Читать книгу Voor Zonsopkomst - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 15

HOOFDSTUK VIJF

Оглавление

Het eerste waar Kate zich van bewust werd was een elektronisch bliepgeluid. Ze had niet veel nagedacht over doodgaan, maar ze was er behoorlijk zeker van dat het zo klonk. Het geluid werd spoedig vergezeld door een ander geluid; een gepiep. En toen werd ze zich ineens bewust van het gevoel dat ze naar voren werd gereden.

Wielen, dacht ze. Ik lig op een brancard.

Toen kwam er een vreemde, overdreven schone geur, als bleek en reinigingsmiddel.

Ik ben in een ziekenhuis, dacht ze.

Dus niet dood, drong het tot haar door. In elk geval nog niet.

Kate voelde iets in haar keel, en iets anders dat in haar arm prikte. Niet pijnlijk, maar irritant. Ze probeerde een hand op te tillen maar er gebeurde niets. Ze hoorde vreemde geluiden van boven zich komen, als mensen die door water heen praatten. Terwijl de seconden voorbij gleden werden de verstoringen minder geprononceerd, en begon ze stemmen en woorden te onderscheiden.

“Het is een wonder,” zei iemand. Het was een stem die ze niet herkende.

“Ik heb nog nooit iemand met dit soort verwondingen terug zien komen,” zei een andere stem.

“We gaan kijken of we toestemming van de ouders kunnen krijgen om haar te testen,” ze de eerste weer. “Want ze had geen hartslag toen ze haar ophaalden, en ineens ademde ze weer. Ze hadden nog niet eens de tijd gehad om haar te defibrilleren.”

Kate vroeg zich af hoeveel tijd er was verstreken sinds de camper haar had geraakt. Was ze net pas in het ziekenhuis aangekomen of had ze jaren in een coma doorgebracht? Die laatste gedachte bracht haar in paniek. Wat als ze bewusteloos was geraakt op haar zeventiende verjaardag en pas op haar dertigste was ontwaakt? Of veertigste? Of tachtigste!

Ze werd steeds onrustiger bij de gedachte dat ze geconfronteerd zou worden met Amy, Dinah en Nicole, die allemaal getrouwd zouden zijn en kinderen zouden hebben. Ze wist dat ze geluk had dat ze nog leefde, maar de gedachte dat iedereen zonder haar was verder gegaan was beangstigend.

Op de één of andere manier, alsof ze werd gevoed door haar intense emoties, slaagde ze erin om haar oogleden open te krijgen.

“Ze wordt wakker,” zei iemand.

“Dat is onmogelijk. Ze is in een geïnduceerde coma.”

“Ik zeg het je!” hield de eerste vol. “Ze deed net verdomme haar ogen open.”

Kate kon aan de toon van hun stemmen horen dat er iets niet klopte. De snelheid waarmee ze was geraakt, de hoek waarmee ze op de grond was gevallen, de manier waarop haar hoofd met het asfalt in aanraking was gekomen—ze had absoluut dood moeten zijn.

Terwijl ze naar hun stemmen luisterde, wist ze dat ze op de één of andere manier alle logica tartte door nog steeds in leven te zijn, en dat zorgde er voor dat ze nog meer in paniek raakte. Ze knipperde met haar ogen en kon zich langzaam aan beter op haar omgeving concentreren. Er gleden witte plafondplaten boven haar langs, en aan weerszijden van haar waren dokters en paramedici die er allemaal even verward uitzagen.

Ze probeerde te vragen wat er met haar gebeurde maar ze kon haar tong niet goed bewegen. Er zat iets in haar mond.

Ze strekte een arm uit om één van de dokters aan zijn jas te trekken. Toen ze bewoog, zag ze de lijn uit haar pols komen. Het was een soort naald, een infuus of IV. De aanblik maakte haar misselijk—ze had nooit van naalden gehouden. Er zat opgedroogd bloed op haar arm.

