Читать книгу Een Troon Voor Zusters - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 13
HOOFDSTUK ZES
ОглавлениеKate genoot in haar eentje meer van de stad dan ze voor mogelijk had gehouden. Ze miste haar zus nog steeds en ze wilde nog steeds naar het platteland, maar voor nu was Ashton haar speeltuin.
Ze baande zich een weg door de straten. Er was iets aanlokkelijks aan het zwerven door de menigtes. Niemand keek naar haar om, net zoals ze niet keken naar de andere straatkinderen en leerlingen, jongere zonen of aspirant-vechters van de stad. In haar jongensachtige kleding en met haar piekerige haar kon Kate voor hen allemaal doorgaan.
Er was zoveel te zien in de stad, nog afgezien van de paarden waar Kate verlangend naar keek als ze hen passeerde. Ze stopte tegenover een verkoper die jachtwapens vanuit een wagen verkocht. De lichte kruisbogen en musketten zagen er onmogelijk groot uit. Als Kate er een had kunnen meepakken zou ze het gedaan hebben, maar de man hield iedereen die in de buurt kwam nauwlettend in de gaten.
Niet iedereen was echter zo voorzichtig. Ze slaagde erin om een homp brood van een cafétafel te stelen en een mes dat iemand had gebruikt om een religieus pamflet op te hangen. Haar talent was niet perfect, maar het was in elk geval in haar voordeel dat ze wist waar mensen zaten met hun gedachten.
Ze liep verder, zoekend naar een kans om meer te pakken van wat ze nodig zou hebben op het platteland. Het was lente, maar dat betekende alleen maar regen in plaats van sneeuw. Wat had ze nodig? Kate begon dingen voor zichzelf op te sommen. Een tas, touwen om vallen te maken voor dieren, een kruisboog als ze eraan kon komen, een oliedoek tegen de regen, een paard. Zeker een paard, ondanks alle risico’s die paardendiefstal met zich meebracht.
Niet dat de andere dingen wel veilig waren. Er stonden galgen op een aantal straathoeken, met de botten van lang geleden gestorven criminelen, achtergelaten als waarschuwing. Boven een van de oude poorten, die in de laatste oorlog geruïneerd waren, waren drie schedels gespiesd, naar verluid van de verraderlijke minister en zijn samenzweerders. Kate vroeg zich af hoe mensen dat zich nog konden herinneren. Ze wierp een blik op het paleis in de verte en ze hoopte maar dat Sophia in orde was. Het paleis was een plek voor mensen zoals de koningin die weduwe was geworden en haar zoons, de aristocraten en hun bediendes die hun feestjes en jachten gebruikten in een poging de problemen in de echte wereld te negeren. Niet voor echte mensen.
“Hee, jongen, als je munten hebt om uit te geven, kan ik je een leuke tijd bezorgen,” riep een vrouw vanuit de deuropening van een huis dat geen uithangbord nodig had. Een man die eruitzag alsof hij met beren kon worstelen stond voor de deur, en Kate hoorde geluiden van mensen die plezier hadden, ondanks het feit dat het nog niet donker was.
“Ik ben geen jongen,” snauwde ze terug.
De vrouw haalde haar schouders op. “Ik ben niet kieskeurig. Je mag ook binnenkomen en zelf wat geld verdienen. De oude geilaards houden wel van jongensachtige meisjes.”
Kate beende verder. Die opmerking was geen antwoord waard. En dat was niet het leven dat ze voor zichzelf in gedachten had. Al was het ook niet haar plan om alles te stelen wat ze wilde hebben.
Er waren andere mogelijkheden die ze interessant vond. Overal waar ze keek zag ze recruiters voor een of andere vrije onderneming. Ze beloofden betere premies, betere rantsoenen, of het behalen van glorie in de oorlogen aan de overkant van het Mes-Water.
Kate liep naar een van hen toe. Het was een hartelijk uitziende man van een jaar of vijftig die een uniform aan had dat er meer uitzag als het kostuum van een acteur dan als het echte werk.
“Ho daar, jong! Ben je op zoek naar avontuur? Naar heldendaden? Naar de mogelijkheid om te sterven door het zwaard van je vijanden? Nou, dan zit je hier verkeerd!”
“Verkéérd?” zei Kate, die het niet eens kon schelen dat hij ook dacht dat ze een jongen was.
“Onze generaal is Massimo Caval, de voorzichtigste vechter van allemaal. Nooit gaat hij de strijd aan tenzij hij kan winnen. Nooit verspilt hij zijn mannen aan zinloze confrontaties. Nooit.”
