Читать книгу Voor Zonsopkomst - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 14

HOOFDSTUK VIER

Оглавление

Kate liep met de andere meisjes terug door de drukke gangen, verloren in haar eigen wereldje. Ze kon het nog steeds niet bevatten. De andere meisjes leken niet te begrijpen waarom ze zo van haar stuk was gebracht, en hoe hard ze ook volhield dat Elijah letterlijk was verdwenen, ze bleven manieren vinden om het te verklaren. Ze had geen zin meer om te proberen hen te overtuigen van wat ze had gezien, en had chagrijnig de kantine verlaten.

Tegen de tijd dat de schooldag voorbij was, knorde Kate’s maag. Het enige dat ze had gegeten was een beker yoghurt en een salade, en een paar chocolaatjes uit de doos die Dinah haar gegeven had. In combinatie met haar emotionele ochtend, de boze, snelle fietstocht naar school, en de vreemde ervaring van Elijah die in het niets was verdwenen, begon ze zich slap en licht in haar hoofd te voelen.

Ze maakte haar fiets los en begon aan haar tocht naar huis, en deze keer deed ze het rustig aan; ze wilde niet vallen. Haar tas, die gevuld was met schoolboeken en cadeaus van haar vriendinnen, was zwaar, wat de rit nog vermoeiender maakte.

De zon was gelukkig niet zo heet meer om drie uur ’s middags en er waaide een koel briesje vanaf de oceaan. In de verte kon Kate de bergen van Rattlesnake Canyon Park zien. Het was één van haar favoriete plekken. Ze hield van de natuur, van de stilte en de schoonheid ervan. Ze ging er graag heen in de weekenden om na te denken over het leven. Het herinnerde haar er altijd aan dat de wereld groot was en dat haar thuisleven slechts een piepklein deel van de ervaringen was die de wereld te bieden had.

Maar zou ze de wereld ooit te zien krijgen? Hoe kon ze ooit het leven krijgen dat ze wilde, als ze niet kon studeren? Ze kon de gedachte dat ze nog een jaar in Californië vast zou zitten niet verdragen. Ze zou de huizen van rijke mensen moeten schoonmaken, zoals haar moeder, en ze zou als een schaduw aan haar vastzitten. Het was niet eerlijk. Waarom zou zij geld moeten verdienen voor Madisons schoolgeld? Madison was bij lange na niet zo leergierig als Kate; sterker nog, ze wilde waarschijnlijk alleen maar studeren zodat ze jongens kon ontmoeten.

Kate besloot dat ze een manier moest zien te vinden om een deel van haar verdiensten achter te houden, zodat ze kon sparen voor een vliegticket naar de oostkust. Ze zou op een dag gewoon verdwijnen. Het leek een dramatische oplossing, maar wat moest ze anders?

Kate was zo verloren in haar eigen gedachten dat ze de groep mensen voor zich niet opmerkte tot ze vlakbij was. Het waren laatstejaars jongens van haar school, en ze liepen luidruchtig over de stoep en de weg heen. Kate stond op het punt om hen heen te fietsen toen ze besefte dat er iemand tussen hen in stond. Een jongens werd als een strandbal heen en weer geduwd, van de ene naar de andere jongen. Ze zag zijn donkere haar en delicate features. Het was Elijah.

“Hey!” schreeuwde Kate, die op haar remmen ging staan. “Laat hem met rust!”

Eén van de jongens draaide zich met een dreigende blik in zijn ogen naar haar om. “Fiets maar door, meisje,” zei hij op wrede toon. “Ik denk niet dat je vriendje door een meisje gered wil worden.”

Op dat moment ving Kate een blik van Elijah op. Hij leek terneergeslagen. Er zat een scheur in zijn T-shirt, bij zijn schouder. Maar toen de jongens Kate negeerden en hem weer heen en weer begonnen te duwen, kwam hij niet eens voor zichzelf op.

“Elijah!” schreeuwde ze. “Vecht terug!”

