Читать книгу Een Troon Voor Zusters - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 12

HOOFDSTUK VIJF

Оглавление

Sophia voelde de vastberadenheid in haar lichaam branden terwijl ze door Ashton liep, in de richting van het ommuurde stadsdeel waar het paleis stond. Ze haastte zich door de straten, ontweek paarden en sprong zo nu en dan op een wagen wanneer het erop leek dat die de goede kant op ging.

Desondanks kostte het tijd om de stad door te komen, door de Schroeven, het Koopkwartier, Knoopheuvel en de andere districten. Ze waren zo anders en levendig dan het Huis van de Niet-Opgeëisten, dat Sophia wenste dat ze meer tijd had om ze te ontdekken. Ze betrapte zichzelf erop dat ze bij een groot cirkelvormig theater stond en wenste dat ze tijd had om naar binnen te gaan.

Maar dat had ze niet, want als ze het gemaskerde bal vanavond miste, wist ze niet hoe ze haar plekje aan het hof ooit kon bemachtigen. Een gemaskerd bal, wist ze, vond niet elke dag plaats, en het was haar beste kans om binnen te komen.

Terwijl ze verder liep, maakte ze zich zorgen om Kate. Het voelde vreemd om na al die tijd zomaar in tegenovergestelde richtingen te lopen, maar de realiteit was dat ze beiden iets anders wilden in het leven. Sophia zou haar vinden als ze hier klaar was. Als ze een leven had opgebouwd tussen de aristocraten in Ashton, zou ze Kate vinden en alles goed maken.

De poorten naar het ommuurde stadsdeel waar het paleis stond lagen voor haar. Zoals Sophia al verwacht had, waren ze voor de avond geopend. Erachter zag ze formele tuinen met keurige heggen en rozenstruiken. Er waren grote grasvelden, korter gemaaid dan het veld van een boer ooit zou kunnen zijn. Dat op zich leek al een teken van luxe; iedereen die een stukje land bij zijn huis had gebruikte het om voedsel te kweken.

Om de zoveel meter stonden lantaarns op palen. Ze waren nog niet aangestoken, maar vannacht zouden ze de tuinen prachtig verlichten en zouden de mensen op de gazons dansen, zoals ze dat in de grote zalen van het paleis deden.

Sophia zag mensen een voor een naar binnen gaan. Er stond een bediende in goudkleurige kleding bij de poort, vergezeld door twee wachters in een felblauwe uitrusting, hun musketten perfect naast elkaar, terwijl aristocraten en hun bedienden langs slenterden.

Sophia haastte zich naar de poort. Ze hoopte dat ze kon verdwijnen in een groep mensen die naar binnen ging, maar tegen de tijd dat ze aankwam, was ze de enige. Daardoor vestigde de bediende bij de poort zijn volle aandacht op haar. Het was een oudere man met een gepoederde pruik, met krullen tot in zijn nek. Hij keek Sophia aan met een blik die grensde aan minachting.

“En wat wil jíj?” wilde hij weten. Zijn stem was zo dramatisch dat hij net zo goed een acteur kon zijn geweest die een aristocraat speelde, in plaats van een bediende.

“Ik ben hier voor het bal,” zei Sophia. Ze wist dat ze nooit voor een aristocraat door kon gaan, maar ze kon nog iets anders doen. “Ik ben het dienstmeisje van -”

“Maak jezelf niet belachelijk,” kaatste de bediende terug. “Ik weet heel goed wie er naar binnen mogen en geen van hen zou vergezeld worden door een meisje zoals jij. We laten geen hoeren binnen. Zo’n feestje is het niet.”

“Ik weet niet wat u bedoelt,” probeerde Sophia, maar de dreigende blik in zijn ogen vertelde haar dat ze geen schijn van kans maakte.

“Ik zal het even uitleggen,” zei de bediende. Hij leek zich kostelijk te vermaken. “Je jurk ziet eruit alsof hij van een vissersvrouw is. Je stinkt alsof je net uit een beerput bent gekropen. Wat je spraak betreft, je klinkt alsof je dictie niet eens kunt spellen, laat staan toepassen. Nu wegwezen, voor ik je de hele nacht laat opsluiten.”

Sophia wilde hem tegenspreken, maar ze had geen antwoord op zijn wrede woorden. Bovendien hadden ze haar droom in duigen doen vallen, zo gemakkelijk, alsof hij ze gewoon uit de lucht had geplukt. Ze draaide zich om en rende. Het ergste was nog het gelach dat haar door de straat bleef achtervolgen.