“Dus hij is een lafaard?” vroeg Kate.
“Geloof me, een lafaard is het beste wat je kunt zijn in een oorlog,” zei de recruiter. “Zes maanden op de vlucht zijn voor vijandelijke troepen terwijl ze zich vervelen, met alleen af en toe wat plunderen om het een beetje leuk te houden. Denk erover na, het leven, de… wacht, je bent helemaal geen jongen, of wel?”
“Nee, maar ik kan wel vechten,” benadrukte Kate.
De recruiter schudde zijn hoofd. “Niet voor ons. Wegwezen!”
Ondanks het feit dat hij lafhartigheid had verdedigd, zag de recruiter eruit alsof hij haar in de boeien zou laten slaan als Kate bleef staan, dus ze liep verder.
Er waren zoveel dingen in de stad die niet klopten. Het Huis van de Niet-Opgeëisten was een wrede plek, maar er was in elk geval sprake van een bepaalde orde. In de stad leek het of mensen gewoon deden waar ze zin in hadden, of er nauwelijks input was van de machthebbers. De stad zelf leek in elk geval geen plan te hebben. Kate liep over een brug die was volgebouwd met stallen, podia en zelfs kleine huizen, tot er nauwelijks nog ruimte was om hem te gebruiken voor het beoogde doel. Ze liep door kronkelende straten die uiteindelijk weer op zichzelf uitkwamen, door stegen die op een of andere manier veranderden in de daken van lagergelegen huizen, om vervolgens plaats te maken voor ladders.
Wat betreft de mensen op straat leek de hele stad krankzinnig. Op elke straathoek stond wel iemand te schreeuwen, over de elementen van hun persoonlijke filosofie, om aandacht te trekken voor een toneelstuk, of om de betrokkenheid van het koninkrijk bij de oorlogen aan de andere kant van het water te veroordelen.
Kate dook steeds een deuropening in als ze de gemaskerde priesters en nonnen van de ondoorgrondelijke Gemaskerde Godin zag, maar na de derde of vierde keer liep ze gewoon door. Ze zag een van hen een rij gevangenen met de zweep geven en ze vroeg zich af hoe dat de genade van de godin kon voorstellen.
Overal in de stad waren paarden. Ze trokken rijtuigen voort, hadden ruiters op hun rug. Een aantal van de grotere dieren trokken wagens die vol waren geladen met allerlei spullen, van stenen tot bier. Paarden zien was een ding, er eentje stelen was een heel ander verhaal.
Uiteindelijk koos Kate een plekje bij een stal. Langzaam sloop ze dichterbij, wachtend op haar kans. Om iets te kunnen stelen wat zo groot was als een paard had ze meer nodig dan alleen een moment van onoplettendheid, maar in principe was het niet anders dan het stelen van een taart. Ze kon de gedachten van de staljongens voelen terwijl ze rondliepen. Eén van hen bracht een mooi uitziende merrie naar buiten, denkend aan de aristocrate waar het dier voor bedoeld was.
Verdomme, ze heeft een dameszadel nodig, niet dit.
De gedachte was de enige uitnodiging die Kate nodig had. Ze sloop naar voren terwijl de staljongen zich terug naar binnen haastte, in de veronderstelling dat niemand in zo’n korte tijd een paard mee kon nemen. Kate baande zich een weg tussen de voetgangers door en stelde zich het moment voor dat haar vingers zich rond de teugels zouden sluiten.
“Hebbes!” zei een stem terwijl haar schouder werd vastgegrepen.
Even dacht Kate dat iemand had geraden wat haar intenties waren, maar toen de figuur die haar had vastgegrepen haar omdraaide, zag ze dat het een van de jongens uit het weeshuis was.
Ze worstelde om zich los te rukken en hij sloeg haar hard in haar maag. Kate viel op haar knieën en zag twee andere jongens dichterbij komen.
“Ze hebben ons achter jullie aan gestuurd,” zei de oudste. “Zeiden dat meisjes meer waard waren dan jongens en dat ze ons allemaal konden laten opjagen als het nodig was.”
Hij klonk verbitterd, maar Kate kon het hem niet kwalijk nemen. Het Huis van de Niet-Opgeëisten was een kwaadaardige plek, maar het was tevens het enige thuis dat de weeskinderen hadden.
De volgende stoot, die haar hoofd achterover deed slaan, nam ze hem wél kwalijk.
“Dit is voor de afranseling die je ons gaf met die pook van je,” zei hij. “En dit is voor het pak slaag dat we naderhand van de priesters kregen.”
Hij benadrukte zijn woorden met klappen die Kate duizelig maakten.