

Оглавление

Stara schreeuwde het uit terwijl ze in de verblindende wind en regen door de lucht viel, Reece, Matus en Srog naast haar. Ze zette zich schrap terwijl ze de grote struiken snel op zich af zag komen, en ze besefte dat die struiken haar enige kans waren om deze val te overleven.

Een moment later voelde het alsof alle botten in haar lichaam braken. Ze viel in de struiken—die maar nauwelijks haar val braken—en viel door tot ze de grond raakte. Ze voelde hoe de lucht uit haar longen werd geperst, en ze wist zeker dat ze minstens één rib had gekneusd. Tegelijkertijd besefte ze dat de grond zachter en modderiger was dan ze had gedacht.

De anderen kwamen naast haar op de grond terecht, en de modder gleed onder hen vandaan. Stara had niet geanticipeerd op het feit dat ze op een steile helling terecht zouden komen, en voor ze door had wat er gebeurde waren ze in een modderstroom terecht gekomen.

Ze rolden en gleden op volle snelheid van de berg af. Stara wierp een blik over haar schouder en zag haar vaders kasteel snel uit het zicht verdwijnen. De modderstroom bracht hen snel van hun aanvallers weg.

Stara keek weer voor zich en wist de stenen die op haar pad lagen nog maar net te ontwijken. Ze gleed zo snel dat het haar de adem benam. De modder was ongelofelijk glad, en het begon steeds harder te regenen. Ze probeerde zichzelf af te remmen, maar het had geen zin.

Net toen Stara zich afvroeg of er ooit een einde aan de modderstroom zou komen, werd ze overspoeld door paniek toen ze zich herinnerde waar de helling naar toe leidde: een klif. Als ze niet snel zouden stoppen, besefte ze, zouden ze allemaal dood gaan.

Stara zag dat de anderen ook niet konden stoppen. Ze deden hun uiterste best, maar waren hulpeloos. Stara keek voor zich uit en zag tot haar afschuw de afgrond snel dichterbij komen. Ze konden met geen mogelijkheid stoppen, en stonden op het punt om over de afgrond te gaan.

Ineens zag Stara dat Srog en Matus afweken naar links, richting een kleine grot aan de rand van de afgrond. Op de één of andere manier slaagden ze erin om houvast te vinden met hun voeten, en vlak voor ze over de rand zouden gaan tot stilstand te komen.

Stara probeerde haar hielen in de modder te zetten, maar het werkte niet; ze bleef doorglijden, en begon te schreeuwen, wetende dat ze binnen één seconde van de klif zou storten.

Plotseling voelde Stara hoe ze bij de achterkant van haar shirt werd vastgegrepen. Ze keek op en zag Reece. Hij klampte zich met één arm vast aan een dun boompje, en hield haar met zijn andere arm vast terwijl de modder haar probeerde mee te sleuren. Ze begon steeds verder weg te zakken en bungelde bijna over de rand. Hij had haar val gestopt, maar hij kon haar niet omhoog trekken.

Reece kon haar zo niet blijven vasthouden, en ze wist dat als hij niet los zou laten, ze spoedig allebei de afgrond in zouden vallen. Ze zouden allebei sterven.

“Laat me gaan!” riep ze naar hem.

Maar hij schudde vastberaden zijn hoofd.

“Nooit!” riep hij terug, terwijl de regen over zijn gezicht liep.

Ineens liet Reece de boom los, en greep met beide handen haar polsen vast; tegelijkertijd sloeg hij zijn benen om de boom heen, waardoor hij zichzelf van achteren tegenhield. Hij trok haar met al zijn kracht naar zich toe.

Met een laatste krachtsinspanning slaagde Reece erin om haar opzij te trekken, de stroming uit. Ook Reece rolde naar de grot toe.

Toen ze de veiligheid van de grot bereikten, stortte Stara uitgeput in elkaar. Ze lag met haar gezicht naar beneden in de modder, dankbaar om in leven te zijn.

