Читать книгу Een Troon Voor Zusters - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 9

HOOFDSTUK TWEE

Оглавление

Sophia was nog nooit zo bang geweest, maar tegelijkertijd had ze zich nog nooit zo levend gevoeld, of zo vrij. Terwijl ze met haar zusje door de stad rende hoorde ze Kate gilletjes van opwinding slaken, wat geruststellend en angstaanjagend tegelijk was. Het maakte dit heel erg echt. Hun levens zouden nooit meer hetzelfde zijn.

“Stil,” drong Sophia aan. “Anders komen ze achter ons aan.”

“Ze komen toch wel,” antwoordde haar zusje. “We kunnen er net zo goed van genieten.”

Ze ontweek een paard, griste een appel van een wagen en rende verder door de straten van Ashton, alsof ze haar punt wilde benadrukken.

Het was druk in de stad vanwege de markt die elke Zesdedag werd gehouden en Sophia keek om zich heen, overweldigd door alles wat ze zag en hoorde en rook. Als er geen markt was geweest, had ze niet geweten welke dag het was. In het Huis van de Niet-Opgeëisten waren dat soort dingen niet belangrijk. Alleen de eindeloze cyclus van gebeden en werk, straf en routines deed ertoe.

Ren sneller, stuurde haar zusje.

Het gefluit en geschreeuw ergens achter hen spoorde haar aan om sneller te rennen. Sophia leidde hen een steeg in en volgde Kate met veel moeite toen ze over een muur heen klom. Haar onstuimige zusje was snel, als een sterke, gespannen spier die zich ieder moment kon uitstrekken.

Sophia kon maar net op de muur komen. Er werd weer gefloten. Toen ze de bovenkant naderde wachtte Kate’s sterke hand haar op, zoals altijd. Zelfs hierin waren ze verschillend, besefte ze: Kate’s handen waren ruw, eeltig en gespierd, terwijl Sophia’s vingers lang en glad en delicaat waren.

Twee zijden van dezelfde munt, had hun moeder altijd gezegd.

“Ze hebben de wacht opgeroepen,” riep Kate ongelovig uit, alsof dat niet eerlijk was.

“Wat had je dan verwacht?” antwoordde Sophia. “We zijn ervandoor gegaan voor ze ons konden verkopen.”

Kate leidde hen een smalle stenen trap af richting een plein waar veel mensen zich verdrongen. Sophia dwong zichzelf om langzamer te gaan lopen terwijl ze de markt naderden en greep Kate’s onderarm vast.

We gaan beter op in de menigte als we niet rennen, stuurde Sophia, te erg buiten adem om te spreken.

Kate leek te twijfelen, maar vertraagde toch tot Sophia’s tempo.

Ze liepen langzaam langs mensen die opzij gingen, zichtbaar niet bereid om contact te riskeren met mensen die zo minderwaardig waren als zij. Misschien dachten de mensen dat ze erop uit waren gestuurd om een boodschap te doen.

Sophia dwong zichzelf om te doen alsof ze gewoon aan het rondkijken waren, terwijl ze de menigte als camouflage gebruikten. Ze keek om zich heen, naar de torenklok boven de tempel van de Gemaskerde Godin, naar de kraampjes en naar de winkels met glazen ruiten die erachter lagen. In een hoek van het plein zag ze een groep acteurs die, gekleed in doordachte kostuums, een van de traditionele verhalen uitbeeldden. Eén van de censoren keek vanaf de rand van het publiek toe. Er stond een recruiter van het leger op een kist, die probeerde troepen te werven voor de naderende oorlog, een dreigende strijd die op het Mes-Water Kanaal zou plaatsvinden.

Sophia zag haar zusje naar de recruiter staren en trok haar mee.

Nee, stuurde Sophia. Dat is niet voor jou.

Kate wilde net antwoorden toen ze ineens weer geschreeuw achter zich hoorden.

Ze gingen ervandoor.

Sophia wist dat niemand hen nu zou helpen. Dit was Ashton, wat betekende dat zij en Kate degenen waren die verkeerd zaten. Niemand zou proberen om twee weglopers te helpen.

Sterker nog, toen ze opkeek, zag Sophia dat iemand hen de weg probeerde te versperren. Niemand zou twee weeskinderen laten ontsnappen.

Handen graaiden naar hen. Nu moesten ze zich een weg door de menigte heen vechten. Sophia sloeg een hand van haar schouder, terwijl Kate venijnig met haar gestolen pook om zich heen stak.

Er ontstond ruimte voor hen. Sophia zag haar zusje naar een verlaten houten steiger naast een stenen muur rennen, waar werklui bezig moesten zijn geweest om een gevel recht te zetten.

Nog meer klimmen? stuurde Sophia.

Ze zullen ons niet volgen, stuurde haar zusje terug.

Daar had ze waarschijnlijk wel gelijk in, al was het maar omdat de gewone mensen niet bereid waren om hun levens te riskeren. Sophia zag er toch tegenop, maar ze kon op dat moment geen beter idee bedenken.

Haar trillende handen sloten zich rond de houten latten van de steiger, en ze begon te klimmen. Binnen enkele seconden begonnen haar armen al pijn te doen, maar inmiddels was het een kwestie van doorgaan of vallen. En zelfs als er geen straatstenen onder hen hadden gelegen, wilde Sophia niet in de menigte vallen die hen achtervolgde.

Kate wachtte boven al op haar, nog steeds grijzend alsof het allemaal een spelletje was. Haar hand was er weer, ze trok Sophia omhoog en ze renden verder, deze keer over de daken heen.

Kate leidde hen naar een opening die naar een ander dak leidde en sprong in het riet alsof de risico’s haar niets konden schelen. Sophia volgde haar en vocht tegen de behoefte om het uit te schreeuwen toen ze bijna uitgleed. Toen sprong ze met haar zus op een lager gelegen gedeelte, waar een tiental schoorstenen rook uit een oven spuwden.

Kate wilde verder rennen, maar Sophia, die een kans zag, greep haar vast en trok haar terug in het riet.

Wacht, stuurde ze.

Tot haar verbazing sprak Kate haar niet tegen. Ze keek om zich heen terwijl ze daar zaten, ineengedoken op een plat gedeelte van het dak, de hitte van de vuren onder hen negerend. Ze moest zich beseft hebben hoe goed ze hier verborgen zaten. De rook creëerde een dikke wolk die het meeste om hen heen maskeerde. Het was alsof zich hierboven een tweede stad bevond: waslijnen met kleren, vlaggen en wimpels boden hen alle bescherming die ze zich maar konden wensen. Als ze stil bleven zitten, zou niemand hen hier kunnen zien. Bovendien zou niemand dom genoeg zijn om een wandeling over het rieten dak te riskeren.

Sophia keek om zich heen. Op een vreemde manier was het heel vredig hierboven. Er waren plekken waar de huizen zo dicht op elkaar stonden dat buren elkaars handen konden aanraken als ze uit hun ramen leunden. Een stukje verderop zag Sophia hoe een kamerpot op straat werd geleegd. Ze had nooit eerder de kans gehad om de stad vanuit deze hoek te zien, de torens van de geestelijken en de schotmakers, de klokkenluiders en de wijzen, het paleis dat binnen zijn eigen muren stond, als een glimmende karbonkel op een ruwe huid.

Ze zat daar, haar armen om Kate heen, wachtend tot de geluiden van de achtervolging verdwenen.

Misschien, heel misschien, konden ze een uitweg vinden.

Een Troon Voor Zusters

Подняться наверх