Читать книгу Een Bewind Van Staal - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 15
HOOFDSTUK VIJF
ОглавлениеThorgrin stond tegenover Andronicus op het slagveld, omgeven door dode soldaten. Hij hief zijn zwaard en bracht hem neer naar Andronicus’ borst; Andronicus liet zijn wapens vallen, glimlachte breed, en wilde hem omhelzen.
Mijn zoon.
Thor probeerde zichzelf te stoppen, maar het was al te laat. Zijn zwaard sneed dwars door zijn vader heen, en terwijl Andronicus door tweeën werd gespleten, werd Thor overspoeld door verdriet.
Thor knipperde met zijn ogen, en liep hand in hand met Gwen naar het altaar. Hij besefte dat het hun bruiloft was. Ze liepen richting een bloedrode zon, en terwijl Thor om zich heen keek, zag hij dat alle stoelen leeg waren. Hij draaide zich om naar Gwen, en terwijl ze hem aanstaarde zag hij haar huid uitdrogen. Ze werd een skelet, en viel in zijn hand uiteen, tot er niets meer van haar over was behalve een hoopje as aan zijn voeten.
Thor stond ineens voor zijn moeders kasteel. Op de één of andere manier was hij de loopbrug overgestoken, en hij stond voor de immens grote, gouden dubbele deuren, die drie keer zo hoog waren als hij zelf. Er was geen deurknop, en hij begon op de deuren te slaan, tot zijn handpalmen begonnen te bloeden. Het geluid galmde door de leegte. Maar er kwam geen antwoord.
Thor gooide zijn hoofd achterover.
“Moeder!” schreeuwde hij.
Thor liet zich op zijn knieën vallen, en op dat moment veranderde de grond in modder. Thor gleed van de klif af, zwaaiend met zijn armen. Hij gleed tientallen meters naar beneden, op de kolkende oceaan af. Hij strekte zijn armen uit naar de hemel en zag zijn moeders kasteel uit het zicht verdwijnen. Hij gilde.
Thor opende zijn ogen, buiten adem. De wind streek langs zijn gezicht, en hij keek om zich heen terwijl hij erachter probeerde te komen waar hij was. Hij keek naar beneden en zag een oceaan onder zich voorbij glijden. Hij keek op en zag dat hij iets ruws vasthield, en toen hij het gefladder van vleugels hoorde, besefte hij dat het Mycoples was. Zijn handen waren koud van de nachtlucht, zijn gezicht gevoelloos van de zeewind. Mycoples vloog met grote snelheid, en Thor realiseerde zich dat hij in slaap was gevallen. Ze vlogen nog steeds, zoals ze al dagen hadden gedaan. De nachtelijke hemel was gevuld met een miljoen twinkelende rode sterren.
Thor haalde diep adem en veegde zijn bezwete voorhoofd af. Hij had zichzelf beloofd om alert te blijven, maar ze hadden al zoveel dagen gevlogen, op weg naar het Land van de Druïden, dat hij zich niet tegen de slaap had kunnen verzetten. Gelukkig had Mycoples geweten dat hij sliep, en ze was gestaag doorgevlogen, terwijl ze ervoor had gezorgd dat hij niet van haar rug af viel. Het was alsof ze één waren. Hoe erg Thor de Ring ook miste, hij was in elk geval dolblij om weer bij zijn oude vriendin te zijn; hij kon voelen dat zij ook blij was om bij hem te zijn. Hij wist dat Mycoples hem nooit iets zou laten overkomen—en dat was wederzijds.
Thor keek naar beneden en bestudeerde de schuimende, lichtgevende groene wateren; dit was een vreemde, exotische zee, een zee die hij nog niet eerder had gezien. Ze bleven naar het noorden vliegen en volgden de pijl op het reliek dat hij in zijn thuisstad had gevonden. Thor voelde dat ze steeds dichter bij zijn moeder kwamen, bij haar land, het land van de Druïden. Hij kon het voelen.
Thor hoopte maar dat de pijl accuraat was. Diep van binnen wist hij dat dat het geval was. Hij kon met elke vezel in zijn lichaam voelen dat hij hem dichter bij zijn moeder bracht, bij zijn lotsbestemming.
Thor wreef in zijn ogen, vastberaden om wakker te blijven. Hij had gedacht dat ze inmiddels wel het Land van de Druïden bereikt zouden hebben; het voelde alsof ze al de halve wereld over waren gevlogen. Eventjes maakte hij zich zorgen: wat als het allemaal maar een fantasie was? Wat als zijn moeder niet bestond? Wat als het Land van de Druïden niet bestond? Wat als hij gedoemd was om haar nooit te vinden?
Hij probeerde die gedachten uit zijn hoofd te zetten.
Sneller, dacht Thor.
Mycoples spinde en bracht haar hoofd naar beneden. Ze doken de mist in, richting een punt aan de horizon waarvan Thor niet eens wist of het wel echt bestond.
