Читать книгу Een Eed Van Broeders - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 16

HOOFDSTUK ZEVEN

Оглавление

Darius stond op het slagveld, hij hield een stalen zwaard vast en keek om zich heen, het landschap opnemend. Het had een surrealistische eigenschap. Zelfs toen hij het met zijn eigen ogen had gezien, kon hij niet geloven wat er zojuist gebeurt was. Zij hadden het Keizerrijk verslagen. Hij, alleen, met een paar honderd dorpelingen, zonder enig echte wapens – en met de hulp van een paar honderd van Gwendolyn’s mannen – tegen dit professionele leger bestaande uit honderden Keizerlijke soldaten. Zij droegen de mooiste harnassen en hanteerden de beste wapens, zij hadden zerta’s tot hun beschikking. En hij, Darius, amper bewapend, had de beslissende strijd geleid, de eerste overwinning in de geschiedenis tegen het Keizerrijk.

Hier, op deze plek, waar hij verwacht had te sterven terwijl hij Loti’s eer verdedigde, stond hij zegevierend.

Een overwinnaar.

Terwijl Darius het veld in zich opnam, zag hij de lichamen van zijn eigen dorpelingen tussen de Keizerlijke lijken liggen, tientallen dood, en zijn vreugde werd met droefheid overspoeld. Hij spande zijn spieren en voelde zijn verse wonden, sneden van een zwaard in zijn biceps en bovenbenen en hij voelde steken van sneden in zijn rug. Hij dacht aan de vergelding die zou komen en wist dat hun overwinning een prijs had.

Maar toch, mijmerde hij, alle vrijheid had dat.

Darius voelde een beweging en draaide zich om en zag zijn vrienden, Raj en Desmond, naderbij komen, gewond, maar tot zijn opluchting in leven. Hij kon in hun ogen zien dat zij anders naar hem keken – dat al zijn mensen anders naar hem keken. Zij keken naar hem met respect – meer dan respect, met ontzag. Als een levende legende. Ze hadden allemaal gezien wat hij had gedaan, in zijn eentje tegen het Keizerrijk opstaan. En ze allemaal verslaan.

Ze zagen hem niet langer als een jongen. Zij keken nu naar hem als een leider. Een krijger. Het was een blik die hij nooit verwacht had te zien in de ogen van deze oudere jongens, in de ogen van de dorpelingen. Hij was altijd degene die over het hoofd gezien werd, degene waarvan niemand ook maar iets van verwachtte.

Naast hem verschenen, zich bij Raj en Desmond voegend, tientallen van zijn wapenbroeders, jongens die hij dag na dag getraind en geoefend had, misschien wel vijftig van hen, hun wonden afvegend, opstaand en zich om hem heen verzamelend. Ze keken allemaal met ontzag naar hem, zoals hij daar stond met zijn zwaard in zijn handen, bedekt met wonden. En hoopvol. Raj stapte naar voren en omhelsde hem, en een voor een omhelsden zijn andere wapenbroeders hem ook.

“Dat was roekeloos,” zei Raj met een glimlach. “Ik had niet gedacht dat je het in je had.”

“Ik wist zeker dat je je zou overgeven,” zei Desmond.

“Ik kan nauwelijks geloven dat we hier allemaal staan,” zei Luzi.

Zij keken verwonderd om hun heen, het landschap in zich opnemend, alsof ze allemaal op een buitenaardse planeet waren gevallen. Darius keek naar alle dode lichamen, naar de mooie harnassen en wapenuitrustingen glinsterend in de zon; hij hoorde vogels krassen en keek op om de gieren al rond te zien cirkelen.

“Verzamel hun wapens,” hoorde Darius zichzelf bevelen, de leiding nemend. Het was een diepe stem, dieper dan hij ooit gebruikt had, en er klonk een gezag in die hij nooit zou hebben herkend van zichzelf. “En begraaf onze doden.”

