Читать книгу De Koning der Zee - Percy F. Westerman - Страница 10

Gevangen aan boord van het geheimzinnige schip.

Оглавление

Door den vreeselijken schok van de aanvaring verloor Gerald het evenwicht en toen de mast over boord sloeg, bonsde hem een katrol tegen het hoofd. Tallooze witte stipjes dansten hem voor de oogen en hij tuimelde in de half ondergeloopen kombuis. Vaag herinnerde hij zich later, dat zijn vriend de armen om zijn middel sloeg, toen hij daar bijna geheel verdoofd neerstortte.

Met inspanning van al zijn krachten, was Stockton er inderdaad in geslaagd, zijn vriend op te beuren en hem in het bootje te smijten, dat naast het jacht dobberde.

Daarna sprong hij zelf in den notedop, trok zijn mes en sneed met een vlugge beweging het touw door — juist bij tijds.

Het vaartuig, dat den schok veroorzaakt had, stopte onmiddellijk en werkte achteruit. Hoog sloegen de golven op en in een warreling van schuim en luchtbellen zonk de Playmate weg naar haar laatste rustplaats.

Jack Stockton greep de riemen, die gelukkig in de boot lagen en roeide met wanhopige krachtsinspanning in de richting van de oorzaak van de ramp. Het groote vaartuig was al bijna niet meer te zien en vormde slechts een grijze vlek met wazige omtrekken in den dikken mist. Als het schip geheel uit het gezicht verdween, zou de toestand van de twee vrienden niet benijdenswaard zijn, want hun boot was klein en licht gebouwd en ze beschikten over spijs noch drank.

Aan boord van het groote schip heerschte doodsche stilte. Jack slaagde erin het meer en meer te naderen, want het lag blijkbaar zoo goed als stil en toen hij er vlak bij gekomen was, werd hem handig een touw toegeworpen. Hij maakte het aan den ring aan den boeg van zijn bootje vast en toen werd er in alle stilte nog een kabel neergelaten.

Handig sloeg Jack dezen om het lichaam van zijn vriend en maakte het touw onder diens armen vast en als een zak koopwaar werd Gerald omhoog geheschen. Hij kwam even tot zich zelf, maar toen hij op het dek lag uitgestrekt, verloor hij weer geheel het bewustzijn.

Toen hij bij kennis kwam en de oogen opende, bevond hij zich in de bovenste van twee bedsteden in een kleine, maar goed ingerichte hut.

"Wat drommel, waar ben ik?" bromde hij slaperig.

Hij ging overeind zitten en toen kwam hij tot de ontdekking, dat de pyjama, die hij aanhad, niet tot zijn eigen garde-robe behoorde. Zijn hoofd deed pijn en toen hij de pijnlijke plaats betastte, voelde hij een reep pleister.

Toen schoot hem ineens te binnen, wat er gebeurd was en angstig drong zich de vraag aan hem op: "Waar is Jack?"

Met moeite boog hij zich buiten zijn kooi, zoodat hij in de andere kon kijken, maar de onderste slaapplaats was ledig.

Vermoeid door de inspanning ging hij weer rustig liggen en probeerde zijn gedachten te verzamelen en zich te herinneren, hoe en waar hij zijn vriend voor 't laatst gezien had.

Spoedig echter werd zijn aandacht van die overdenkingen afgeleid. Midden boven de bedstede bevond zich een luchtkoker, waarin een luchtstroom floot als een wervelwind en van de plaats, waar hij lag, kon hij opmerken, dat de scheepswand beschermd werd door een pantserplaat van minstens 7 c.M. dikte. Hij moest zich dus aan boord bevinden van een zwaarbewapend oorlogsschip en dan nog was die pantsering, zoo hoog boven op waterlijn, niet te verklaren.

De nieuwsgierigheid van den luitenant was opgewekt en hij probeerde nu, door het kleine, ronde venster te kijken en hij slaagde daarin ook werkelijk. Hij zette groote oogen op. De mist was geheel opgetrokken, en de zon schitterde van een wolkloozen hemel op het blauwe water. Maar die geheele verandering van het weer hield zijn aandacht niet lang gespannen, want met de grootste verbazing merkte hij op, hoe het water zich schijnbaar zeer snel bewoog.

