Читать книгу Nacht van de Dapperen - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 13
HOOFDSTUK DRIE
ОглавлениеVesuvius, gewekt door het gevoel van scherpe scharen die over de rug van zijn hand streken, deed één oog open, de ander zo opgezwollen dat hij hem niet open kreeg. Gedesoriënteerd keek hij op. Hij lag met zijn gezicht naar beneden in het zand, de golven van de zee achter zich. Het ijzige water klotste over zijn benen heen. Hij herinnerde het zich weer. Na dat epische gevecht was hij aangespoeld op de kust van de Baai des Doods; hij vroeg zich af hoe lang hij hier had gelegen, bewusteloos. Het tij kroop langzaam dichterbij, en zou hem ongetwijfeld weer hebben meegevoerd als hij niet was ontwaakt. Maar het was niet het koude water dat hem had wakker gemaakt—het was het wezen op zijn hand.
Vesuvius keek naar zijn hand, die uitgestrekt op het zand lag. Hij zag een grote paarse krab een schaar in zijn hand zetten en een klein stukje van zijn vlees afscheuren. Het nam zijn tijd, alsof Vesuvius een lijk was. Met elke scheur voelde Vesuvius een schokgolf van pijn.
Vesuvius kon het de krab niet kwalijk nemen; hij keek om zich heen en zag duizenden levenloze lichamen op het strand liggen. De overblijfselen van zijn trollenleger. Ze lagen daar, bedekt door paarse krabben, en het klik-klak van hun scharen vulde de lucht. De stank van de rottende trollen overweldigde hem, en hij moest bijna kokhalzen. Deze krab op zijn hand was duidelijk de eerste die het had gewaagd om helemaal naar Vesuvius toe te kruipen. De anderen hadden waarschijnlijk gevoeld dat hij nog leefde en hadden geduldig afgewacht. Maar deze dappere krab had het risico genomen. Er kwamen nu tientallen andere krabben zijn kant op, die aarzelend zijn voorbeeld volgden. Het zou niet lang meer duren, wist Vesuvius, voor hij levend zou worden opgegeten door dit kleine leger—als hij niet eerst de zee in werd gesleurd door het ijskoude tij van de Baai des Doods.
Overspoeld door een hete golf van woede reikte Vesuvius met zijn vrije hand naar de paarse krab, greep hem vast, en begon langzaam te knijpen. De krab probeerde weg te komen—maar Vesuvius liet hem niet gaan. Het wezen spartelde wild en probeerde Vesuvius met zijn scharen te bereiken, maar hij hield hem stevig vast. Hij kneep harder en harder, langzaam. Hij nam zijn tijd en haalde zoals altijd veel genoegen uit het toebrengen van pijn. Het wezen krijste en siste, een afschuwelijk schel geluid, terwijl Vesuvius langzaam zijn hand tot een vuist samenkneep.
Uiteindelijk explodeerde de krab. Het slijmerige paarse bloed droop over zijn hand terwijl Vesuvius het bevredigende gekraak van de schaal hoorde. Hij liet het vallen, vermorzeld tot pulp.
Vesuvius ging op een knie zitten, nog steeds wankel, en tientallen krabben scharrelden weg, duidelijk geschokt om een dode te zien opstaan. Er ontstond een kettingreactie, en toen hij ging staan vluchtten er duizenden krabben weg. Het strand was leeg toen Vesuvius zijn eerste stappen zette. Hij liep over het kerkhof, en langzaam begon alles weer terug te komen.
Het gevecht op Knossos. Hij was aan de winnende hand geweest en had op het punt gestaan om Lorna en Merk af te maken, toen die draken waren gearriveerd. Hij herinnerde zich dat hij van het eiland was gevallen; dat hij zijn leger had verloren; dat zijn vloot in vuur en vlam was gezet; en dat hij uiteindelijk bijna was verdronken. Het was een nederlaag geweest, en hij brandde van schaamte bij de gedachte. Hij draaide zich om en keek uit over de baai, de plek van zijn nederlaag. In de verte zag hij het Eiland van Knossos, dat nog steeds in brand stond. Hij zag de overblijfselen van zijn vloot drijven, aan stukken gescheurd. Sommige delen van schepen stonden nog in brand. En toen hoorde hij gekrijs boven zich. Hij keek op en knipperde met zijn ogen.
Vesuvius kon niet bevatten wat hij zag. Het kon niet waar zijn. Er vielen draken uit de lucht, de baai in.
Dood.
Hoog boven zich zag hij een eenzame man een draak berijden. Hij vocht tegen de andere draken terwijl hij zich aan de rug van de draak vastklampte, een zwaard in zijn handen. Uiteindelijk sloeg de rest van de zwerm op de vlucht.
Hij keek weer naar het water en zag tientallen schepen aan de horizon, voorzien van de vlaggen van de Verloren Eilanden. Hij keek toe hoe de man zich van de rug van de draak liet vallen en terugkeerde naar de schepen. Hij spotte het meisje, Lorna, en de huurling, Merk. Hij kon de wetenschap dat ze het hadden overleefd niet verdragen.
Vesuvius keek weer naar de kust. Terwijl hij zijn dode trollen zag, half opgegeten door de krabben of meegevoerd door het tij en uiteen gereten door haaien, had hij zich nog nooit zo alleen gevoeld. Hij was, besefte hij geschokt, de enige overlevende van het leger dat hij mee had genomen.
Vesuvius draaide zich om en keek naar het noorden, naar het vasteland van Escalon. Hij wist dat ergens, ver in het noorden, de Vlammen waren uitgeschakeld. Op dit moment vertrokken zijn trollen uit Marda om Escalon te plunderen. Miljoen trollen die naar het zuiden migreerden. Tenslotte was Vesuvius er wel in geslaagd om de Toren van Kos te bereiken, om het Zwaard van Vlammen te vernietigen. Zijn natie zou ongetwijfeld al de grens over zijn om Escalon te verscheuren. Ze hadden leiderschap nodig. Ze hadden hem nodig.
Vesuvius had dan wel deze slag verloren—maar hij moest niet vergeten dat hij de oorlog zou winnen. Zijn grootste moment van glorie, het moment waar hij zijn hele leven naar had uit gekeken, moest nog komen. Het was tijd voor hem om de mantel te claimen, om zijn volk naar een complete en totale overwinning te leiden.
Ja, dacht hij. Hij rechtte zijn rug en schudde alles van zich af; zijn pijn, zijn wonden, de kou. Hij had gekregen waarvoor hij was gekomen. Laat dat meisje en haar mensen maar op zee ronddobberen. De verwoesting van Escalon lag voor hem. Hij kon altijd nog teruggaan om haar te doden. Hij glimlachte bij de gedachte. Hij zou haar zeker doden. Hij zou haar ledematen van haar romp af scheuren.
Vesuvius ging er op een drafje vandoor, en begon toen te rennen. Hij zou naar het noorden gaan. Hij zou zijn natie treffen. En hij zou hen naar de grootste strijd aller tijden leiden.
Het was tijd om Escalon voor eens en altijd te vernietigen.
Spoedig zouden Escalon en Marda één zijn.