Zijn mannen luisterden en waaierden uit, ze gingen van soldaat naar soldaat, ze doorzochten ze en kozen ieder het beste wapen uit: sommige pakten zwaarden, anderen strijdknotsen, dorsvlegels, dolken, bijlen en oorlogshamers. Darius hield het zwaard in zijn hand omhoog, die hij van de aanvoerder had gepakt, en bewonderde het in de zon. Hij bewonderde het gewicht, het met zorg bewerkte schacht en lemmet. Echt staal. Iets waarvan hij dacht dat hij in zijn levensdagen nooit zou vasthouden. Darius nam zich voor om het voor het goed te gebruiken, te gebruiken om zoveel mogelijk Keizerlijke mannen te doden.

“Darius!” riep een stem die hij goed kende.

Hij keerde en zag Loti door de menigte heen breken, tranen in haar ogen, ze snelde langs alle mannen naar hem toe. Ze rende naar voren en omhelsde hem, hield hem stevig vast, haar warme tranen stroomden langs zijn nek.

Hij omhelsde haar terug terwijl ze zich aan hem vastklampte.

“Ik zal dit nooit vergeten,” zei ze, tussen haar tranen door, leunde naar voren en fluisterde in zijn oor. “Ik zal nooit vergeten wat je deze dag hebt gedaan.”

Ze kuste hem en hij kuste haar terug, terwijl ze tegelijkertijd huilde en lachte. Hij was zo opgelucht om haar ook levend te zien, om haar vast te houden, wetende dat deze nachtmerrie, tenminste voorlopig, achter hun lag. Wetende dat het Keizerrijk haar niet kon aanraken. Terwijl hij haar vasthield, wist hij dat hij het voor haar miljoenen keren over zou doen.

“Broer,” kwam een stem.

Darius draaide zich om en was blij om zijn zuster, Sandara, naar voren te zien stappen, vergezeld door Gwendolyn en Kendrick, de man waar Sandara van hield. Darius zag het bloed langs Kendrick’s arm lopen, de verse inkepingen in zijn harnas en op zijn zwaard, en hij voelde een golf van dankbaarheid. Hij wist dat hij en zijn mensen zonder Gwendolyn, Kendrick en hun mensen zeker op het slagveld vandaag zouden zijn gestorven.

Loti deed een stap terug toen Sandara naar voren kwam en hem omhelsde, en hij knuffelde haar terug.

“Ik ben jullie allemaal veel verschuldigd,” zei Darius en keek naar ze. “Ik en al mijn mensen. Jullie kwamen voor ons terug wanneer jullie dat niet hoefden te doen. Jullie zijn echte krijgers.”

Kendrick stapte naar voren en plaatste een hand op de schouder van Darius.

“Jij bent het die een echte krijger is, mijn vriend. Jij toonde enorme moed op het slagveld vandaag. God heeft je moed beloond met deze overwinning.”

Gwendolyn stapte naar voren en Darius boog zijn hoofd.

“Gerechtigheid heeft vandaag over kwaad en beestachtigheid gezegevierd,” zei ze. “Ik neem er persoonlijk genoegen aan, om meerdere redenen, om jouw overwinning te zien en dat je ons toestaat er deel aan te nemen. Ik weet dat mijn man, Thorgrin, dit ook wilde.”

Dank u, vrouwe,” zei hij geroerd. “Ik heb veel goede dingen over Thorgrin gehoord en ik hoop hem op een dag te ontmoeten.”

Gwendolyn knikte.

“En wat zijn nu je plannen voor jouw mensen?” vroeg ze.

Darius dacht na en realiseerde zich dat hij geen idee had; hij had niet zover vooruit gedacht. Hij had niet eens gedacht dat hij dit zou overleven.

Maar voordat Darius kon antwoorden was er plotseling een opschudding en door de menigte kwam er een bekend gezicht tevoorschijn: daar naderde Zirk, een van Darius’ trainers, bebloed door de strijd, zonder shirt over zijn uitpuilende spieren. Hij werd door een half dozijn dorpsouderlingen gevolgd en een groot aantal dorpelingen, en hij keek niet blij. Hij keek minzaam op Darius neer.

“En ben je trots op jezelf?” vroeg hij geringschattend. “Kijk naar wat je gedaan hebt. Kijk hoeveel van onze mensen hier vandaag gestorven zijn. Zij zijn allemaal een zinloze dood gestorven, allemaal goede mannen, allemaal dood dankzij jou. Alleen vanwege jouw trots, jouw overmoed, jouw liefde voor dit meisje.”