Voor zoover Tregarthen er over oordeelen kon met zijn gebrekkige waarneming, moest het vaartuig de golven klieven met een verbazingwekkende snelheid. Het moest wel een kruiser zijn van het grootste type en hij schatte de snelheid niet beneden de vijfenveertig knoopen. De Calder, die veel lichter van bouw was, kon die snelheid niet bereiken en kwam niet hooger dan achtendertig. En bij het vreemde van die buitengewone snelheid kwam het ontbreken van alle trilling en geluid. Niets werd vernomen dan het geruisch van den wind, veroorzaakt door de vaart van het schip zelf; het gerucht van de machines, waardoor het schip zich in den mist had aangekondigd, had ook geheel opgehouden.

Verder deed Tregarthen nog een ontdekking. Te oordeelen naar den stand van de zon, bewoog zich het geheimzinnige vaartuig in zuidwestelijke richting. Hij werd dus met een fabelachtige snelheid weggevoerd van de kusten van zijn vaderland — maar waarheen?

Toen besloot Gerald de hut eens aandachtig te onderzoeken, maar daar was niets, wat eenige aanduiding kon geven van de nationaliteit of den aard van het vaartuig, dat hem had opgenomen. Hij dacht wel, dat hij zich aan boord van een Engelsch schip bevond, want vóór de aanvaring had men immers in 't Engelsch geroepen, maar zekerheid gaf dat nog niet. Hij had menigmaal gehoord, hoe Duitsche en Hollandsche officieren hun orders gaven aan een loods in volmaakt zuiver Engelsch, wanneer ze zich in de Britsche wateren bevonden.

De inrichting van de hut was zeer eenvoudig. Er stond een waschtafel en aan de zoldering hing een badkuip. Verder bestond het meubilair uit een kleine latafel, twee rieten stoelen en een spiegel. Op één van de stoelen hingen zijn kleeren, die heelemaal droog waren.

Gerald besloot nu een poging te doen om op te staan en met veel inspanning slaagde hij daarin. Hij kleedde zich aan en scharrelde naar de deur, die hij open duwde.

Tot zijn groote verbazing zag hij een schildwacht voor zich staan, een stevig gebouwd zeeman, gestoken in een uniform, die veel op de Britsche geleek. Het blauw van zijn baatje was alleen wat donkerder en de witte uitmonstering van de Koninklijke Marine was door een zwarte vervangen. Er stond geen naam op den rand van zijn muts, maar op zijn rechtermouw had hij een onderscheidingsteeken, dat een blad voorstelde. Om zijn middel droeg hij een zwart lederen koppel, waaraan geen bajonet maar een hartsvanger hing. Het geweer, dat hij aan den bandelier over zijn schouder droeg, geleek veel op het laatste model Lee-Enfield, waarvan het echter in enkele kleinigheden afweek.

Tregarthen had dit alles met één oogopslag waargenomen. Hij wilde naar buiten stappen, maar de schildwacht maakte hem met een krachtig gebaar duidelijk, dat dit ten strengste verboden was. Er zat voor hem niets anders op dan dit stomme voorschrift op te volgen. Hij stapte daarom weer naar binnen en onmiddellijk daarop hoorde hij een sleutel in het slot omdraaien. Hij was een gevangen man.

Gerald begreep er niets van en zijn verbazing was zóó groot, dat hij onmogelijk kalm kon nadenken. Allerlei verwarde gedachten verdrongen zich in zijn hoofd: eerst het treurige ongeval met het jacht, dan het geheimzinnige van het vaartuig, dat hem had opgenomen, het nog niet opgeloste vraagstuk van het verdwijnen van zijn vriend en ten slotte het schandelijke gedrag van zijn redders, om hem als een gevangene te behandelen. — Op eens gevoelde hij een onweerstaanbare behoefte om te rooken. Hij zocht in zijn zak naar zijn pijp, maar hij herinnerde zich, dat hij die verloren had in de kajuit van de Playmate en toen wilde hij zijn toevlucht nemen tot zijn cigarettenkoker, in de hoop, dat de inhoud niet van het zeewater zou geleden hebben. De koker was droog en geheel gevuld, maar met een andere soort dan hij gewoon was te gebruiken: zijn onvriendelijke gastheer had het hem toch wat prettig willen maken.