Op dat moment besefte Kate dat het kort na het ongeluk was. Anders zou er geen bloed op haar zitten, en zouden er ook geen paramedici zijn. Dan zouden ze haar niet zo snel door een gang rollen. Als ze jarenlang in een coma zou hebben gelegen zou ze ergens op een verlaten afdeling hebben gelegen, door iedereen vergeten, waarschijnlijk bedekt met stof en spinnenwebben.

De wetenschap dat er geen significante tijd was verstreken kalmeerde haar iets, maar ze was nog altijd verontrust door de dokters en de uitdrukkingen op hun gezichten.

Uiteindelijk slaagde ze erin om één van de dokters bij zijn mouw te pakken. Hij keek neer naar waar haar hand hem vastgreep en de stof zich kreukte. Zijn gezicht werd bleek, alsof hij naar een spook keek. Hij keek op naar de ambulancebroeder.

“Ik dacht dat je zei dat haar botten verbrijzeld waren.”

De ambulancebroeder keek ook naar haar hand.

“Dat waren ze ook,” zei hij.

Hij hield abrupt halt, alsof hij zo verbijsterd was dat hij geen stap meer kon verzetten. Ze lieten hem achter en hij verdween uit het zicht.

Uiteindelijk voelde Kate dat de brancard een bocht omging, en ze kwamen tot een stop. De dokters waren druk bezig en sloten haar aan op allerlei machines die elk hun eigen piepgeluid maakten. Er werd in haar geprikt en gepord. Maar met elke minuut die verstreek leek ze weer een ander vermogen terug te krijgen, of controle over een ander lichaamsdeel.

Ze probeerde te praten maar dat ding in haar keel zat in de weg. Dus reikte ze omhoog. Ze voelde een soort plastic kapje om haar mond.

“Hey, hey, hey,” zei één van de dokters, die haar hand probeerde weg te halen. “Dat helpt je met ademhalen. Laat het zitten.”

Ze deed wat haar gezegd werd.

“Laten we haar propofol verhogen,” zei één van de dokters tegen een ander. “Er is nog altijd een kans op zwelling van de hersenen. Een coma biedt haar de meeste kans om de schade te reduceren.”

“Ze heeft de maximale dosis gehad,” zei de tweede.

“Nou, dan is er een fout gemaakt,” stelde de eerste. “Die paramedicus leek er niet helemaal bij met zijn hoofd. Heeft waarschijnlijk iets verkeerds opgeschreven. Dat meisje kan echt niet de maximale dosis gehad hebben.”

“Oké, prima, als jij het zegt.”

Kate voelde een tintelend gevoel op de plek waar het infuus in haar pols werd gedaan. Er kroop een vreemd gevoel door haar lichaam, als het soort vermoeidheid dat je voelde tijdens een saaie film. Het voelde zeker niet alsof ze onder narcose werd gebracht.

De dokters keken elkaar aan.

“Er moet iets mis zijn met de voorraad,” zei de eerste. “Oh God, zoek het uit, wil je? Het laatste dat we nu kunnen gebruiken is een rechtszaak.”

Eén van de dokters verdween en liet de andere twee achter.

Eén van hen leunde naar voren. Hij scheen met een lampje in haar pupillen.

“Heb je drugs gebruikt?” vroeg hij.

Ze schudde haar hoofd.

Hij zag er niet uit alsof hij haar geloofde.

“Want als je iets hebt gebruikt dat wellicht met de propofol interfereert dan moeten we dat weten. Geen amfetaminen?”

Kate schudde haar hoofd weer. Ze wilde de slang wanhopig graag uit haar keel hebben zodat ze met hen kon praten.

De dokters keken elkaar weer aan, en wisten niet wat ze moesten doen. Op dat moment liep er iemand anders naar het bed. Het was een vrouw in een pak.

“We hebben het meisje geïdentificeerd,” zei ze. “Er zat een identiteitskaart in haar rugtas. Kate Roswell van San Marcos Senior High School. De directeur zoekt de telefoonnummers van haar ouders voor me op.”

De dokters knikten.

“Je had het haar net zo goed zelf kunnen vragen,” zei één van hen. Hij gebaarde naar Kate, die klaarwakker en geduldig knipperend in bed lag.