Darius kreeg een kleur, zijn woede vlamde op. Zirk moest hem altijd hebben, vanaf de eerste dag dat hij hem had ontmoet. Om de een of andere reden had hij zich altijd bedreigd gevoeld door Darius.

“Zij zijn niet door mij dood,” antwoordde Darius. “Zij kregen een kans om te leven door mij. Om echt te leven. Zij stierven door de hand van het Keizerrijk, niet door die van mij.”

Zirk schudde zijn hoofd.

“Verkeerd,” wierp hij terug. “Als jij je had overgegeven zoals wij je hadden verteld, hadden we allemaal een duim kwijt geraakt. Daarvoor in de plaats zijn sommigen hun leven kwijt geraakt. Hun bloed kleeft aan jouw handen.”

“Je weet helemaal niets!” schreeuwde Loti, hem verdedigend. “Jullie waren allemaal te bang om te doen wat Darius voor jullie heeft gedaan!”

“Denk je dat hier hierbij blijft?” ging Zirk verder. Het Keizerrijk heeft nog miljoenen mannen. Je hebt er een paar gedood. Dus? Wanneer ze er achter komen, zullen ze met een vijfvoudig aantal van deze mannen terugkeren. En de volgende keer zal een ieder van ons afgeslacht worden – en eerst gemarteld. Je hebt ons doodvonnis getekend.”

“Je hebt het mis!” riep Raj. “Hij heeft ons een kans om te leven gegeven. Een kans op eer. Een overwinning die jij niet verdient.”

Zirk keerde zich dreigend naar Raj om.

“Dit was een actie van een dwaze en roekeloze jongeman,” antwoordde hij. “Een groep jongens die naar hun ouderlingen had moeten luisteren. Ik had jullie nooit moeten trainen!”

“Fout,” riep Loc en stapte naar voren naast Loti. “Dit was een gedurfde actie van een man. Een man die jongens leidde om man te worden. Een man die jij beweert te zijn, maar niet bent. Leeftijd maakt niet de man. Moed wel.”

Zirk kreeg een kleur en keek hem dreigend aan, hij verstevigde zijn greep op de heft van zijn zwaard.

“Dat zegt de kreupele,” antwoordde Zirk, hij stapte dreigend op hem af. Bokbu dook op uit de menigte en hield zijn palm naar voren, stopte Zirk.

“Zie je niet wat het Keizerrijk met ons doet?” zei Bokbu. “Zij creëren verdeeldheid onder ons. Maar wij zijn één volk. Verenigd door één zaak. Zij zijn de vijand, niet wij. Nu meer dan ooit moeten wij ons verenigen.”

Zirk zette zijn handen op zijn heupen en staarde naar Darius.

“Je bent gewoon een dwaze jongen met mooie woorden,” zei hij. “Je kan het Keizerrijk nooit verslaan. Nooit. En wij zijn niet verenigd. Ik keur je acties van vandaag af – wij allemaal,” zei hij en gebaarde naar de ouderlingen en een grote groep dorpelingen. “Met jou verenigen is met de dood verenigen. En wij zijn van plan te overleven.”

“En hoe wil je dat gaan doen?” vroeg Desmond boos terug, aan Darius’ zijde.

Zirk kreeg een kleur en bleef stil, het was duidelijk voor Darius dat hij geen plan had, net als de anderen, dat hij uit angst, frustratie en hulpeloosheid sprak.

Uiteindelijk stapte Bokbu naar voren, tussen hen in en verbrak de spanning. Alle ogen keerden zich naar hem.

“Jullie hebben beiden gelijk en jullie hebben het beide mis,” zei hij. “Wat nu belangrijk is, is de toekomst. Darius, wat is je plan?”

Darius voelde in de dikke stilte alle ogen op zich gericht. Hij dacht na en een plan vormde zich langzaam in zijn hoofd. Hij wist dat er maar één manier was. Er was teveel gebeurt voor iets anders.

“We brengen deze oorlog tot op de drempel van het Keizerrijk,” riep hij krachtig uit. “Voordat ze kunnen hergroeperen, zullen we ze het betaald zetten. We zullen de andere slavendorpen verzamelen, we gaan een leger vormen en we laten ze voelen hoe het is om de lijden. We kunnen sterven, maar we zullen allemaal als vrij man sterven, vechtend voor onze zaak.”