Terwijl ze daar lag, hijgend, doorweekt, dacht ze niet aan hoe dicht ze bij de dood was gekomen, maar aan Reece. Hield hij nog steeds van haar? Ze besefte dat dat belangrijker voor haar was dan het feit of ze zou leven of sterven.

*

Stara zat bij het kleine vuur in de grot, de anderen vlakbij, en begon eindelijk een beetje op te drogen. Ze keek om zich heen en besefte dat ze eruit zagen als de overlevenden van een oorlog. Ze staarden in de vlammen en warmden hun handen, en probeerden zichzelf te beschermen tegen de aanhoudende regen en de kou. Ze luisterden naar de wind en de regen die buiten tekeer gingen. Het voelde alsof er nooit een einde aan zou komen.

Het was nacht nu, en ze hadden, uit angst om ontdekt te worden, de hele dag gewacht voor ze het vuur hadden aangestoken. Uiteindelijk waren ze allemaal zo koud en moe en miserabel geweest dat ze besloten hadden om het te riskeren. Stara had het gevoel dat er genoeg tijd was verstreken sinds hun ontsnapping—en de kans dat de mannen helemaal naar beneden zouden afdalen was erg klein. Het was te steil en te nat, en als zelfs als ze het erop zouden wagen, dan zouden ze het waarschijnlijk toch niet overleven.

Maar nu zaten ze hier vast, met zijn vieren, als gevangenen. Als ze de grot uit zouden gaan, zouden ze uiteindelijk worden gevonden door een leger van Hoge Eilanders, en die zouden hen doden. Haar broer zou ook geen genade hebben. Het was hopeloos.

Ze zat vlakbij een afstandelijke, peinzende Reece, en dacht na over wat er was gebeurd. Ze had Reece’ leven gered in het fort, maar hij had dat van haar gered op de klif. Gaf hij nog steeds om haar? Op dezelfde manier waarop zij nog steeds om hem gaf? Of was hij nog steeds verbitterd door wat er met Selese was gebeurd? Gaf hij haar de schuld? Zou hij haar ooit vergeven?

Stara kon zich niet voorstellen hoeveel pijn het hem moest doen. Hij zat daar, met zijn hoofd in zijn handen, en staarde verloren in de vlammen. Ze vroeg zich af wat er door zijn hoofd heen ging. Hij zag eruit als een man die niets te verliezen had, als een man die oneindig veel had geleden en zichzelf nog niet had terug gevonden. Een man die verscheurd werd door schuld. Hij zag er niet uit als de man die ze ooit had gekend, de man die gevuld was geweest met liefde en vreugde, die zo snel lachte, die haar had overspoeld met liefde en toewijding. Nu zag hij eruit alsof er binnen in hem iets was gestorven.

Stara keek op. Ze was bang om Reece’ ogen te ontmoeten, maar ze moest zijn gezicht zien. Stiekem hoopte ze dat hij naar haar keek, dat hij aan haar dacht. Maar haar hart brak toen ze zag dat hij helemaal niet naar haar keek. Hij staarde in de vlammen, en hij had een eenzame blik in zijn ogen.

Stara vroeg zich voor de miljoenste keer af of wat er ooit tussen hen was geweest nu voorbij was, geruïneerd door de dood van Selese. Voor de zoveelste keer vervloekte ze haar broers—en haar vader—voor het uitvoeren van een dergelijk sluw. Ze had Reece natuurlijk altijd voor zichzelf gewild; maar ze zou de voorwendselen die tot haar ondergang hadden geleid nooit goedgekeurd hebben. Ze had nooit gewild dat Selese zou sterven, of zelfs maar pijn zou lijden. Ze had gehoopt dat Reece haar op een vriendelijke manier het nieuws had vertelt, en dat ze het had begrepen—niet dat ze zich van het leven zou beroven. Of dat ze Reece’ leven zou verpesten.

Stara’s hele toekomst was voor haar ogen verbrokkeld, dankzij haar afschuwelijke familie. Matus was de enige die nog rationeel was. Maar Stara vroeg zich af wat er nu van hem terecht zou komen. Wat er nu van hen allemaal terecht zou komen. Zouden ze sterven in deze grot? Uiteindelijk zouden ze de grot moeten verlaten. En de mannen van haar broer, wist ze, waren meedogenloos. Hij zou niet stoppen tot hij hen allemaal had gedood—zeker niet nadat Reece haar vader had gedood.