Een stukje verderop stopte Sophia in een portiek. Ze was compleet vernederd. Ze had niet verwacht dat dit gemakkelijk zou zijn, maar ze had wel gehoopt dat de mensen in de stad wat vriendelijker zouden zijn. Ze had gedacht dat ze wel voor een dienstmeisje door kon gaan.

Misschien was dat haar fout. Als ze dan toch probeerde om zichzelf opnieuw uit te vinden, waarom zou ze het dan niet meteen goed doen? Misschien was het nog niet te laat. Ze kon niet doorgaan voor het soort dienstmeisje dat haar meesteres naar een bal vergezelde, maar wat dan wel? Ze kon zijn wat ze bijna was geweest als ze in het weeshuis was gebleven. Het soort dienstmeisje dat de laagste van alle banen kreeg.

Dat zou misschien wel werken.

De wijk rondom het paleis zat vol adellijke woningen, maar ook met de zaken die hun eigenaren nodig hadden: kleermakers, juweliers, badhuizen en nog veel meer. Allemaal dingen die Sophia zich niet kon veroorloven, maar ook dingen die ze misschien toch zou kunnen krijgen.

Ze begon met een kleermaker. Dat was het belangrijkste. En misschien, als ze de jurk eenmaal had, zou de rest eenvoudiger zijn. Ze liep de winkel in waar het er het drukst uitzag, hijgend alsof ze op instorten stond, hopend op het beste.

“Wat doe jij hierbinnen?” vroeg een grijsharige vrouw, die opkeek met een mond vol spelden.

“Vergeef mij…” zei Sophia. “Mijn meesteres… ik krijg met de zweep als haar jurk niet op tijd is… ze zei… dat ik de hele weg moest rennen.”

Ze kon niet doorgaan voor een dienstmeisje dat haar meesteres vergezelde, maar ze kon wel een gekochte dienstmeid zijn, die voor een last-minute boodschap was weggestuurd.

“En de naam van je meesteres?” wilde de vrouw weten.

Is dit echt het soort dienstmeid dat Milady D’Angelica zou sturen? Misschien is het omdat ze dezelfde maat hebben en ze wenst te weten of het zal passen?

Sophia’s talent diende zich ongevraagd aan. Ze trok het echter niet in twijfel.

“Milady D’Angelica,” zei ze. “Vergeef me, maar ze zei dat het haast had. Het bal -”

“Zal pas over een uur of twee echt beginnen, en ik betwijfel dat je meesteres er zal willen zijn tot het tijd is om een entree te maken,” antwoordde de kleermaakster. Ze klonk nu wat minder streng, hoewel Sophia vermoedde dat dat alleen kwam door wie ze pretendeerde te dienen. De andere vrouw wees. “Wacht daar.”

Sophia wachtte, hoewel wachten nog nooit zo moeilijk was geweest. Het gaf haar in elk geval wel de kans om te luisteren. De bediende bij het paleis had gelijk gehad: mensen praatten hier anders dan in de armere delen van de stad. Hun klinkers klonken ronder, de randen van hun woorden waren zachter. Een van de vrouwen die er werkte leek uit een van de Koopstaten te komen, en ze had een accent waardoor de letter r rolde.

Het duurde niet lang voor de eerste kleermaakster weer tevoorschijn kwam met een jurk. Ze hield hem omhoog zodat Sophia hem kon inspecteren. Het was de mooiste jurk die Sophia ooit had gezien. Hij glom zilver en blauw en leek met elke beweging te schitteren. Het lijfje was bewerkt met zilverdraad. Zelfs de onderrokken glinsterden, wat haar pure verspilling leek. Niemand zou die toch zien?

“Milady D’Angelica en jij hebben dezelfde maat, toch?” wilde de kleermaakster weten.

“Ja, mevrouw,” antwoordde Sophia. “Daarom heeft ze mij gestuurd.”

“Dan had ze je beter meteen kunnen sturen, in plaats van alleen een lijst met maten.”

“Ik zal het aan haar doorgeven,” zei Sophia.

Dat zorgde ervoor dat de kleermaakster bleek werd van angst, alsof de gedachte alleen al genoeg was om haar een hartaanval te bezorgen.

“Dat is niet nodig. Het is bijna klaar, ik hoef nog maar een paar dingetjes aan te passen. Je weet zéker dat je haar maat hebt?”

Sophia knikte. “Tot op de centimeter, mevrouw. Ze laat me precies hetzelfde eten als zij, zodat we hetzelfde blijven.”