Een gejuich steeg op achter Darius, van de meerderheid van de dorpelingen, en hij zag dat de meesten zich achter hem verzamelden. Een kleine groep verzamelde zich achter Zirk en keek onzeker terug.

Zirk, duidelijk woedend en in de minderheid, verkleurde, liet zijn greep op het heft van zijn zwaard los, keerde om en stormde weg, verdween in de menigte. Een kleine groep dorpelingen stormde hem achterna.

Bokbu stapte naar voren en keek Darius plechtig aan, zijn gezicht vol van zorgen, van ouderdom, met lijnen van teveel gezien. Hij staarde terug naar Darius, zijn ogen vol met wijsheid. En met angst.

“Onze mensen wenden zich naar jou om hen te leiden,” zei hij zacht. “Dat is een erg heilig ding. Verlies niet hun vertrouwen. Je bent jong om een leger te leiden. Maar de taak is aan jou gegeven. Jij bent deze strijd begonnen. Nu moet je hem afmaken.”

*

Gwendolyn stapte naar voren toen de dorpelingen zich verspreidden, met Kendrick en Sandara aan haar zijde, Steffen, Brandt, Atme, Aberthol, Stara en tientallen van haar mannen achter haar. Zij keek met respect naar Darius en zij kon de dankbaarheid voor haar beslissing om hem vandaag terzijde op het slagveld te staan in zijn ogen zien. Na hun overwinning voelde ze rechtvaardigheid; ze wist dat ze het juiste besluit had gemaakt, hoe moeilijk deze ook was. Zij had vandaag tientallen van haar mannen verloren en ze treurde om hun verlies. Maar ze wist ook dat als zij niet omgekeerd was, Darius en alle anderen die hier waren zeker dood zouden zijn.

Toen ze Darius daar zag staan, zo dapper de confrontatie tegen het Keizerrijk aangaand, deed dit haar aan Thorgrin denken, en haar hart brak toen ze aan hem dacht. Ze was vastberaden om Darius’ moed te belonen, wat het ook mocht kosten.

“We staan hier, klaar om jou te steunen in jouw zaak,” zei Gwendolyn. Ze eiste de aandacht van Darius, Bokbu en alle anderen, terwijl alle resterende dorpelingen zich naar haar toe keerden. “Je nam ons op toe wij het nodig hadden – en we staan hier om jou te helpen als je dat nodig hebt. We lenen onze legers aan jou uit, onze zaak is die van jou. Uiteindelijk is het één zaak. Wij wensen om in vrijheid naar ons thuisland terug te keren – jij wenst om jouw thuisland in vrijheid te bevrijden. We delen beiden dezelfde onderdrukker.”

Darius keek naar haar terug, duidelijk aangedaan, en Bokbu liep naar voren in het midden van de groep en stond daar, tegenover har in de dikke stilte, iedereen keek toe.

“We zien vandaag wat een geweldig besluit het was om jullie op te nemen,” zei hij trots. “Jullie hebben ons meer beloond dan we ooit durven dromen en wij zijn op grootse wijze beloond. Jullie reputatie, van de Ring, eervolle en echte strijders, hebben jullie waargemaakt. En wij staan voor altijd in jullie schuld.”

Hij nam diepe adem.

“We hebben jullie hulp nodig,” ging hij verder. “Maar we hebben niet meer mannen op het strijdveld nodig. Meer van jouw mannen is niet genoeg – niet in de strijd die gaat komen. Als je echt onze zaak wilt helpen, wat we echt nodig hebben is dat jij versterking voor ons vindt. Als we een kans willen hebben, hebben we tienduizenden mannen nodig die ons te hulp komen.”

Gwen staarde met grote ogen terug.

“En waar vinden we dan die tienduizenden ridders?”

Bokbu keek grimmig terug.

“Als er ergens een stad met vrije mannen binnen het Keizerrijk bestaat, een stad die bereid is ons te hulp te schieten – en dat is een grote als – dan zal deze in de Tweede Ring liggen.”