De vrouw wankelde.

“Er is me verteld dat ze in een coma is gebracht.”

“Dat was ze ook,” zei de andere dokter.

Ze gaapten haar aan, en leken compleet verbijsterd.

“Kunt u ons even excuseren?”

De dokters liepen verdwaasd samen weg.

De vrouw wendde zich tot Kate.

“Kate, kun je me horen?” zei ze.

Kate knikte.

“En je bent Kate Roswell, klopt dat?”

Kate knikte weer.

“Mijn naam is Brenda Masters, ik ben maatschappelijk werkster hier in het ziekenhuis. Heeft iemand je vertelt wat er is gebeurd?”

Kate schudde haar hoofd. Maar niemand hoefde het haar te vertellen. Ze herinnerde zich alles. De camper die tegen haar lichaam aan sloeg en haar botten verbrijzelde. De duisternis die haar overviel terwijl ze de dood voelde naderen. En Elijah. Elijah met zijn ontblootte hoektanden, die hij in haar nek zette.

“Typisch dokters,” zei de vrouw. “Het komt nooit bij ze op om met de patiënten te praten.” Brenda ging in de stoel naast Kate zitten. “Je bent aangereden door een camper. Je ligt in het Santa Barbera Cottage Hospital. Ik zal met jou en je ouders werken terwijl je hersteld. Maak je geen zorgen, ze zullen hier snel zijn.”

Brenda aaide haar arm.

Maar haar familie was wel het laatste dat Kate nu wilde. Ze zouden ongetwijfeld een manier vinden om haar de schuld te geven. Ze zouden zeggen dat ze roekeloos was omdat ze de remmen van haar fiets niet had onderhouden, of dat ze te snel van die heuvel was gereden. Ze kon zich al voorstellen hoe haar moeder tegen haar tekeer zou gaan. Of erger nog, ze zou kunnen claimen dat Kate aandacht zocht omdat Madison mocht studeren en zei geen taart kreeg op haar verhaardag. Er schoten een miljoen gedachten door haar hoofd, en de tranen sprongen in haar ogen.

Er verscheen een kleine frons op Brenda’s gezicht. “Je wil je ouders hier niet hebben?” vroeg ze.

Kate schudde haar hoofd weer, en één van haar tranen gleed over haar wang.

De vrouw leek bezorgd om die onthulling. Ze begreep waarschijnlijk niet waarom een zeventienjarig meisje dat een bijna fataal ongeluk had gehad haar familie niet om zich heen wilde. Ze had waarschijnlijk nooit iemand als de Roswells ontmoet.

“Heb je iets gedaan dat niet mocht?” zei Brenda vriendelijk. “Want als je bezorgd bent dat ze bood op je zullen zijn dan weet ik zeker dat dit niet het geval zal zijn. Ze willen gewoon weten dat je in orde bent.”

Kate schudde haar hoofd weer. Ze zouden kwaad zijn, ja, maar niet specifiek om wat ze had gedaan. Het was vanwege haar bestaan.

De tranen stroomden over haar wangen.

“We moeten je ouders informeren,” zei de vrouw. “Legaal gezien ben je nog een kind.” Toen werd haar toon zachter. “Kate, ik ga je iets heel belangrijks vragen en ik wil dat je goed nadenkt over je antwoord. Knik ja als je het eens bent met wat ik zeg en schud je hoofd als je het niet eens bent. Kate, doen je ouders je pijn?”

Kate slikte, haar keel pijnlijk van de slang. Ze wilde wanhopig graag ja knikken. Maar misbruik maakte geen deel uit van haar leven, niet op de manier die de vrouw bedoelde. Tenminste, ze dacht van niet. Maar betekende misbruik altijd slaan en schoppen, of kon het ook betekenen dat voedsel je werd onthouden, dat je zonder reden verstoten werd, dat je op je verjaardag genegeerd werd? Kate wist het niet. En hoewel ze zich er van bewust was dat een simpel knikje nu een hele reeks van gebeurtenissen in beweging zou kunnen zetten, en er misschien zelfs voor kon zorgen dat ze bij haar ouders weg werd gehaald en bij mensen zou worden geplaatst die haar niet verachtten en wel zouden willen dat ze ging studeren, ze moest altijd aan Max denken. Dat kon ze hem niet aandoen, hij was nog maar een kind.