Toen keek hij haar aan, alsof hij haar voor het eerst zag, maar hij bleef doorlopen. Ze begreep het niet.

Maar Kate zou Elijah niet in elkaar laten slaan vanwege één of andere stomme mannelijke overtuiging dat meisjes het niet voor jongens op mochten nemen. Ze had een fiets, wat betekende dat ze sneller was, en ze kon hem als een stormram gebruiken.

Ze liet haar tas, zwaar en bobbelig met schoolboeken, van haar schouders afglijden. Ze racete op de groep jongens af, haalde uit en sloeg één van hen met haar tas tegen zijn rug.

“Hey!” schreeuwde hij, terwijl hij haar voren struikelde. “Laat me met rust, mafkees.”

Hij leek niet al te veel van zijn stuk gebracht door Kate, hoewel ze hoopte dat hij zich gewoon sterk hield omdat zijn vrienden erbij waren.

Misschien was het stom om het op te nemen tegen een groep laatstejaars met niets anders dan haar tas en fiets als wapens, maar Kate werd overspoeld door een soort kracht, alsof ze een beschermende gans was die zich om haar nest bekommerde. Ze nam het op tegen Elijahs pestkoppen op de manier waarop ze wilde dat Madison het voor haar opnam tegen haar moeder.

Ze fietste zo snel als ze kon op hen af, waardoor ze uiteen gingen.

“Wie is die freak?” zei één van de jongens terwijl hij uit de weg dook.

“Is dat niet het zusje van Madison?” antwoordde een ander, die in de lach schoot toen Kate uithaalde met haar rugtas.

“Ieh, gatver,” zei de eerste. “Maar Madison is zo lekker. Ze moet wel geadopteerd zijn, toch?”

Opgehitst door hun brutale opmerkingen viel Kate weer aan. Ze sloeg een andere jongen met haar rugtas, deze keer zo hard dat hij tegen een ander aan struikelde. Ze vielen allebei op de grond.

In een poging zich groot te houden gingen de jongens uiteen, als een groep kinderen die hun ijsjes in de steek lieten vanwege een irritante, volhardende wesp. Ze hadden duidelijk door dat Kate hun aanval op Elijah meer gedoe zou maken dan het waard was.

Kate hijgde van uitputting en angst, maar er stroomde ook een beetje triomfantelijke adrenaline door haar heen. Ze keek de jongens na terwijl ze weg slenterden en draaide zich toen om naar Elijah.

Maar Elijah was verdwenen.

“Hey!” riep Kate hardop. Het minste dat de eikel had kunnen doen was blijven hangen om haar te bedanken. Ze strekte haar hals en probeerde te zien waar hij heen was gegaan. Maar hoe verder ze keek, hoe duidelijker het werd dat Elijah met geen mogelijkheid zo snel uit haar zicht had kunnen verdwijnen. Er waren aan deze kant van de weg geen huizen of winkels waar hij naar binnen had kunnen gaan; alleen een rotswand aan de ene kant en aan de andere kant een steile val naar de daken van de huizen op de straat die eronder lag. Waar was hij heen gegaan?

Ze keek om zich heen en kneep haar ogen samen tegen het felle zonlicht, maar hij was nergens te bekennen. Toen zag ze een figuur onderaan de heuvel. Ze herkende hem aan zijn gracieuze, precieze manier van lopen. Ze wilde denken dat het haar adrenaline was die met haar perceptie speelde, maar ze werd overspoeld door een ongemakkelijk gevoel. Het was net als in de kantine. Ze wist nu zeker dat Elijah zich sneller kon verplaatsen dan ze voor mogelijk had gehouden.

Kate wist niet zeker wat haar ertoe aanzette om hem achterna te gaan. Misschien kwam het door het feit dat ze nu zeventien was en ze niet meer over zich heen wilde laten lopen, maar ze vond dat ze op zijn minst wat dankbaarheid van hem mocht verwachten omdat ze haar nek voor hem had uitgestoken. De doos met chocolaatjes van Dinah was geplet toen ze op de jongens had ingebeukt. Een kleverige roze vulling sijpelde door haar tas. En haar exemplaar van Romeo en Julia had nu een grote scheur in de kaft.