Gwen staarde verward terug.

“Wat vraag je van ons?” vroeg ze.

Bokbu staarde plechtig terug.

“Als je ons werkelijk wilt helpen,” zei hij. “Dan vraag ik je om een onmogelijke missie aan te gaan. Ik vraag je iets te doen wat moeilijker en gevaarlijker is dan je bij ons op het strijdveld aan te sluiten. Ik vraag je om je te wagen aan je oorspronkelijk plan, aan de zoektocht waar je je vandaag aan zou wagen. Ik vraag je om de Grote Woestenij te doorkruisen; om de Tweede Ring te vinden; en als je dat levend bereikt, als het al bestaat, hun legers te overtuigen om zich bij onze zaak aan te sluiten. Dat is de enige kans die we hebben om deze oorlog te winnen.”

Hij staarde somber terug, de stilte hing zo zwaar in de lucht dat Gwen alleen het geritsel van de wind door de woestijn kon horen.

“Er is nog nooit iemand de Grote Woestenij overgestoken,” vervolgde hij. “Niemand heeft zelfs het bestaand van de Tweede Ring bevestigd. Het is een onmogelijke taak. Een opmars naar zelfmoord. Ik vind het vreselijk om je dit te vragen. Maar dit is wat we het meest nodig hebben.”

Gwendolyn keek Bokbu onderzoekend aan, zag de ernst op zijn gezicht en dacht lang en hard na over zijn woorden.

“We zullen doen wat er nodig is,” zei ze. “wat het beste is voor jouw zaak. Als er aan de andere kant van de Grote Woestenij bondgenoten zijn, dan zij het zo. Wij zullen onmiddellijk afmarcheren. En wij zullen terugkeren met legers tot onze beschikking.”

Bokbu stapte met tranen in zijn ogen naar voren en omhelsde Gwendolyn.

“Je bent een ware koningin,” zei hij. “Jouw mensen mogen zich gelukkig prijzen om jou te hebben.”

Gwen keerde zich naar haar mensen en ze zag hen allemaal plechtig en onbevreesd terug staren. Ze wist dat ze haar overal heen zouden volgen.

“Bereid je voor de mars voor,” zei ze. “We zullen de Grote Woestenij oversteken. We zullen de Tweede Ring vinden. Of we zullen sterven in de poging.”

*

Sandara stond daar en ze voelde zich verscheurd terwijl ze keek hoe Kendrick en zijn mensen met de voorbereiding voor hun reis naar de Grote Woestenij bezig waren. Aan de ene kant waren Darius en haar mensen, de mensen waarbij ze opgegroeid was, de enige mensen die ze ooit gekend had, klaar om zich om zich af te wenden, om hun dorpen te verzamelen voor het gevecht tegen het Keizerrijk. Zij voelde zich in tweeën gesplitst en wist niet welke kant zij op moest gaan. Ze kon het niet verdragen om Kendrick voor altijd te zien verdwijnen; en toch kon ze het niet verdragen om ook haar mensen te verlaten.

Kendrick, bezig met het afronden van de voorbereiding van zijn wapenuitrusting, stak zijn zwaard in zijn schede, keek naar haar op en hun ogen ontmoetten elkaar. Hij wist precies wat ze dacht – hij wist dit altijd. Ze kon de pijn in zijn ogen zien, een behoedzaamheid van haar; ze nam het hem niet kwalijk – al die tijd in het Keizerrijk had ze afstand van hem gehouden, zij leefde in het dorp terwijl hij in de grotten leefde. Zij had het voornemen om haar ouders eren, door niet een huwelijk aan te gaan met iemand van een ander ras. En toch, realiseerde zij zich, had ze niet liefde geëerd. Wat was belangrijker? De wetten van je familie eren of je hart eren? Ze werd hierdoor dagelijks gekweld.

Kendrick kwam naar haar toe.

“Ik verwacht dat je hier bij jouw mensen achter zal blijven?” vroeg hij en zijn stem klonk behoedzaam.

Ze keek naar hem, verscheurd, gekweld, en wist niet wat ze moest zeggen. Ze wist het antwoord zelf niet. Ze voelde zich bevroren in ruimte, in tijd, voelde haar voeten geworteld in de woestijngrond.