Stara wist dat ze wroeging zou moeten voelen om de dood van haar vader—en toch voelde ze niets. Ze haatte hem, en dat was altijd al zou geweest. Ze voelde zich opgelucht, en was Reece zelfs dankbaar dat hij hem had gedood. Hij was zijn hele leven lang een verraderlijke, eerloze krijger en koning geweest. Geen vader.

Stara liet haar blik over de drie krijgers in haar gezelschap glijden, die afwezig uit hun ogen keken. Ze hadden al uren geen woord meer gesproken, en ze vroeg zich af of één van hen een plan had. Srog was ernstig gewond. Matus en Reece hadden oppervlakkige verwondingen. Ze waren verkleumd tot op het bot, verslagen door het weer.

“Blijven we hier voor altijd in deze grot zitten, tot we dood gaan?” verbrak Stara de stilte. Ze kon de eentonigheid en de somberheid niet langer verdragen.

Langzaam keken Srog en Matus naar haar op. Maar Reece weigerde nog altijd haar blik te ontmoeten.

“En waar zouden ze heen moeten gaan?” vroeg Srog op defensieve toon. “Het hele eiland is vergeven met mannen van je broer. We maken geen schijn van kans. Zeker niet na onze ontsnapping en de dood van je vader.”

“Je hebt ons in een benarde situatie gebracht, mijn neef,” zei Matus glimlachend. Hij legde een hand op Reece’ schouder. “Dat was een moedige daad van je. Misschien wel de moedigste daad die ik in mijn hele leven heb aanschouwd.”

Reece haalde zijn schouders op.

“Hij heeft mijn bruid gestolen. Hij verdiende het om te sterven.”

Stara schrok bij het woord bruid. Het brak haar hart. Zijn woordkeuze vertelde haar alles—Reece was overduidelijk nog steeds verliefd op Selese. Hij wilde Stara niet eens aankijken. Ze kon wel janken.

“Maak je geen zorgen, neef,” zei Matus. “Ik ben blij dat mijn vader dood is, en ik ben blij dat jij degene was die hem hebt gedood. Ik beschuldig je niet. Ik bewonder je. Zelfs al waren we er bijna geweest.”

Reece knikte. Hij had duidelijk waardering voor Matus’ woorden.

“Maar niemand heeft mijn vraag beantwoord,” zei Stara. “Wat is het plan? Gaan we hier allemaal dood?”

“Wat is jouw plan?” kaatste Reece terug.

“Ik heb geen plan,” zei ze. “Ik heb gedaan wat ik moest doen. Ik heb ons allemaal gered daar.”

“Ja, dat heb je,” gaf Reece toe zonder haar aan te kijken. “Ik ben je mijn leven verschuldigd.”

Stara voelde een sprankje hoop bij zijn woorden, ondanks het feit dat hij nog altijd weigerde om haar aan te kijken. Ze vroeg zich af of hij haar misschien toch niet haatte.

“En jij hebt het mijne gered,” antwoordde ze. “Bij de klif. We staan quitte.”

Reece staarde nog steeds in de vlammen.

Ze wachtte tot hij iets terug zou zeggen, tot hij zou zeggen dat hij van haar hield, wat dan ook. Maar hij zei niets. Stara voelde hoe ze rood aanliep.

“Dus dat is het?” zei ze. “Hebben we dan niets meer tegen elkaar te zeggen? Is het over?”

Reece keek op, en voor het eerst ontmoetten zijn ogen de hare. Hij had een verwarde uitdrukking op zijn gezicht.

Stara kon het niet langer verdragen. Ze sprong op en stormde naar de rand van de grot, met haar rug naar de anderen toe. Ze keek uit naar de nacht, de regen, de wind, en vroeg zich af of het echt over was tussen haar en Reece. Als dat echt zo was, dan had ze geen reden meer om te leven.

Een Bewind Van Staal

Подняться наверх