Ze schudde haar hoofd.

De vrouw knikte, schijnbaar tevreden met het antwoord. Ze dacht waarschijnlijk dat Kate één of andere dwaze wegloper was. Dat ze erop uit was gegaan om opwinding te zoeken en zichzelf bijna te pletter had gereden, en nu een straf probeerde te ontlopen.

“Ik ga bellen,” zei de vrouw. Ze ging staan en streek haar rok glad.

Ze vertrok, en Kate besefte dat ze voor het eerst alleen was. De slang in haar keel was om absoluut gestoord van te worden. Het jeukte als een gek. En ze wilde wanhopig graag praten. Ze moest iemand vragen waar Elijah was. Ze herinnerde zich dat hij haar in zijn armen had gehouden. Waarom was hij niet met haar meegereden in de ambulance? Hij moest degene zijn die ze had gebeld.

Kate slaagde erin om rechtop te gaan zitten in haar ziekenhuisbed, en kreeg eindelijk een goed beeld van de afdeling. Er lagen nog veel andere mensen te slapen. Ze besefte dat ze allemaal in een coma waren, net zoals zij zou moeten zijn. Ze hadden haar hierheen gereden in de verwachting dat ze out zou zijn tot wat voor zwelling ze dan ook in haar hersenen mocht hebben weg zou zijn getrokken. Maar haar lichaam had de medicatie volledig afgestoten.

Ook haar botten waren geheeld. Dat was wat de dokter had gezegd. Elke bot in haar arm—ulna, radius, humerus—was verbrijzeld, en toch voelde ze helemaal geen pijn. Sterker nog, haar armen deden het prima. Ze kon haar armen voor zich bewegen en wriemelde met haar vingers. Sterker nog… ze reikte naar haar mond en vond het vreemde plastic mondkapje. Ze wurmde haar vingers eronder en begon te trekken.

De slang begon uit haar keel omhoog te komen. Het voelde ongelofelijk ongemakkelijk, maar ze bleef trekken tot het hele ding eruit was. Eindelijk kon ze zelf ademhalen. Ze gooide de slang op de grond, blij dat ze ervan af was.

Het volgende dat haar irriteerde was het infuus in haar arm. Ze trok de pleister die hem op zijn plek hield van haar arm en trok de naald eruit. Er verscheen wat bloed, en ze likte het instinctief af.

Ze voelde zich veel comfortabeler zonder al die slangen en draden, en veel beter in staat om de situatie te beoordelen. Haar lichaam voelde anders, maar niet op een slechts manier. Ze had helemaal nergens pijn. Het enige ongemak waar ze zich van bewust was nu de slang eruit was, was een knagend gevoel in haar maag. Ze had honger. Was dat gebruikelijk na een bijna-dood ervaring?

Ze raakte haar lichaam aan door de dunne papieren jurk. Alles zat waar het hoorde. Ze was een beetje geïrriteerd, wetende dat ze waarschijnlijk al haar kleding kapot hadden geknipt om te controleren op verwondingen die er niet waren. Maar… hoe kon het dat ze geen verwondingen had? Geen gebroken ribben of doorboorde longen. Geen gescheurde organen. Het was allemaal zo verwarrend.

Toen merkte ze op dat haar rugtas met haar mee de kamer in was gereden. Ze reikte naar beneden en vond haar boek van Amy, dat besmeurd was met de chocolade van Dinah. Onderin haar tas vond ze haar mobieltje. Ze had nooit een smartphone gemogen zoals Madison, dus ze had één van die goedkope maar onverwoestbare mobieltjes. Gelukkig had hij het ongeluk overleefd.

Ze greep hem en sms’te Amy eerst, in de eerste plaats omdat haar naam sneller te vinden was en in de tweede plaats omdat zij haar beste vriendin was.

Voor Zonsopkomst

Подняться наверх