Plotseling dook Darius naast haar op.

“Mijn zuster,” zei hij.

Ze draaide om en knikte naar hem, dankbaar voor de afleiding, terwijl hij een arm om haar schouder legde en Kendrick aankeek.

“Kendrick,” zei hij.

Kendrick knikte respectvol terug.

“Je weet hoeveel ik van je houd,” vervolgde Darius. “Zelfzuchtig wil ik dat je blijft.” Hij haalde diep adem.

“En toch smeek ik je om met Kendrick mee te gaan.”

Sandara keek geschokt naar hem.

“Maar waarom?” vroeg ze.

“Ik zie de liefde die je voor hem hebt en hij voor jou. Een liefde als deze komt niet tweemaal. Je moet je hart volgen, ongeacht wat onze mensen denken, ongeacht onze wetten. Dat is het belangrijkste.”

Sandara keek ontroerd naar haar jongere broer; ze was onder de indruk van zijn wijsheid.

“Je bent echt gegroeid sinds ik weggegaan ben,” zei ze.

“Heb niet het lef om jouw mensen te verlaten en heb niet het lef met hem mee te gaan,” klonk een strenge stem.

Sandara draaide zich om en zag Zirk, hij had alles gehoord en liep naar voren, samen met een aantal van de ouderlingen.

“Jouw plaats is hier bij ons. Als je met deze man meegaat, ben je hier niet meer welkom.”

“En waarom zijn dat jouw zaken?” vroeg Darius kwaad, haar verdedigend.

“Voorzichtig Darius,” zei Zirk. “Je mag dan wel voorlopig dit leger leiden, maar je leidt niet ons. Doe niet alsof je namens onze mensen spreekt.”

“Ik spreek namens mijn zuster,” zei Darius. “en ik spreek voor iedereen waarvoor ik wil.”

Sandara zag dat Darius zijn vuist op het heft van zijn zwaard samenbalde terwijl hij naar Zirk staarde en ze reikte snel naar hem en plaatste haar geruststellende hand op zijn pols.

“De beslissing is de mijne om te maken,” zei ze tegen Zirk. “en ik heb hem al gemaakt,” zei ze en ze voelde een storm van verontwaardiging en besloot ineens.

Ze zou niet deze mensen een besluit namens haar laten maken. Ze had de ouderlingen lang genoeg toegestaan haar leven te bepalen, zo lang als ze zich kon herinneren, en nu was de tijd daar.

“Kendrick is mijn geliefde,” zei ze en draaide zich om naar Kendrick, die vol verbazing naar haar terugkeek.

Terwijl ze deze woorden uitsprak, wist ze dat ze waar waren en ze voelde een stroom van liefde voor hem, ze voelde een golf van schuld dat ze hem niet eerder omhelsd had, voor de anderen. “Zijn mensen zijn mijn mensen. Hij is de mijne en ik ben van hem. En niets, niemand, niet jij of wie dan ook, kan ons uit elkaar halen.”

Ze keerde zich naar Darius om.

“Vaarwel, mijn broer,” zei ze. “Ik sluit me bij Kendrick aan.”

Darius grijnsde breeduit terwijl Zirk dreigend terug keek.

“Je ziet nooit meer onze gezichten,” spuwde hij uit, draaide zich om en liep weg met de ouderlingen achter hem aan.

Sandara keerde zich terug naar Kendrick en deed wat ze wilde doen sinds ze hier aan waren gekomen. Ze kuste hem in het openbaar, zonder angst, in het bijzijn van iedereen, eindelijk in staat om haar liefde voor hem uit te drukken. Tot haar grote vreugde kuste hij haar terug en nam haar in zijn armen.

“Wees veilig, mijn broer,” zei Sandara.

“En jij, mijn zuster. We zullen elkaar weer zien.”

“In deze wereld of de volgende,” zei ze.

Daarmee draaide Sandara zich om, pakte Kendrick’s arm en samen voegden ze zich bij hun mensen, richting de Grote Woestenij, richting een stellige dood. Maar ze was klaar om overal in de wereld heen te gaan, zolang ze maar aan Kendrick’s zijde was.

Een Eed Van Broeders

Подняться наверх