*
De ochtend brak aan zoals Thor nog nooit had gezien. De hemel werd verlicht door niet twee maar drie zonnen, die alle drie opkwamen op verschillende punten aan de horizon, één rood, één groen, één paars. Ze vlogen vlak boven de wolken, die zich onder hen uit strekten als een deken van kleur, zo dichtbij dat Thor ze kon aanraken. Het was de mooiste zonsopkomst die Thor ooit had gezien. De verschillende kleuren van de zonnen vielen door de wolken heen, en het was een schitterend schouwspel. Het voelde alsof hij de geboorte van de wereld in vloog.
Thor stuurde Mycoples naar beneden, en hij voelde het vocht terwijl ze het wolkendek in doken; even was zijn wereld gehuld in verschillende kleuren, en toen werd hij verblind. Terwijl ze de wolken uit vlogen, verwachtte Thor weer een oceaan te zien, een zoveelste eindeloze uitgestrektheid van niets.
Maar deze keer zag hij iets anders.
Thors hart begon te bonzen terwijl hij het uitzicht zag opdoemen waar hij al zolang naar verlangde, het uitzicht waarover hij gedroomd had. Daar, ver onder hem, kwam land in zicht. Het was een eiland, gehuld in de mist, midden in deze ongelofelijke oceaan gelegen. Zijn reliek vibreerde. Hij keek ernaar en zag de pijl recht naar beneden wijzen. Maar hij hoefde het niet eens te zien om het te weten. Hij voelde het, met elke vezel in zijn lichaam. Ze was daar. Zijn moeder. Het magische Land van de Druïden bestond echt, en hij was gearriveerd.
Naar beneden, mijn vriendin, dacht Thor.
Mycoples dook naar beneden, en terwijl ze dichterbij kwamen zag Thor eindeloze velden met bloemen, opmerkelijk vergelijkbaar met de velden die hij in het Koninklijk Hof had gezien. Hij begreep het niet. Het eiland voelde zo bekend, bijna alsof hij weer thuis was gekomen. Hij had verwacht dat het land exotischer zou zijn. Hoe kon het zo bekend aanvoelen?
Het eiland werd omgeven door een uitgestrekt strand van glinsterend rood zand. Terwijl ze naderden, zag Thor iets dat hem verraste: er leek een entree naar het eiland te zijn, bestaande uit twee massieve pilaren, de hoogste pilaren die hij ooit had gezien. Ze leken in de wolken te verdwijnen. Het hele eiland werd omgeven door een muur, misschien zes meter hoog. Door de pilaren scheen de enige manier te zijn om te voet binnen te komen.
Aangezien hij op Mycoples zat, besloot Thor dat hij niet tussen de pilaren door hoefde. Hij kon gewoon over de muur heen vliegen en op het eiland landen. Tenslotte was hij niet te voer.
Thor vroeg Mycoples over de muur heen te vliegen, maar toen ze dichterbij kwam verraste ze hem. Ze krijste en deinsde achteruit, tot ze bijna verticaal vloog. Ze hield abrupt halt, alsof ze tegen een onzichtbaar schild aan vloog, en Thor moest zich vasthouden voor zijn leven. Thor stuurde haar aan om verder te vliegen, maar ze wilde niet verder.
Toen besefte Thor dat het eiland omgeven was door een soort energieveld, één die zo krachtig was dat zelfs Mycoples er niet doorheen kon komen. Ze konden niet over de muur heen vliegen; ze moesten tussen de pilaren door, te voet.
Thor en Mycoples doken naar beneden, naar de rode kust. Ze landden voor de pilaren, en Thor probeerde Mycoples door de grote poorten heen te sturen, om het Land van de Druïden binnen te gaan.
Maar Mycoples hief haar klauwen.
Ik kan niet naar binnen.
Thor voelde Mycoples’ gedachten door zich heen stromen. Hij keek in haar enorme gloeiende ogen, en hij begreep het.
Ze vertelde hem dat hij het Land van de Druïden alleen moest binnengaan.
Thor sprong op het rode zand en bekeek de pilaren.
“Ik kan je hier niet achterlaten, mijn vriendin,” zei Thor. “Het is te gevaarlijk voor je. Als ik alleen moet gaan, dan moet dat maar. Ga terug naar huis. Wacht daar op me.”
Mycoples schudde haar hoofd en legde gelaten haar hoofd op de grond.
Ik zal tot het einde van de wereld op je wachten.
Thor kon zien dat ze vastberaden was om te blijven. Hij wist dat ze koppig was, en dat ze niet aan hem zou toegeven.
Thor leunde naar voren, streelde de schubben op Mycoples’ lange neus, en kuste haar. Ze spinde, tilde haar hoofd op en duwde haar neus tegen zijn borst.
“Ik zal voor je terugkomen,” zei Thor.
Thor draaide zich om naar de massieve gouden pilaren. Ze glommen in de zon en verblindden hem bijna. Hij had zich nog nooit zo levend gevoeld als toen hij door de poort liep, en eindelijk het Land van de Druïden betrad.