Het was een wild, dwaas detail om te verzinnen, maar de kleermaakster leek erin te trappen. Misschien was dit het soort buitensporigheid waar vrouwen van adel om bekend stonden. Hoe dan ook, ze deed de aanpassingen zo snel dat Sophia het nauwelijks kon bevatten, en overhandigde haar een pakje in een gekleurd papier.

“Zal ik het op Milady’s rekening zetten?” vroeg de kleermaakster. Er zat een hoopvolle toon in haar stem, alsof ze dacht dat Sophia het geld misschien bij zich zou hebben, maar Sophia kon alleen maar knikken. “Natuurlijk, natuurlijk. Ik vertrouw erop dat dat Milady D’Angelica tevreden is.”

“Dat weet ik wel zeker,” zei Sophia. Ze rende praktisch naar de deur.

In feite wist ze zeker dat de aristocrate furieus zou zijn, maar Sophia was niet van plan om daarop te wachten.

Ze had nog meer dingen te doen, en andere pakjes “op te halen” uit naam van haar “meesteres.”

Bij een schoenmaker haalde ze laarzen van het mooiste bleke leer, versierd met lijnen die een scene uit het leven van de Naamloze Godin lieten zien. Bij een parfumeur haalde ze een klein flesje dat rook alsof de maker erin was geslaagd om de essentie van alles wat mooi was in één geurige combinatie te stoppen.

“Het is mijn beste werk!” verkondigde hij. “Ik hoop dat Vrouwe Beaufort ervan geniet.”

Bij elke stop koos Sophia een andere aristocrate om dienstmeisje van te zijn. Dat was uit praktische overwegingen: ze kon niet zeker weten of Milady D’Angelica in elke winkel was geweest. Bij een aantal winkels plukte ze de namen uit de gedachten van de eigenaren. Bij andere winkels, als haar talent niet wilde komen, moest ze hen aan te praat houden tot ze aannames deden, of, in een ander geval, tot ze een blik kon werpen op het logboek op de toonbank.

Hoe meer ze stal, hoe gemakkelijker het leek te worden. Elk stukje van haar gestolen outfit was een soort verklaring voor de volgende, want die andere winkeliers zouden natuurlijk geen spullen aan de verkeerde persoon hebben gegeven. Tegen de tijd dat ze bij de winkel kwam waar ze maskers verkochten, drukte de eigenaar zijn waren praktisch al in haar handen nog voor dat ze binnen was. Het was een half masker van ebbenhout, met versieringen van de Gemaskerde Godin die gastvrijheid zocht, aan de randen afgezet met veren en rond de ogen versierd met juwelen. Het masker was waarschijnlijk ontworpen om het te laten lijken alsof de ogen van de draagster glommen van het licht.

Sophia voelde zich enigszins schuldig toen ze het masker aanpakte en het aan de niet onaanzienlijke stapel pakketjes in haar armen toevoegde. Ze stal van zoveel mensen. Ze stal dingen waar zij voor hadden gewerkt, dingen waar anderen voor hadden betaald. Of voor zouden betalen, of nog niet helemaal hadden betaald; Sophia kon nog steeds niet bevatten hoe aristocraten dingen konden kopen zonder er echt voor te betalen.

Haar schuldgevoel was echter van korte duur, want ze hadden allemaal zoveel vergeleken met de weeskinderen in het Huis van de Niet-Opgeëisten. Alleen al de juwelen op dit masker zouden hun levens veranderd hebben.

Maar eerst moest Sophia zichzelf veranderen. Ze kon niet naar het feest als ze nog zo smerig was van het slapen bij de rivier. Ze liep om de badhuizen heen tot ze er een vond waar rijtuigen voor de deur stonden te wachten, en die een aparte badgelegenheid voor dames van stand adverteerde. Ze had geen munten om mee te betalen, maar ging toch naar binnen. Ze negeerde de blik die de grote, gespierde uitbater haar toewierp.

“Mijn meesteres is binnen,” zei ze. “Ze zei dat ik alles moest halen voordat ze klaar was met baden, of er zou wat zwaaien.”

Hij bekeek haar van top tot teen. Weer leken de pakketjes in Sophia’s handen als een paspoort te werken. “Dan kun je maar beter naar binnen gaan, nietwaar? De kleedkamers zijn aan je linkerhand.”

Sophia liep erheen en zette haar gestolen waar in een ruimte die warm was van de stoom uit de baden. Vrouwen, gewikkeld in de doeken die bedoeld waren om hen af te drogen, kwamen en gingen. Geen van hen keurde Sophia een blik waardig.