Uit verveling ging hij nu eens onderzoeken, wat er in de latafel te vinden was, maar dat gaf niet veel afleiding, want ze was leeg, alleen stond er in de bovenste lade een doos met een borstel, een kam en scheerbenoodigdheden, alles fonkelnieuw.

Terwijl hij bezig was met het bekijken van die zaken, werd de deur van de hut opengesloten en na een inleidend tikje trad een man binnen, die in zijn eenvoudige, nette uniform een prettigen indruk maakte. De bezoeker was niet groot en had een vriendelijken oogopslag, die vertrouwen wekte.

"Goedenmiddag, Mr. Tregarthen," zei hij. "Ik hoop, dat ge u wat beter gevoelt? Mijn naam is White en ik ben eerste officier van gezondheid aan boord."

"Dank u, Sir, ik gevoel me redelijk wel. Maar mag ik u eens vragen, op welk schip ik me bevind en waarom men mij hier achter slot en grendel heeft gezet?"

"Het spijt mij, dat ik u op dat punt geen inlichtingen geven kan. Ge zult daarop moeten wachten, totdat ge den kapitein te spreken krijgt."

"Maar mijn vriend — is die gered?"

"Ja, die is in veiligheid."

"En." —

"Geen vragen meer, als 't u blieft, Mr. Tregarthen," zoo viel hem de dokter in de rede, zóó beslist, dat het duidelijk was, dat alle pogingen om iets te weten te komen, nutteloos zouden zijn.

"In afwachting van een uitnoodiging van kapitein Brookes, om bij hem te komen, zou ik u aanraden, wat te eten. Het doet mij genoegen te zien, dat het ongeval geen ernstige gevolgen voor u heeft gehad."

Met deze woorden verliet de dokter de hut en nu trad een hofmeester binnen, die een smakelijk maal opdiende. Spraakzaam was de man niet: hij zei geen woord meer dan noodig was en ging zoo spoedig mogelijk weer heen.

Toen werd de deur weer op slot gedraaid.

Toen Tregarthen met zijn gedachten alleen was, kwam hij tot het besluit, dat hij nog niet veel wijzer was geworden. Alleen wist hij nu, dat Jack Stockton ook gered was en zich aan boord bevond, zeker als gevangene, net als hij zelf. En verder had hij de zekerheid, dat de bemanning Engelsch sprak, maar of het schip Britsch of Amerikaansch was, kon hij niet uitmaken.

Eindelijk zakte de zon weg achter den horizon, als een roode bol, die goud sprankelde in een blauwen nevel.

Gerald keek op zijn horloge. Het was een uitstekend uurwerk en de kast sloot zóó goed, dat er heel geen water in gedrongen was. De wijzers stonden op kwart voor zevenen.

Dat was alweer een vreemd geval. Hij wist zeker, dat thuis de zon moest ondergaan om kwart over zevenen en het schip voer, voor zoover hij kon nagaan, in zuid-westelijke richting. Hoe was dan dat verschil in tijd te verklaren?

Zou zijn horloge dan misschien toch in de war zijn?

In spanning wachtte hij en luisterde scherp, of hij de scheepsbel ook hoorde. Precies om zeven uur — het tweede uur van de tweede hondewacht — klonk het doffe geluid van de bel — ting, ting — ting! Zijn horloge ging dus goed en daar het schip niet naar het oosten voer, was het eenig mogelijke, dat de snelheid zoo ongelooflijk groot was, dat ze zich nu reeds op de breedte bevonden van de Golf van Biscaye.

't Werd donker in de hut, maar eensklaps gloeiden helder een paar electrische lampjes.

Gerald voelde grooten zin om te gaan slapen. Hij was vermoeid en den vorigen nacht had hij weinig rust genoten, daarenboven had hij niets om den tijd te verdrijven. Hij besloot dus naar kooi te gaan en was net begonnen zich te ontkleeden, toen weer de sleutel in het slot knarste en een jonge man binnentrad.

"De kapitein wil u spreken, Sir," zei hij, terwijl hij in onberispelijke houding het militair saluut bracht.


De Koning der Zee

Подняться наверх