Ze begon naar Elijah toe te fietsen. Het was een lange weg, die soms behoorlijk steil werd. Het enige dat Kate hoefde te doen was naar voren leunen en de zwaartekracht zijn werk laten doen. Ze was doorgaans een langzame, voorzichtige fietser, niet echt een sensatiezoeker, en het voelde goed om de wind door haar haren te voelen terwijl ze van de heuvel raasde.

“Hey!” schreeuwde ze toen ze dacht dat Elijah binnen hoorbereik was.

Hij draaide zich om en keek haar verward aan. Op het moment dat hun ogen elkaar ontmoetten, werd Kate wederom overspoeld door een vreemd gevoel. Er was een intensiteit in Elijahs ogen, een spookachtige uitdrukking. Als de ogen inderdaad de poorten naar de ziel waren, dan was Elijahs ziel ouder dan ze zich kon indenken.

Verbijsterd door de gevoelens die door haar lichaam joegen kneep Kate in haar handremmen. Maar ze ging sneller dan normaal, haar fiets was oud, de remmen waren een beetje versleten, en deden het niet zo goed meer als ze zou willen. Ze naderde het einde van de weg met een gestoorde snelheid. En daar, besefte ze angstig, lag de snelweg.

Kate’s hart bonkte in haar keel toen het tot haar doordrong dat ze met geen mogelijkheid op tijd zou kunnen stoppen. Ze ging recht op de weg af.

De tijd leek tot een pijnlijk tempo te vertragen terwijl ze haar onvermijdelijke dood tegemoet vloog. Haar fiets passeerde het stopteken, haar nutteloze remmen piepten en de geur van verbrand rubber hing in de lucht. Toen vloog ze recht over de witte markeringen op de weg—recht het naderende verkeer tegemoet.

Kate ving een glimp op van een camper die op haar af kwam. Ze zag de ogen van de geschrokken bestuurder—en toen voelde ze de impact.

Kate werd tegen de camper aan geslagen. Ze voelde geen pijn, maar het oorverdovende, krakende geluid vertelde haar dat ze iets had gebroken. Waarschijnlijk alles.

De claxon van de auto begon te blèren terwijl ze van de voorruit af stuiterde, en toen weer helemaal naar beneden rolde. Haar fiets werd gelanceerd, en viel weer naar beneden. Ze rolde van de bumper van de camper af en smakte tegen de grond.

Zwarte sterren dansten voor haar ogen. Haar fiets kwam naast haar op de grond terecht en verbrijzelde door de impact met het harde asfalt. Kate werd zich bewust van een verdoofde sensatie, van de metaalachtige geur van bloed. Maar de pijn kwam niet. Ze wist dat het slecht was. Slecht dat ze niet bewoog. Slecht dat ze helemaal niets voelde.

Kate’s hoofd viel opzij en ze zag de schittering van de oceaan in de verte. Alsof ze aan het einde van een lange tunnel lag, hoorde Kate het geluid van remmende auto’s, van autodeuren die werden dichtgeslagen, van schreeuwde mensen. Ze rook benzine en rubber en metaal, en iets dat brandde.

Toen, door alle chaos, zag ze Elijahs gezicht ineens voor zich. Ze voelde hoe ze door hem werd opgetild. Hij zei iets, maar ze kon zijn woorden niet plaatsen. Zijn blik was intens, paniekerig.

En vlak voordat haar wereld zwart werd, dacht ze dat ze scherpe hoektanden uit zijn mond zag steken. Ze kon niet bewegen, ze kon niet eens schreeuwen. Maar ze voelde iets dat scherp, heet en nat was in haar nek, ze wist het zeker.

Toen werd alles zwart.

Voor Zonsopkomst

Подняться наверх