Ze kleedde zich uit, wikkelde een doek om zich heen en liep naar de baden. Ze waren gebouwd in de stijl die populair was aan de andere kant van de zee, met verschillende hete, warme en koude baden. Aan de kant wachtten masseuses en dienstmeisjes.

Sophia was zich maar al te goed bewust van de tatoeage op haar enkel die verkondigde wat ze was, maar er waren hier genoeg dienstmeisjes die met hun meesteressen waren meegegaan om hen te masseren met geurige olies of hun haren te kammen. Als iemand haar tatoeage zou zien, zouden ze er waarschijnlijk vanuit gaan dat zij hier om diezelfde reden was.

Desondanks nam ze niet de tijd om uitgebreid te baden. Ze wilde er weg voordat iemand vragen zou stellen. Ze dook onder water, schrobde zichzelf met zeep en deed haar best om het ergste vuil van haar lichaam te krijgen. Toen ze uit het bad stapte, zorgde ze dat haar wikkeldoek helemaal tot aan haar enkels reikte.

Toen ze terug was in de kleedkamer, werkte ze stukje bij beetje haar nieuwe zelf uit. Ze begon met zijden kousen en onderrokken, en werkte omhoog met een korset en bovenrok, handschoenen en meer.

“Heeft mijn vrouwe hulp nodig met haar haren?” vroeg een vrouw, en toen Sophia opkeek zag ze een dienstmeisje staan.

“Als je zo vriendelijk zou willen zijn,” zei Sophia, die zich probeerde te herinneren hoe aristocraten praatten. Ze bedacht zich dat dit gemakkelijker zou zijn als niemand dacht dat ze hier vandaan kwam, dus ze voegde een hint van het accent uit de Koopstaten toe, dat ze bij de kleermaakster had gehoord. Tot haar verrassing kwam het zonder moeite. Haar stem paste zich net zo snel aan als de rest van haar voorkomen.

Het meisje droogde haar haren en vlocht ze in een knot die zo ingewikkeld was dat Sophia nauwelijks kon volgen wat ze deed. Toen ze klaar was zette ze haar masker op en ging ze naar buiten. Ze liep tussen de rijtuigen door tot ze er eentje spotte die nog niet bezet was.

“Jij daar!” riep ze, en haar nieuwe stem klonk zelfs in haar oren vreemd. “Ja, jij! Breng me onmiddellijk naar het paleis, en geen getreuzel. Ik heb haast. En vraag me niet om de ritprijs. Je kunt de rekening naar Heer Dunham sturen, en hij mag dankbaar zijn dat hij vanavond niet meer aan me hoeft uit te geven.”

Ze wist niet eens of er wel een Heer Dunham bestond, maar de naam voelde goed. Ze verwachtte dat de bestuurder van het rijtuig in discussie zou gaan, of op zijn minst zou gaan zeuren over de ritprijs. Maar hij boog alleen maar.

“Ja, mijn vrouwe.”

De rit door de stad was comfortabeler dan Sophia zich ooit had kunnen voorstellen. Het was zeker fijner dan achterop een wagen meerijden, en veel korter. Binnen enkele minuten zag ze de poorten van het paleis al opdoemen. Sophia’s hart zonk haar in de schoenen, want ze zag dezelfde bediende staan. Kon ze dit wel? Zou hij haar herkennen?

Het rijtuig vertraagde, en Sophia dwong zichzelf om naar buiten te leunen, hopend dat ze eruitzag zoals het hoorde.

“Is het bal al in volle gang?” vroeg ze in haar nieuwe accent. “Ben ik op het juiste tijdstip gearriveerd om een impact te maken? Nog belangrijker, hoe zie ik eruit? Mijn dienstmeisjes vertellen me dat dit gepast is voor uw hof, maar ik heb het gevoel dat ik eruitzie als een hoer van de kade.”

Ze kon die kleine wraak niet laten. De bediende bij de poorten boog diep.

“Mijn vrouwe had haar aankomst niet beter kunnen timen,” verzekerde hij haar, met de valse oprechtheid die aristocraten blijkbaar prettig vonden. “En ze ziet er absoluut fantastisch uit, uiteraard. Alstublieft, rijdt u door.”

Sophia trok het gordijn van het rijtuig dicht toen ze verder reden, maar alleen zodat ze haar verbijsterde opluchting kon verbergen. Het werkte. Het werkte echt.

Ze hoopte maar dat het Kate net zo goed afging.

Een Troon Voor Zusters

Подняться наверх