Читать книгу Een Smidsvuur van Moed - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 15

HOOFDSTUK VIJF

Оглавление

De baby draak vloog door de lucht, en elke slag van zijn vleugels kostte hem de grootste inspanning. Hij worstelde om in de lucht te blijven. Hij vloog, zoals hij al uren had gedaan, over het platteland van Escalon. Hij voelde zich verdwaald en alleen in deze wrede wereld. Beelden van zijn stervende vader, die door de mensen soldaten dood was gestoken, schoten door zijn hoofd. Zijn vader, die hij nooit had gekend, behalve op dat ene moment van de strijd; zijn vader, die was gestorven om hem te redden.

De baby draak had het gevoel dat de dood van zijn vader zijn schuld was, en met elke slag van zijn vleugels voelde hij het gewicht van zijn schuldgevoel. Als hij er niet was geweest, dan had zijn vader nu misschien nog geleefd.

De draak vloog verder, verscheurd door verdriet en berouw bij het idee dat hij nooit de kans zou krijgen om zijn vader te leren kennen. Hij zou hem nooit kunnen bedanken voor zijn onzelfzuchtige heldendaad, voor het redden van zijn leven. Een deel van hem wilde eigenlijk ook niet meer leven.

Maar een ander deel brandde van woede. Hij wilde wanhopig graag die mensen doden, zijn vader wreken en het land verwoesten. Hij wist niet waar hij was, maar zijn intuïtie vertelde hem dat hij oceanen ver verwijderd was van zijn thuisland. Zijn instinct dreef hem terug naar huis; maar hij wist niet waar huis was.

De baby vloog doelloos verder, verdwaald. Hij spuwde vuur naar boomtoppen, naar wat hij ook maar kon vinden. Al snel had hij geen vuur meer in zich, en niet lang daarna voelde hij hoe hij steeds lager zakte. Hij probeerde weer omhoog te vliegen, maar besefte tot zijn paniek dat hij daar de kracht niet meer voor had. Hij probeerde een boomtop te vermijden, maar zijn vleugels konden hem niet langer dragen en hij beukte er recht tegenaan. Hij voelde alle oude wonden die nog niet waren genezen.

Wanhopig vloog hij verder, steeds lager, en hij verloor steeds meer kracht. De bloeddruppels vielen als regendruppels naar beneden. Hij was zwak van de honger, van zijn verwondingen, van de duizenden keren dat hij met een speer was gestoken. Hij wilde verder vliegen, een doelwit vinden, maar zijn oogleden werden te zwaar. Hij voelde hoe hij keer op keer het bewustzijn verloor.

De draak voelde dat hij stervende was. Aan de ene kant was het een opluchting; spoedig zou hij weer bij zijn vader zijn.

Hij werd opgeschrikt door het geluid van ritselende bladeren en krakende takken, en toen hij voelde hoe hij door de boomtoppen viel, deed hij eindelijk zijn ogen open. Zijn zicht werd belemmerd door een groene wereld. Niet langer in staat om zichzelf te controleren voelde hij hoe hij naar beneden viel, dwars door de boomtakken heen.

Hij kwam abrupt tot een stop ergens hoog in een boom, verstrikt tussen de takken. Hij was te zwak om zich te verzetten. Hij hing daar, bewegingsloos. Hij had teveel pijn om te bewegen, en elke ademtocht deed hem nog meer pijn dan de vorige. Hij wist zeker dat hij hierboven zou sterven, verstrikt tussen de bomen.

Eén van de takken brak ineens, en de draak viel naar beneden. Hij viel een goede vijftien meter naar beneden, tot hij uiteindelijk op de grond belandde.

Hij lag daar, zijn ribben gebroken, en hij ademde bloed. Langzaam bewoog hij één van zijn vleugels, maar hij kon niet veel meer doen.

Hij voelde zijn levenskracht wegstromen. Het voelde het oneerlijk, prematuur. Hij wist dat hij een lotsbestemming had, maar hij wist niet wat het was. Het leek erop dat het kort en wreed was. Hij was geboren, alleen om zijn vader te zien sterven, en vervolgens zelf dood te gaan. Misschien was dat wat het leven was: wreed en oneerlijk.

Terwijl zijn ogen zich voorgoed sloten, ging er een laatste gedachte door zijn hoofd: Vader, wacht op me. Tot snel.

Een Smidsvuur van Moed

Подняться наверх